HOOFDSTUK 32 VERSTERKING VAN DE ROL VAN BOEREN
PROGRAMMATERREIN
Uitgangspunten
32.1.Landbouw neemt een derde van het landoppervlak van de aarde in beslag en is de centrale activiteit van een groot deel van de wereldbevolking. Rurale activiteiten vinden plaats in nauw contact met de natuur, waarbij deze laatste extra waarde krijgt door de produktie van vernieuwbare hulpbronnen, terwijl ze tegelijkertijd kwetsbaar wordt voor overmatige exploitatie en onjuist beheer.
32.2.Plattelandsgezinnen, inheemse volkeren en hun gemeenschappen, en kleine boeren, waarvan een aanzienlijk aantal vrouw is, zijn altijd al de rentmeesters van een groot deel van de hulpbronnen van de wereld geweest. Boeren moeten hun fysieke omgeving in stand houden, aangezien ze ervan afhankelijk zijn voor hun levensonderhoud. Gedurende de afgelopen 20 jaar is er een indrukwekkende toename van de totale agrarische produktie geweest. In bepaalde gebieden is deze toename echter overvleugeld door bevolkingsgroei, internationale schuld of prijsdaling van de produkten. Bovendien hebben de natuurlijke hulpbronnen waarop de landbouwactiviteiten gebaseerd zijn, een passende zorg nodig en is er sprake van een groeiende bezorgdheid over de duurzaamheid van agrarische produktiesystemen.
32.3.Een benadering waarbij de boer centraal staat, is de sleutel tot het verkrijgen van duurzaamheid in zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden, en veel programmaterreinen van Agenda 21 concentreren zich op deze doelstelling. Een aanzienlijk deel van de plattelandsbevolking in ontwikkelingslanden is hoofdzakelijk afhankelijk van kleinschalige, op het levensonderhoud gerichte landbouw die gebaseerd is op gezins-arbeid. Deze mensen hebben echter beperkte toegang tot natuurlijke hulpbronnen, technologie, alternatieve middelen van bestaan en produktiemiddelen. Als gevolg daarvan zijn ze betrokken bij de overmatige exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van marginaal bouwland.
32.4.Op duurzame ontwikkeling van mensen in marginale en kwetsbare ecosystemen wordt ook de aandacht gevestigd in Agenda 21. De sleutel tot een succesvolle implementatie van deze programma's is gelegen in de motivatie en houding van individuele boeren en in een overheidsbeleid dat de boeren stimulansen zou geven om hun natuurlijke hulpbronnen doelmatig en op een duurzame manier te beheren. Boeren, in het bijzonder vrouwen, hebben te kampen met een hoge graad van economische, juridische en institutionele onzekerheden wanneer zijin hun land en andere hulpbronnen investeren. De decentralisatie van besluitvorming naar plaatselijke organisaties en organisaties van de gemeenschap is de sleutel tot het veranderen van het gedrag van mensen en tot het implementeren van duurzame landbouwstrategieën. Het onderhavige programmaterrein behandelt activiteiten die een bijdrage kunnen leveren aan dit doel.
Doelstellingen
32.5.De volgende doelstellingen worden voorgesteld:
(a)Het aanmoedigen van een gedecentraliseerd besluitvormingsproces door de vorming en versterking van lokale en dorpsorganisaties die op han beurt bevoegdheden en verantwoordelijkheden kunnen delegeren aan de voornaamste gebruikers van natuurlijke hulpbronnen;
(b)Het ondersteunen en versterken van de handelingsbekwaamheid van vrouwen en kwetsbare groepen met betrekking tot toegang tot en gebruik van en beschikkingsrechten over bouwland;
(c)Het bevorderen en aanmoedigen van duurzame landbouwpraktijken en -technologieën;
(d)Het invoeren of versterken van beleid dat onafhankelijkheid in lage-investerings- en lage-energietechnologieën stimuleert, met inbegrip van traditionele inheemse praktijken en prijsmechanismen waarin milieukosten verwerken worden;
(e)Het ontwikkelen van een beleidskader dat stimulansen en motivatie verschaft aan boeren voor duurzame en doelmatige landbouwpraktijken;
(f)Het uitbreiden van de participatie van boeren - mannen zowel als vrouwen - in het ontwerpen en implementeren van beleid dat gericht is op deze doeleinden, via de hen vertegenwoordigende organisaties.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
32.6.Regeringen dienen:
(a)De implementatie te garanderen van programma's inzake duurzame middelen van bestaan, ontwikkeling van landbouw en platteland, beheer van kwetsbare ecosystemen, watergebruik in de landbouw en geïntegreerd beheer van natuurlijke hulpbronnen;
(b)Prijsmechanismen, handelsbeleid, fiscale prikkels en andere beleidsinstrumenten te bevorderen die een positieve invloed hebben op beslissingen van de boer inzake een doelmatig en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en ten volle rekening te houden met de invloed van deze beslissingen op de voedselzekerheid van gezinnen, de inkomens van boeren, werkgelegenheid en milieu;
(c)Boeren en de hen vertegenwoordigende organisaties te betrekken in de formulering van beleid;
(d)De toegang van vrouwen tot beschikkingsrechten over en gebruik van bouwland, alsook hun recht op land en toegang tot krediet, technologie, grondstoffen en scholing te beschermen, te erkennen en te formaliseren;
(e)De vorming van organisaties van boeren te ondersteunen door passende juridische en sociale voorwaarden te scheppen.
32.7.Ondersteuning van de organisaties van boeren kan als volgt geregeld worden:
(a)Nationale en internationale onderzoekscentra dienen samen te werken met organisaties van boeren bij het ontwikkelen van plaatsgebonden milieuvriendelijke landbouwtechnieken;
(b)Regeringen, multilaterale en bilaterale ontwikkelingsinstanties en niet-gouvernementele organisaties dienen samen te werken met organisaties van boeren bij het formuleren van agrarische ontwikkelingsprojecten voor specifieke agro-ecologische zones.
(b) Gegevens en informatie
32.8.Van regeringen en organisaties van boeren wordt verwacht dat zij:
(a)Mechanismen opzetten om plaatselijke kennis, werkmethoden en projectervaringen te documenteren, te integreren en te verspreiden, opdat ze gebruik kunnen maken van de lessen uit het verleden bij de formulering en implementatievan beleid ten aanzien van bevolkingsgroepen die zich bezighouden met landbouw, bosbouw en visserij;
(b)Netwerken creëren voor de uitwisseling van ervaringen met betrekking tot landbouw, ten behoeve van het behoud van bouwland, waterreserves en bosarealen, alsmede van minimalisering van het gebruik van chemicaliën en vermindering en hergebruik van agrarisch afval;
(c)Proefprojecten en aanvullende diensten ontwikkelen die ernaar streven in te spelen op de behoeften en kennis van boerinnen.
(c) Internationale en regionale samenwerking
32.9.De FAO (Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties), de IFAD, de WFP, de Wereldbank, de regionale ontwikkelingsbanken en andere internationale organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het platteland, dienen boeren en hun vertegenwoordigers te betrekken bij hun beraadslagingen, voor zover van toepassing.
32.10.Vertegenwoordigende organisaties van boeren dienen programma's te creëren voor de ontwikkeling en ondersteuning van organisaties van boeren, in het bijzonder in ontwikkelingslanden.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
32.11.De financiering die nodig is voor dit programmaterrein is begroot in hoofdstuk 14, getiteld "Bevordering van duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling", in het bijzonder in het programmaterrein getiteld "Het waarborgen van participatie door de bevolking en het bevorderen van de ontwikkeling van het menselijk potentieel ten behoeve van de duurzame landbouw". De kosten die vermeld zijn in de hoofdstukken 3, 12 en 13 inzake het bestrijden van armoede, het bestrijden van woestijnvorming en droogte, en duurzame ontwikkeling van berggebieden, zijn tevens relevant voor dit programmaterrein.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
32.12.Van de regeringen en de in aanmerking komende internationale organisaties wordt verwacht dat zij, in samenwerking met nationale onderzoeksorganisaties en niet-gouvernementele organisaties, waar van toepassing:
(a)Milieuverantwoorde landbouwtechnologieën ontwikkelen ten behoeve van vergroting van opbrengsten, instandhouding van de kwaliteit van bouwland, hergebruik van voedingsstoffen, besparing van water en energie en bestrijding van plagen en onkruid.
(b)Onderzoek naar intensieve en extensieve landbouw organiseren om de produktiviteit en duurzaamheid hiervan te vergelijken. Het onderzoek dient bij voorkeur te worden uitgevoerd onder verschillende milieu- en sociologische omstandigheden;
(c)Onderzoek te ondersteunen naar mechanisering ten behoeve van optimalisering van menselijke arbeid, van de werkkracht van dieren en van handbediende en door dieren getrokken werktuigen die eenvoudig bediend en onderhouden kunnen worden. Bij de ontwikkeling van landbouwtechnologieën dient rekening gehouden te worden met de voor de boeren beschikbare hulpbronnen en de rol van dieren in agrarische huishoudens en ecologie.
(c) Vorming
32.13.Regeringen dienen, met steun van multilaterale en bilaterale ontwikkelinginstellingen en wetenschappelijke organisaties, onderwijsprogramma's voor landbouwuniversiteiten en andere scholingsinstituten samen te stellen waarin ecologie geïntegreerd wordt in de landbouwwetenschappen. Interdisciplinaire programma's inzake landbouwecologie zijn van wezenlijk belang voor de opleiding van een nieuwe generatie landbouwwetenschappers en landbouwvoorlichters.
(d) Vergroting van capaciteit
32.14.Van de regeringen wordt verwacht dat zij, met inachtneming van de voor ieder land specifieke situatie:
(a)De institutionele en juridische mechanismen creëren om een doeltreffende regeling voor beschikkingsrechten voor boeren te garanderen. De afwezigheid van wetgeving die de rechten met betrekking tot land aangeeft, is een obstakel geweest voor het ondernemen van actie tegen de achteruitgang van bouwland in veel landbouwgemeenschappen in ontwikkelingslanden;
(b)Instellingen op het platteland versterken die de duurzaamheid kunnen vergroten door middel van plaatselijk beheerde kredietsystemen en technische bijstand, faciliteiten voor de plaatselijke produktie en distributie van grondstoffen, geschikte uitrusting en kleinschalige verwerkingseenheden, en marketing- en distributiesystemen;
(c)Mechanismen creëren om de toegang van boeren, in het bijzonder van vrouwen en boeren uit inheemse bevolkingsgroepen, tot agrarische opleidingen, krediet en het gebruik van verbeterde technieken te vergroten om de voedselzekerheid te verzekeren.