HOOFDSTUK 14 BEVORDERING VAN DUURZAME LANDBOUW EN PLATTELANDSONTWIKKELING
INLEIDING
14.1.Tegen het jaar 2025 zal 83 % van de wereldbevolking, waarvan verwacht wordt dat die dan 8,5 miljard mensen zal tellen, in ontwikkelingslanden leven. Maar het blijft onzeker of de beschikbare hulpbronnen en technologieën zullen kunnen voldoen aan de vraag van deze groeiende bevolking naar voedsel en andere agrarische produkten. De landbouw moet deze uitdaging aannemen, voornamelijk door de produktie te verhogen op gronden die reeds in gebruik zijn en door te vermijden dat grond die maar in zeer beperkte mate voor de landbouw geschikt is in gebruik wordt genomen.
14.2.In het landbouw- en milieubeleid en in het macro-economisch beleid zijn belangrijke aanpassingen vereist, zowel op nationaal als op internationaal niveau, in ontwikkelde landen èn in ontwikkelingslanden, teneinde voorwaarden te scheppen voor duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling (Sustainable Agriculture and Rural Development SARD). De belangrijkste doelstelling van SARD is het verhogen, op een duurzame manier, van de voedselproduktie, en het veilig stellen van de voedselvoorziening. Daarvoor zijn nodig: initiatieven op het gebied van educatie, toepassing van economische stimuleringsmaatregelen en ontwikkeling van geschikte en nieuwe technologieën om op die manier te zorgen voor een stabiel aanbod van voedsel met voldoende voedingswaarde, voor de toegang tot dat aanbod voor kwetsbare groeperingen en voor een marktgerichte produktie; het genereren van werkgelegenheid en inkomen om armoede te bestrijden; en beheer over natuurlijke hulpbronnen en bescherming van het milieu.
14.3.Het in stand houden en verbeteren van de capaciteit van goede landbouwgronden om een groeiende bevolking te kunnen voeden moet de hoogste prioriteit krijgen. Het is echter ook noodzakelijk de natuurlijke hulpbronnen op gronden met een lager landbouwkundig potentieel in stand te houden en te herstellen om een duurzame verhouding tussen het aantal mensen en de oppervlakte aan land te kunnen handhaven. De voornaamste instrumenten van SARD zijn beleid en agrarische hervorming, participatie door de bevolking, diversificatie van inkomen, maatregelen voor behoud van land en beter beheer van grondstoffen. Het succes van SARD zal voor een groot deel afhangen van de ondersteuning door en participatie van de plattelandsbevolking, nationale regeringen en de particuliere sector, en van internationale samenwerking, met inbegrip van technische en wetenschappelijke samenwerking.
14.4.In dit hoofdstuk komen de volgende programmaterreinen ter sprake:
(a)Heroverweging van landbouwbeleid, planning en het ontwerpen van geïntegreerde programma's, in het licht van het multifunctionele karakter vande landbouw en met bijzondere aandacht voor het veilig stellen van de voedselvoorziening en voor duurzame ontwikkeling;
(b)Het waarborgen van participatie door de bevolking en het bevorderen van de ontwikkeling van het menselijk potentieel ten behoeve van de duurzame landbouw;
(c)Verbetering van de produktiviteit op het boerenbedrijf en van landbouwsystemen door middel van diversificatie van de werkgelegenheid op en buiten het boerenbedrijf en door middel van ontwikkeling van de infrastructuur;
(d)Informatie op het gebied van planning van de met het land samenhangende hulpbronnen, alsmede educatie op het gebied van landbouw;
(e)Behoud en herstel van land;
(f)Water voor duurzame produktie van voedsel en voor duurzame ontwikkeling op het platteland;
(g)Behoud en duurzaam gebruik van erfelijk materiaal van planten voor de voedselvoorziening en duurzame landbouw;
(h)Behoud en duurzaam gebruik van erfelijk materiaal van dieren ten behoeve van duurzame landbouw;
(i)Geïntegreerde beheersing en bestrijding van plagen in de landbouw;
(j)Duurzame bemesting van planten om de voedselproduktie te verhogen;
(k)Aanpassing van de energievoorziening op het platteland ter verhoging van de voedselproduktie;
(l)Evaluatie van de effecten op planten en dieren van ultraviolette straling tengevolge van de aantasting van de ozonlaag in de stratosfeer.
PROGRAMMATERREINEN
A.Heroverweging van landbouwbeleid, planning en het ontwerpen van geïntegreerde programma's, bezien in het licht van het multi-functionele karakter van de landbouw en met bijzondere aandacht voor het veilig stellen van de voedselvoorziening en voor duurzame ontwikkeling
Uitgangspunten
14.5.Het is nodig om overwegingen van duurzame ontwikkeling in samenhang te brengen met het maken van analyses en plannen voor landbouwbeleid in alle landen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden. De aanbevelingen die worden gedaan, dienen rechtstreeks bij te dragen tot de ontwikkeling van realistische en operationele plannen en programma's voor de middellange en lange termijn, om zodoende een bijdrage te leveren aan concrete acties. Deze dienen gevolgd te worden door ondersteuning van en toezicht op de implementatie.
14.6.Een samenhangende nationale beleidsstructuur voor SARD is op veel plaatsen afwezig, niet alleen in de ontwikkelingslanden. Met name de economieën die verkeren in de overgangsfase van planeconomie naar marktgeoriënteerde economie hebben behoefte aan zo'n structuur om milieuoverwegingen te integreren in economische activiteiten, met inbegrip van de landbouw. Alle landen moeten allesomvattende evaluaties opstellen van de effecten die een dergelijk beleid zal hebben op de verrichtingen van de landbouw- en voedingssector, op een veilige voedselvoorziening, op het welzijn op het platteland en op internationale handelsrelaties, teneinde geschikte maatregelen te kunnen vaststellen voor de invoering van zo'n beleid. Het belangrijkste streven bij het veilig stellen van de voedselvoorziening is in dit geval het op duurzame wijze tot stand brengen van een aanzienlijke toename van de landbouwproduktie en het tot stand brengen van een aanmerkelijke verbetering in de voorziening van mensen met geschikt voedsel en een voedselvoorziening die past bij hun cultuur.
14.7.Om te komen tot goede beleidsbeslissingen in verband met internationale handel en internationale kapitaalstromen is het ook noodzakelijk om iets te doen aan: (a) het ontoereikend besef van de milieukosten die sectoraal en macro-economisch beleid met zich meebrengen en die zodoende een bedreiging vormen voor duurzaamheid; (b) de onvoldoende bekwaamheid en ervaring bij het opnemen in beleid en programma's van vraagstukken op het gebied van duurzaamheid; en (c) de ontoereikende middelen voor analyse en controle.
Doelstellingen
14.8.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het beoordelen en, waar van toepassing, opzetten van een programma, niet later dan 1995, om ontwikkeling van het milieu en duurzame ontwikkeling te integreren in de analyse van beleid voor de voedings- en landbouwsector en in de analyse, formulering en implementatie van relevant macro-economisch beleid;
(b)Het in stand houden en, voor zover van toepassing, uitwerken van operationele multisectorale plannen, programma's en beleidsmaatregelen, inclusief programma's en maatregelen voor uitbreiding van de duurzame voedselproduktie en voor verbeterde veilig stelling van de voedselvoorziening, binnen het kader van duurzame ontwikkeling, niet later dan 1998;
(c)Het in stand houden en uitbreiden van het vermogen van ontwikkelingslanden, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen, om zelfstandig beleid en activiteiten op het gebied van programmering en planning uit te voeren, niet later dan 2005.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.9.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Hun nationale beleid op het gebied van het veilig stellen van de voedselvoorziening heroverwegen, waarbij een voldoende ruim en stabiel aanbod van voedsel en toegang tot voedsel voor alle huishoudens worden inbegrepen;
(b)Hun nationaal en regionaal landbouwbeleid heroverwegen in relatie met onder andere buitenlandse handel, prijsbeleid, wisselkoersbeleid, landbouwsubsidies en landbouwbelastingen, alsmede organisatievormen voor regionale economische integratie;
(c)Beleid implementeren dat een positieve invloed heeft op pachtregelingen en eigendomsrechten, waarbij men zich volledig rekenschap dient te geven van de minimale grootte van boerenbedrijven die nodig is om de produktie op peil te houden, en verdere opdeling van land tegengaan;
(d)Demografische tendensen en verplaatsingen van de bevolking in het oog houden en vaststellen welke gebieden van bijzonder belang zijn voor de landbouw;
(e)Beleid, wetten, regelingen en stimuleringsmaatregelen formuleren, invoeren en controleren die moeten leiden tot duurzame ontwikkeling van de landbouw en het platteland, tot veilig stelling van de voedselvoorziening en tot ontwikkeling en overdracht van geschikte landbouwtechnologieën, inclusief, waar dat van toepassing is, van systemen met lage behoefte aan produktiemiddelen van buiten (LISA-systemen: Low-input Sustainable Agriculture), en op de implementatie daarvan toezien;
(f)Nationale en regionale systemen voor tijdige waarschuwing ondersteunen door middel van plannen voor bijstand bij het veilig stellen van de voedselvoorziening, waardoor vraag en aanbod van voedsel en factoren die van invloed zijn op de toegang tot voedsel voor huishoudens in het oog gehouden kunnen worden;
(g)Beleid op het gebied van verbetering van oogstmethoden, opslag, verwerking, distributie en marketing van produkten opnieuw bezien op lokaal, nationaal en regionaal niveau;
(h)Geïntegreerde landbouwplannen formuleren en implementeren waarbij andere activiteiten op het gebied van natuurlijke hulpbronnen worden inbegrepen, zoals het beheer van weidegronden, bossen, en de fauna, voor zover van toepassing;
(i)Sociaal-economisch onderzoek en beleid bevorderen dat duurzame ontwikkeling van landbouw aanmoedigt, in het bijzonder in kwetsbare ecosystemen en dichtbevolkte gebieden;
(j)Problemen van opslag en distributie signaleren die van invloed zijn op de beschikbaarheid van voedsel; waar nodig onderzoek ondersteunen om deze problemen op te lossen en met producenten en distributeurs samenwerken om betere methoden en systemen te implementeren.
(b) Gegevens en informatie
14.10.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Actief samenwerken om de informatie over stelsels van tijdige waarschuwing ten behoeve van voedsel en landbouw uit te breiden en te verbeteren, zowel op regionaal als op nationaal niveau;
(b)Inventarisaties en wetenschappelijk onderzoek bestuderen en uitvoeren om zodoende informatie vast te leggen over de huidige stand van zaken wat betreft natuurlijke hulpbronnen die te maken hebben met voedsel, agrarische produktie en planning, teneinde de effecten te kunen inschatten van de verschillende manieren om deze hulpbronnen te benutten, en methodologieën en instrumenten voor analyse te ontwikkelen, zoals milieuboekhouding.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.11.Organisaties van de Verenigde Naties, zoals de FAO, de Wereldbank, de IFAD en de GATT, en regionale organisaties, bilaterale donororganisaties en andere organen dienen, binnen hun afzonderlijke taakstellingen, een rol op zich te nemen bij de samenwerking met nationale regeringen in de volgende activiteiten:
(a)Het implementeren van strategieën voor geïntegreerde en duurzame ontwikkeling van de landbouw en voor het veilig stellen van de voedselvoorziening op het subregionale niveau, waarbij gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden op regionaal niveau voor produktie en handel, met inbegrip van organisaties voor regionale economische integratie, teneinde een veilige voedselvoorziening te bevorderen;
(b)Het aanmoedigen, in de context van het streven naar duurzame agrarische ontwikkeling en in overeenstemming met relevante internationaal overeengekomen principes voor handel en milieu, van een vrijer en niet-discriminerend handelssysteem en het vermijden van niet te rechtvaardigen handelsbarrières zodat, in combinatie met ander beleid, de verdere integratie van landbouw- en milieubeleid wordt bevorderd, opdat deze elkaar wederzijds ondersteunen;
(c)Het versterken en opzetten van nationale, regionale en internationale systemen en netwerken om het inzicht in de wisselwerkingen tussen de landbouw en de toestand van het milieu te verbeteren, het inventariseren van milieuverantwoorde technieken en het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie over bronnen van gegevens, over beleid, en over technieken en hulpmiddelen voor analyse.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.12.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $3 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $450 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.13.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, agrarische huishoudens en gemeenschappen helpen bij het toepassen van technologieën voor een betere voedselproduktie en een veiliger voedselvoorziening, met inbegrip van opslag en van controle op produktie en distributie.
(c) Vorming
14.14.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau, en met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, wordt verwacht dat zij:
(a)Lokale economen, planners en analisten betrekken bij en opleiden voor het beoordelen van nationaal en internationaal beleid en structuren voor duurzame landbouw te ontwikkelen;
(b)Wettelijke maatregelen uitvaardigen om grondbezit binnen het bereik te brengen van vrouwen en vooroordelen ten aanzien van het betrekken van vrouwen bij de plattelandsontwikkeling uit de weg ruimen.
(d) Vergroting van capaciteit
14.15.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, landbouwministeries en ministeries die zich bezighouden met natuurlijke hulpbronnen en planning versterken.
B.Het waarborgen van participatie door de bevolking en het bevorderen van de ontwikkeling van het menselijk potentieel ten behoeve van de duurzame landbouw
Uitgangspunten
14.16.Dit onderdeel slaat een brug tussen beleid en het geïntegreerd beheer van hulpbronnen. Hoe meer zeggenschap gemeenschappen hebben over de bestaansbronnen waarvan ze afhankelijk zijn, des te meer zullen ze geneigd zijn de ontwikkeling van het economisch en menselijk potentieel ter hand te nemen. Tezelfdertijd moeten nationale regeringen beleidsinstrumenten invoeren om eisen voor de lange en de korte termijn met elkaar te verzoenen. De benaderingen zijn gericht op het aanmoedigen van de ontwikkeling op eigen kracht en van samenwerking, via het geven van voorlichting en het ondersteunen van consumentenorganisaties. De nadruk dient te liggen op methoden van beheer, het sluiten van overeenkomsten om een ander gebruik van hulpbronnen tot stand te brengen, de rechten en verplichtingen in verband met het gebruik van land, water en bossen, het functioneren van markten en prijzen, en de toegang tot informatie, kapitaal en produktiemiddelen. Dit vereist scholing en vergroting van capaciteit, zodat men in staat wordt gesteld grotere verantwoordelijkheden op zich te nemen bij inspanningen voor duurzame ontwikkeling.
Doelstellingen
14.17.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het bevorderen van een groter maatschappelijk bewustzijn van de rol van de bevolking en organisaties uit de bevolking, met name vrouwengroeperingen, jongeren, inheemse volkeren en mensen in bezette gebieden, plaatselijke gemeenschappen en kleine boeren, in duurzame landbouw en duurzame ontwikkeling.
(b)Het waarborgen van rechtvaardigheid bij de toegang voor de plattelandsbevolking, in het bijzonder vrouwen, kleine boeren, landloze en inheemse groeperingen en mensen in bezette gebieden, tot de rijkdommen van wateren bodem en tot technologieën, financiering, marketing, verwerking en distributie;
(c)Het versterken en ontwikkelen van het bestuur en de interne capaciteit van organisaties van de plattelandsbevolking en van voorlichtingsdiensten, en het decentraliseren van de besluitvorming tot op het laagste niveau binnen gemeenschappen.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.18.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Diensten en voorzieningen voor landbouwvoorlichting en plattelandsorganisaties ontwikkelen en versterken, en activiteiten ontplooien op het gebied van het beheer van natuurlijke hulpbronnen en van het veilig stellen van de voedselvoorziening, daarbij rekening houdend met de uiteenlopende eisen van het verbouwen van voedingsgewassen en van handelsgewassen;
(b)De bestaande maatregelen ter verbetering van de toegang tot de hulpbronnen van land, water en bos en ter waarborging van gelijke rechten voor vrouwen en andere achtergestelde groeperingen heroverwegen en bijstellen, met bijzondere aandacht voor de plattelandsbevolking, inheemse volkeren, mensen in bezette gebieden en plaatselijke gemeenschappen;
(c)Duidelijke eigendomsrechten, rechten en verantwoordelijkheden voor land en voor individuen of gemeenschappen vaststellen om zodoende investeringen in met land samenhangende hulpbronnen te stimuleren;
(d)Richtlijnen uitwerken voor decentralisatie van het beleid voor plattelandsontwikkeling via reorganisatie en versterking van instellingen op het platteland;
(e)Beleid ontwikkelen op het gebied van voorlichting, opleiding, prijsstelling, distributie van produktiemiddelen, kredietvoorzieningen en belasting om noodzakelijke stimuleringsmaatregelen te waarborgen en van een voldoende toegang voor arme mensen tot diensten die de produktie ondersteunen;
(f)Voorzien in ondersteunende diensten en scholing, waarbij de plaatselijke verschillen in agrarische omstandigheden en methoden in acht worden genomen;optimaal gebruik maken van produktiemiddelen die al op de boerderij aanwezig zijn en minimaal gebruik maken van produktiemiddelen die van buiten worden aangevoerd; optimaal gebruik maken van natuurlijke hulpbronnen ter plaatse en beheer van duurzame energiebronnen; en netwerken installeren ten behoeve van de uitwisseling van informatie over alternatieve vormen van landbouw.
(b) Gegevens en informatie
14.19.Regeringen op het nationale niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, informatie te verzamelen, te analyseren en te verspreiden, op het gebied van het menselijk potentieel, de rol van regeringen, plaatselijke gemeenschappen en niet-gouvernementele organisaties bij sociale vernieuwing en strategieën voor plattelandsontwikkeling.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.20.Van de in aanmerking komende internationale en regionale instellingen wordt verwacht dat zij:
(a)Nauwer samenwerken met niet-gouvernementele organisaties bij de verzameling en verspreiding van informatie over participatie van de bevolking, over organisaties van de bevolking en van mensen in bezette gebieden, bij het toetsen van methoden voor participerende ontwikkeling, bij scholing en voorlichting ten behoeve van de ontwikkeling van het menselijk potentieel en bij versterking van de bestuursstructuren van plattelandsorganisaties;
(b)Informatie helpen ontwikkelen die beschikbaar komt via niet-gouvernementele organisaties en de totstandkoming bevorderen van een internationaal ecologisch agrarisch netwerk dat de ontwikkeling en de implementatie van ecologisch verantwoorde agrarische methoden moet versnellen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.21.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $4,4 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $650 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueelniet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die regeringen zullen implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.22.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Deelname door de bevolking aanmoedigen aan de ontwikkeling en overdracht van agrarische technologie, waarbij ook inheemse ecologische kennis en methoden worden inbegrepen;
(b)Toegepast onderzoek starten naar methoden om belanghebbenden bij activiteiten te betrekken, naar strategieën voor beheer en naar plaatselijke organisaties.
(c) Vorming
14.23.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, te voorzien in technische scholing en beheersmatige scholing voor regeringsambtenaren en leden van groepen die hulpbronnen gebruiken, in de principes, de methoden en de voordelen van deelname door de bevolking aan de ontwikkeling van het platteland.
(d) Vergroting van capaciteit
14.24.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, beheersstrategieën en -methoden te introduceren, zoals boekhoud- en inspectiediensten voor organisaties van de plattelandsbevolking en voor vormingsinstellingen, en ze dienen bestuurlijke en financiële verantwoordelijkheden voor besluitvorming, belastingheffing en overheidsuitgaven te delegeren aan lokale bestuurders.
C.Verbetering van de produktiviteit op het boerenbedrijf en van landbouwsystemen door middel van diversificatie van de werkgelegenheid op en buiten het boerenbedrijf en door middel van ontwikkeling van de infrastructuur
Uitgangspunten
14.25.Om tegemoet te komen aan de toekomstige vraag naar produkten en om een verdere uitbreiding tot op marginale gronden en aantasting van kwetsbare ecosystemen te vermijden, moet de landbouw geïntensiveerd worden. Het toegenomen gebruik van geïmporteerde produktiemiddelen en de ontwikkeling van gespecialiseerde landbouwproduktiesystemen vergroten nogal de gevoeligheid voor de druk op het milieu en marktfluctuaties. Er bestaat daarom behoefte aan intensivering van de landbouw door middel van diversificatie van de produktiesystemen, in de richting van een zo efficiënt mogelijke gebruik van de ter plaatse aanwezige hulpbronnen, waarbij de milieurisico's en de economische risico's zo klein mogelijk gehouden worden. Waar intensivering van het boerenbedrijf niet mogelijk is, dienen andere mogelijkheden voor werkgelegenheid op en buiten het boerenbedrijf geïnventariseerd en ontwikkeld te worden, zoals bijvoorbeeld huisnijverheid, de jacht, aquacultuur en visserij, niet-agrarische activiteiten, zoals in dorpen gevestigde lichte industrie, verwerking van agrarische produkten, handel in agrarische artikelen, recreatie en toerisme, etc.
Doelstellingen
14.26.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het op duurzame wijze verbeteren van de landbouwproduktiviteit, het bereiken van verdergaande diversificatie en grotere efficiëntie en het geven van betere waarborgen voor de voedselvoorziening en de inkomens op het platteland, terwijl tegelijkertijd gewaarborgd wordt dat risico's voor het ecosysteem zo klein mogelijk blijven;
(b)Het vergroten van de ontwikkeling op eigen kracht van boeren bij de ontwikkeling en de verbetering van de infrastructuur op het platteland, en het vergemakkelijken van de overdracht van milieuverantwoorde technologieën voor geïntegreerde landbouwproduktiesystemen, waarbij inheemse technologieën en duurzaam gebruik van biologische en ecologische processen, inclusief bosbouw, duurzaam behoud en beheer van de wilde fauna, aquacultuur, zoetwatervisserij en veeteelt zijn inbegrepen;
(c)Het scheppen van mogelijkheden voor werkgelegenheid op en buiten het boerenbedrijf, in het bijzonder voor armen en mensen die leven in marginale gebieden, waarbij rekening gehouden moet worden met ideeën voor alternatieve manieren om in het levensonderhoud te voorzien, onder andere in gebieden met droge gronden.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.27.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Geïntegreerde technologieën voor beheer van het boerenbedrijf ontwikkelen en onder de agrarische huishoudens verspreiden, zoals gewasrotatie, organische bemesting en andere technieken waarbij minder landbouwchemicaliën worden gebruikt, meervoudige technieken voor het gebruik van bronnen van nutriënten en efficiënt gebruik van produktiemiddelen van buiten, terwijl tegelijkertijd de rol wordt vergroot van technieken voor hergebruik van afval en bijprodukten en voor het reduceren van verliezen voor en na de oogst, waarbij in het bijzonder aandacht geschonken moet worden aan de rol van vrouwen;
(b)Mogelijkheden scheppen voor werkgelegenheid buiten de boerderij via particuliere kleinschalige ondernemingen voor de verwerking van agrarische produkten en centra voor het leveren van diensten op het platteland en via de daarmee verband houdende verbeteringen van de infrastructuur;
(c)Financieringsnetwerken op het platteland, die gebruik maken van ter plaatse gegenereerd investeringskapitaal, bevorderen en verbeteren;
(d)Op het platteland de noodzakelijke infrastructuur tot stand brengen voor toegang tot zowel produktiemiddelen voor de landbouw en agrarische diensten als nationale en lokale markten, waardoor het verlies van voedsel tot een minimum wordt beperkt;
(e)Opzetten en in stand houden van onderzoek van het boerenbedrijf, van systemen voor het testen van geschikte technologie op het boerenbedrijf en van een dialoog met gemeenschappen op het platteland om beperkingen en knelpunten vast te stellen en daarvoor oplossingen te vinden;
(f)De mogelijkheden voor economische integratie van activiteiten op het gebied van landbouw en bosbouw, en tevens op het gebied van water en visindustrie, analyseren en inventariseren en de mogelijkheden analyseren en inventariseren van doeltreffende maatregelen om het beheer van bos en het kweken van bomen door boeren (bosbouw binnen het boerenbedrijf) aan te moedigen als een mogelijkheid voor de ontwikkeling van hulpbronnen.
(b) Gegevens en informatie
14.28.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)De gevolgen van technische innovaties en stimuleringsmaatregelen voor het inkomen van boerenhuishoudens en voor het welzijn analyseren;
(b)Programma's op en buiten het boerenbedrijf opzetten en in stand houden om inheemse kennis te verzamelen en vast te leggen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.29Internationale instellingen, zoals de FAO en de IFAD, internationale centra voor landbouwkundig onderzoek, zoals de CGIAR, en regionale centra dienen een diagnose te maken van de belangrijkste agrarische ecosystemen op de wereld, van hun omvang, hun ecologische en sociaal-economische karakteristieken, hun gevoeligheid voor aantasting en hun produktiepotentieel. Dit zou de basis kunnen vormen voor ontwikkeling en uitwisseling van technologie en voor regionale samenwerking bij onderzoek.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.30.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $10 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $1,5 ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.31.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, het onderzoek te versterken naar landbouwproduktiesystemen in gebieden met verschillende kwaliteiten en met verschillende agrarisch-ecologische zones, met inbegrip van een vergelijkende analyse van intensivering, diversificatie en de verhouding tussen geïmporteerde en plaatselijk aanwezige produktiemiddelen.
(c) Vorming
14.32.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Scholing en beroepsonderwijs bevorderen voor boeren en plattelandsgemeenschappen door middel van formele en informele educatieve activiteiten;
(b)Programma's voor bewustwording en opleiding starten ten behoeve van ondernemers, managers, bankiers en handelaren in technieken voor dienstverlening op het platteland en voor de kleinschalige verwerking van landbouwprodukten.
(d) Vergroting van capaciteit
14.33.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)De capaciteit versterken van hun organisaties om de problemen die samenhangen met activiteiten buiten het boerenbedrijf en de ontwikkeling van de industrie op het platteland te kunnen oplossen;
(b)Kredietvoorzieningen en infrastructuur op het platteland ten behoeve van verwerking, transport en marketing uitbreiden.
D.Planning van met het land samenhangende hulpbronnen, voorlichting en onderwijs op het gebied van landbouw
Uitgangspunten
14.34.Ondeskundig en onbeheerd landgebruik is één van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang en de aantasting van met land samenhangende hulpbronnen. Op dit moment wordt er bij de exploitatie van de bodem vaak geen aandacht geschonken aan het werkelijke potentieel, aan het draagvermogen en aan de beperkingen van met land samenhangende hulpbronnen, en evenmin aan de verschillen die er plaatselijk in deze eigenschappen zijn. Volgens schattingen zal de wereldbevolking, die nu 5,4 miljard mensen telt, tegen het eind van de eeuw 6,25 miljard bedragen. De noodzaak de voedselproduktie te vergroten om in de groeiende behoeften van de bevolking te kunnen voldoen zal een enorme druk leggen op alle natuurlijke hulpbronnen, inclusief die welke samenhangen met land;
14.35.Armoede en ondervoeding zijn in veel streken reeds een normaal verschijnsel. Vernietiging en achteruitgang van hulpbronnen voor de landbouw en voor het milieu vormen een zeer belangrijk probleem. Technieken voor verhoging van de produktie met behoud van de hulpbronnen van land en water zijn reeds voorhanden, maar worden nog niet op grote schaal of systematisch toegepast. Om te kunnen bepalen welke methoden van bodemexploitatie en welke produktiemethoden duurzaam zijn in welk land en in welke klimaatzone is een systematische benadering noodzakelijk, die ook de economische, sociale en institutionele mechanismen moet omvatten die nodig zijn om deze methoden te kunnen implementeren.
Doelstellingen
14.36.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het op elkaar afstemmen van planningsprocedures, het betrekken van boeren bij het planningsproces, het verzamelen van gegevens over met land samenhangende hulpbronnen, het ontwerpen en opzetten van gegevensbestanden, het vaststellen welke landstreken vergelijkbare mogelijkheden hebben, het bepalen met welke problemen en met welke waarden op het gebied van hulpbronnen rekening gehouden moet worden bij het in werking stellen van mechanismen ter stimulering van een efficiënte en milieuverantwoorde exploitatie van hulpbronnen;
(b)Het oprichten van organen voor de planning van landbouwbeleid op nationale en lokale niveaus om prioriteiten vast te stellen, hulpbronnen te kanaliseren en programma's te implementeren.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.37.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de desbetreffende internationale en regionale organisaties:
(a)Planning, beheer, scholing en voorlichting met betrekking tot gebruik van grond en hulpbronnen ten behoeve van de landbouw op nationaal en lokaal niveau opzetten en versterken;
(b)Groepen uit districten en dorpen die zich bezighouden met planning, beheer en behoud van hulpbronnen ten behoeve van de landbouw oprichten en in stand houden, zodat deze kunnen helpen bij het signaleren van problemen, bij het uitwerken van oplossingen met technische middelen en op het gebied van beheer, en bij het implementeren van projecten.
(b) Gegevens en informatie
14.38.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Waar dat mogelijk is informatie verzamelen en deze voortdurend controleren, bijwerken en verspreiden, op de volgende terreinen: het gebruik van met land samenhangende hulpbronnen en factoren die te maken hebben met levensomstandigheden, klimaat, water en bodem; landgebruik, verspreiding van planten en dieren, het gebruik van wilde planten, produktiesystemen en oogsten, kosten en prijzen; en sociale en culturele overwegingen die betrekking hebben op gebruik van landbouwgrond en daaraan aansluitend landgebruik;
(b)Programma's opzetten om informatie te verschaffen, de discussie te bevorderen en de vorming van groepen voor het beheer aan te moedigen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.39.Van de in aanmerking komende instellingen van de Verenigde Naties en van regionale organisaties wordt verwacht dat zij:
(a)Internationale, regionale en subregionale technische werkgroepen versterken of oprichten met specifieke competenties en specifieke budgetten voor het bevorderen van een geïntegreerd gebruik van met land samenhangende hulpbronnen, alsmede van planning, verzameling van gegevens, verspreiding van simulatiemodellen voor de produktie en informatievoorziening;
(b)Internationaal aanvaardbare methodologieën ontwikkelen voor het opzetten van gegevensbestanden, voor beschrijving van de methoden van bodemexploitatie en voor optimalisatie van meervoudige doelstellingen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.40.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $1,7 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $250 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.41.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Gegevensbestanden en geografische informatiesystemen ontwikkelen om fysische, sociale en economische gegevens met betrekking tot landbouw op te slaan en ter beschikking te stellen, en ecologische en ontwikkelingszones aan te geven;
(b)Combinaties van landgebruik en produktiesystemen selecteren die geschikt zijn voor bepaalde landstreken, door middel van procedures om meervoudige doelen optimaal te realiseren, en distributiesystemen en deelname van plaatselijke gemeenschappen versterken;
(c)Geïntegreerde planning op het niveau van stroomgebied en landschap aanmoedigen om bodemerosie te beperken en oppervlaktewater en grondwater te beschermen tegen chemische verontreiniging.
(c) Vorming
14.42.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Deskundigen en planners op nationaal, deelstaat- en dorpsniveau opleiden door middel van formele en informele cursussen, studiereizen en de bevordering van onderlinge contacten;
(b)Op alle niveaus discussie opwekken over beleid, ontwikkeling en milieuvraagstukken in relatie tot gebruik en beheer van land voor de landbouw, door middel van mediaprogramma's, conferenties en seminars.
(d) Vergroting van capaciteit
14.43.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Op nationaal, deelstaat- en dorpsniveau bureaus oprichten voor het in kaart brengen en plannen van met land samenhangende hulpbronnen, die moeten fungeren als centrale punten en verbindingen moeten leggen tussen instellingen en disciplines en tussen regeringen en volk;
(b)Regeringsinstellingen en internationale instellingen oprichten of versterken die verantwoordelijkheid dragen voor onderzoek naar hulpbronnen voor de landbouw, voor beheer en voor ontwikkeling; juridische structuren rationaliseren en versterken; uitrusting en technische ondersteuning verschaffen.
E.Behoud en herstel van land
Uitgangspunten
14.44.Aantasting van de bodem is het belangrijkste milieuprobleem dat omvangrijke gebieden in zowel ontwikkelde landen als ontwikkelingslanden treft. Het probleem van bodemerosie is in het bijzonder acuut in ontwikkelingslanden, terwijl de problemen van verzilting, waterinfiltratie, bodemverontreiniging en verlies van bodemvruchtbaarheid in alle landen groter worden. Bodemachteruitgang is ernstig omdat de produktiviteit van enorme gebieden achteruit gaat op het moment dat de bevolking snel groeit en er steeds grotere eisen worden gesteld aan land voor de produktie van meer voedsel, vezels en brandstof. Inspanningen om bodemachteruitgang tot staan te brengen hebben tot dusver, met name in ontwikkelingslanden, slechts beperkt succes gehad. Er zijn goed-geplande, lange-termijnprogramma's op nationaal en regionaal niveau nodig voor het behoud en herstel van land, met krachtige ondersteuning vanuit de politiek en op een adequate manier van fondsen voorzien. Terwijl planning van bodemexploitatie en bestemmingsplannen voor land, gecombineerd met een beter landbeheer, moeten zorgen voor oplossingen voor de lange termijn, is het dringend nodig bodemachteruitgang op korte termijn tot staan te brengen en programma's voor behoud en herstel op te zetten in de gebieden die het ernstigst zijn aangetast en het meest kwetsbaar zijn.
Doelstellingen
14.45.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het beginnen, niet later dan het jaar 2000, met het verrichten van een nationaal overzicht van met het land samenhangende hulpbronnen, waarin de plaats, de omvang en de ernst van de bodemachteruitgang in detail worden beschreven en het eventueel opnieuw bezien van een zodanig onderzoek;
(b)Het voorbereiden en implementeren van veelomvattende beleidsmaatregelen en programma's die moeten leiden tot herstel van aangetast land en het behoud van gebieden die risico lopen, en tevens het verbeteren van de algemene planning, van het beheer en gebruik van met het land samenhangende hulpbronnen en het bewaren van de bodemvruchtbaarheid ten behoeve van duurzame ontwikkeling van de landbouw.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.46.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Programma's, zoals pacht- en eigendomsregelingen, geschikte handelssystemen en prijsstructuren voor de landbouw, uitwerken en implementeren om zodoende de fysische, sociale en economische oorzaken van bodemachteruitgang die leiden tot een verkeerd gebruik van grond, weg te nemen en op te lossen;
(b)Stimuleringsmaatregelen en, waar dat van toepassing en mogelijk is, hulpmiddelen verschaffen voor de deelname van plaatselijke gemeenschappen aan de planning, de implementatie en het in stand houden van hun eigen programma's voor behoud en herstel;
(c)Programma's ontwikkelen en implementeren voor het herstel van bodem die is gedegradeerd tengevolge van waterinfiltratie en verzilting;
(d)Programma's ontwikkelen en implementeren voor verdergaande duurzame exploitatie van niet gecultiveerd land met agrarisch potentieel.
(b) Gegevens en informatie
14.47.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Periodieke inventarisaties implementeren om de omvang van de met het grond samenhangende hulpbronnen en de staat waarin ze verkeren te kunnen evalueren;
(b)Nationale gegevensbestanden opzetten en uitbreiden voor met het land samenhangende hulpbronnen, met daarin overzichten van de plaats, de omvang en de ernst van bestaande bodemachteruitgang, en tevens van gebieden die risico lopen, alsmede de voortgang evalueren van reeds lopende programma's voor behoud en herstel;
(c)Informatie verzamelen en vastleggen op het gebied van inheemse methoden voor behoud en herstel en inheemse landbouwsystemen, als basis voor programma's voor onderzoek en voorlichting.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.48.Van de in aanmerking komende instellingen van de Verenigde Naties, regionale organisaties en niet-gouvernementele organisaties wordt verwacht dat zij:
(a)Prioriteitenprogramma's ontwikkelen voor behoud en herstel, die regeringen en regionale organisaties tot advies kunnen dienen;
(b)Regionale en subregionale netwerken vormen om het wetenschappers en technici mogelijk te maken ervaring uit te wisselen, gezamenlijke programma's te ontwikkelen en met succes technologieën op het gebied van behoud en bescherming van grond te verspreiden.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.49.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $5 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $800 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.50.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, gemeenschappen van agrarische huishoudens helpen bij het onderzoeken en bevorderen van de voor een bepaalde plaats geschikte technologieën en landbouwsystemen voor bescherming en herstel van land, en tegelijkertijd vergroten van de agrarische produktie, inclusief de bescherming van grond die in gebruik is voor bosbouw, terrasbouw en gemengde akkerbouw.
(c) Vorming
14.51.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, medewerkers in het veld en landgebruikers te scholen in inheemse en moderne technieken voor behoud en herstel, en dienen te voorzien in opleidingsmogelijkheden voor landbouwconsulenten en landgebruikers.
(d) Vergroting van capaciteit
14.52.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Nationale institutionele onderzoekscapaciteit ontwikkelen en versterken om effectieve methoden voor behoud en herstel te kunnen ontdekken en implementeren die passen bij de bestaande sociaal-economische omstandigheden van de landgebruikers;
(b)Zorgen voor coördinatie van alle beleid en alle strategieën op het gebied van behoud en herstel van land, en programma's met daaraan gerelateerde activiteiten die in uitvoering zijn, zoals nationale milieu-actieplannen, het Actieplan voor het Tropische Regenwoud en nationale ontwikkelingsprogramma's.
F.Water voor de duurzame produktie van voedsel en voor duurzame ontwikkeling op het platteland
14.53.Dit programmaterrein komt ter sprake in hoofdstuk 18 (Bescherming van de kwaliteit en kwantiteit van zoetwaterreserves), programmaterrein F.
G.Behoud en duurzaam gebruik van erfelijk materiaal van planten ten voor de voedselvoorziening en duurzame landbouw
Uitgangspunten
14.54.Erfelijk materiaal van planten ten behoeve van de landbouw (PGRFA: Plant genetic resources for agriculture) is van essentieel belang als hulpmiddelen voor de voedselvoorziening in de toekomst. De veiligheid van deze bronnen wordt steeds meer bedreigd, en er zijn te weinig financiële middelen en mensen beschikbaar voor de inspanningen om genetische diversiteit te behouden, te ontwikkelen en te exploiteren. Veel van de bestaande genenbanken bieden onvoldoende bescherming, en in sommige gevallen gaat er in genenbanken net zoveel genetische diversiteit van planten verloren als in het veld.
14.55.De voornaamste doelstelling is het veilig stellen van de genetische bronnen op de wereld, zodat ze voor duurzaam gebruik behouden blijven. Dit houdt in dat er maatregelen uitgewerkt moeten worden om het behoud en het gebruik van erfelijk materiaal van planten te vergemakkelijken, en tevens dat er netwerken van gebieden voor beschermingin situ gevormd moeten worden en dat er van instrumenten zoals collecties van genetisch materiaalex situ gebruik gemaakt moet worden. Er zou speciale nadruk gelegd kunnen worden op het opbouwen van eigen capaciteiten voor de karakterisering, de evaluatie en het gebruik van PGRFA, in het bijzonder voor wat betreft minder gebruikte gewassen en andere soorten die niet of te weinig gebruikt worden voor de voedselvoorziening en de landbouw, inclusief boomsoorten voor bosbouw. Daarop volgende maatregelen zouden gericht kunnen worden op het in stand houden en doeltreffend beheer van netwerken van gebieden voor beschermingin situ en op het gebruik van instrumenten zoals collecties van genetisch materiaalex situ.
14.56.Er bestaan belangrijke lacunes en zwakke punten in de capaciteit van bestaande nationale en internationale mechanismen om erfelijk materiaal van planten te evalueren, te bestuderen, te controleren en te exploiteren om zodoende de voedselproduktie te verhogen. Bestaande institutionele capaciteit, structuren en programma's zijn over het algemeen niet voldoende en in hoge mate onvoldoende gefinancierd. Er is sprake van genetische erosie van waardevolle gewassen. Bestaande soortendiversiteit in gewassen wordt niet optimaal benut voor de duurzame verhoging van de voedselproduktie.
Doelstellingen
14.57.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het zo spoedig mogelijk voltooien van een eerste biologische regeneratie en een veilige kopiëring van bestaandeex situ collecties, op mondiaale basis;
(b)Het verzamelen en bestuderen van planten die bruikbaar zijn voor verhoging van de voedselproduktie door middel van gezamenlijke activiteiten, inclusief scholing, binnen de netwerkstructuur van samenwerkende instituten;
(c)Het aanvaarden van beleidsmaatregelen en het versterken en invoeren van programma's, niet later dan het jaar 2000, voor behoud en duurzaam gebruik van erfelijk materiaal van planten ten behoeve van de voedselvoorziening en de landbouwin situ, d.w.z. op het boerenbedrijf, enex situ; Dit beleid en deze programma's moeten geïntegreerd worden in strategieën en programma's voor duurzame landbouw;
(d)Het nemen van passende maatregelen voor een eerlijke en rechtvaardige verdeling van het profijt en de resultaten van onderzoek in de plantenteelt tussen de oorspronkelijke telers en de gebruikers van erfelijk materiaal van planten.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.58.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)De institutionele capaciteiten, structuren en programma's voor behoud en gebruik van PGRFA versterken en ontwikkelen;
(b)Op land in openbaar bezit onderzoek starten en uitbreiden naar evaluatie en gebruik van PGRFA, met inachtneming van de doelstellingen van duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling;
(c)Voorzieningen voor de vermenigvuldiging of voortplanting, uitwisseling en verspreiding van PGRFA (zaden en pootgoed) ontwikkelen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, en de introductie van planten in het oog houden, controleren en evalueren;
(d)Plannen en programma's opzetten voor de eerst in aanmerking komende acties voor behoud en duurzame exploitatie van PGRFA, gebaseerd, voor zover van toepassing, op nationale studies naar PGRFA;
(e)Waar nodig en mogelijk de diversificatie van gewassen in agrarische systemen bevorderen, met inbegrip van nieuwe planten die potentiële waarde hebben als voedingsgewassen;
(f)Zowel gebruik van, als onderzoek naar weinig bekende, maar potentieel bruikbare, planten en gewassen bevorderen, waar dat van toepassing is;
(g)Nationale voorzieningen versterken voor het gebruik van PGRFA, voor het kweken van planten en voor de produktie van zaad, zowel door gespecialiseerde instituten als door agrarische gemeenschappen;
(b) Gegevens en informatie
14.59.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Strategieën ontwikkelen voor netwerken van gebieden voor beschermingin situ en het gebruik van instrumenten, zoalsex situ collecties op het boerenbedrijf, conservering van genetisch materiaal en de daarmee verwante technologieën;
(b)Netwerken van basiscollectiesex situ vormen;
(c)Periodieke beoordelingen geven van en verslag uitbrengen over de toestand met betrekking tot PGRFA, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande systemen en procedures;
(d)Verzameld PGRFA materiaal karakteriseren en evalueren, informatie verspreiden om het gebruik van PGRFA collecties te vergemakkelijken en genetische variatie binnen collecties beoordelen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.60.Van de in aanmerking komende instellingen van de Verenigde Naties en van regionale organisaties wordt verwacht dat zij:
(a)Het Global System for the Conservation and Sustainable Use of PGRFA versterken door onder andere de ontwikkeling te versnellen van het Global Information and Early Warning System om zodoende de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken; manieren uitwerken om de overdracht van milieuverantwoorde technologieën, in het bijzonder naar ontwikkelingslanden,te bevorderen; en verdere stappen ondernemen om de rechten van boeren tot gelding te brengen;
(b)Subregionale, regionale en mondiale netwerken van PGRFAin situ ontwikkelen in beschermde gebieden;
(c)Periodieke verslagen opstellen over de toestand in de wereld met betrekking tot PGRFA;
(d)Een functionerend mondiaal samenwerkingsplan voor actie met betrekking tot PGRFA opstellen;
(e)Het bijeenkomen bevorderen van de Fourth International Technical Conference on the Conservation and Sustainable Use of PGRFA, in 1994, waarop het eerste verslag over de toestand in de wereld en het eerste mondiale actieplan voor het behoud en de duurzame exploitatie van PGRFA moet worden aanvaard;
(f)Het Global System for the Conservation and Sustainable use of PGRFA in overeenstemming brengen met de resultaten van de onderhandelingen over een verdrag over biologische diversiteit.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.61.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $600 miljoen nodig zou zijn, waarvan circa $300 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.62.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Fundamenteel wetenschappelijk onderzoek doen op gebieden als plantentaxonomie en fytogeografie, waarbij gebruik gemaakt wordt van recenteontwikkelingen, zoals computerwetenschappen, moleculaire genetica en cryogene conserveringin vitro;
(b)Uitgebreide samenwerkingsprojecten ontwikkelen tussen onderzoeksprogramma's in ontwikkelde landen en in ontwikkelingslanden, in het bijzonder om de verbouw van weinig bekende of verwaarloosde gewassen uit te breiden;
(c)Rendabele technologieën stimuleren voor het vervaardigen van kopieën vanex situ collecties (die ook gebruikt kunnen worden door plaatselijke gemeenschappen);
(d)De conserveringswetenschap verder ontwikkelen, in relatie met behoudin situ en met technische middelen om dat te koppelen aan inspanningen voor behoudex situ.
(c) Vorming
14.63.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Programma's voor opleiding in de conserveringswetenschap bevorderen op zowel universitair als postacademisch niveau om voorzieningen voor PGRFA te onderhouden en om nationale programma's voor PGRFA te ontwerpen en te implementeren;
(b)Bewustwording bij instellingen voor landbouwvoorlichting vergroten om daardoor koppelingen te kunnen maken tussen activiteiten op het gebied van PGRFA en de gemeenschappen die ze gebruiken;
(c)Scholingsmateriaal ontwikkelen ten behoeve van de stimulering van behoud en gebruik van PGRFA op plaatselijk niveau.
(d) Vergroting van capaciteit
14.64.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, nationaal beleid in te voeren dat een wettelijke status biedt aan en de juridische aspecten versterkt van PGRFA, waarbij inbegrepen het aangaan van financiële verplichtingen voor de lange termijn ten behoeve van de vorming van collecties van genetisch materiaal en voor de implementatie van activiteiten op het gebied van PGRFA.
H.Behoud en duurzaam gebruik van dierlijke genetische bronnen ten behoeve van duurzame landbouw
Uitgangspunten
14.65.De behoefte aan steeds meer en steeds betere dierlijke produkten en aan trekdieren vraagt om het behoud van de bestaande diversiteit aan dierenrassen, om aan toekomstige eisen te kunnen voldoen, waarbij inbegrepen biotechnologische toepassingen. Sommige plaatselijke dierassen hebben, behalve hun sociaal-culturele waarde, nog unieke eigenschappen voor aanpassing, weerstand tegen ziekten en voor een specifiek gebruik, en dienen daarom behouden te blijven. Deze lokale soorten worden met uitroeiing bedreigd tengevolge van de introductie van uitheemse soorten en ten gevolge van veranderingen in de veeteeltproduktiesystemen.
Doelstellingen
14.66.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het inventariseren en zo uitgebreid mogelijk beschrijven van alle rassen die gebruikt worden in de veehouderij, en het starten van een tienjaren-actieprogramma;
(b)Het opstellen en implementeren van actieprogramma's om vast te stellen welke rassen risico lopen, wat de aard is van de risico's die ze lopen, en welke maatregelen genomen moeten worden voor het behoud van deze rassen;
(c)Het opstellen en implementeren van ontwikkelingsprogramma's voor inheemse rassen, teneinde hun overleving te waarborgen, waarbij het risico vermeden moet worden dat zij door het invoeren van andere rassen verdrongen worden of door kruising met andere rassen verdwijnen.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.67.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Plannen opstellen voor het behoud van bedreigde soorten, waarbij inbegrepen verzameling en opslag van zaad en embryo's, behoud van de inheemse rassen op de boerderij of behoudin situ;
(b)Voortplantingsstrategieën plannen en starten;
(c)Inheemse populaties selecteren met als criteria hun regionaal belang en de zeldzaamheid van hun erfelijk materiaal, ten behoeve van een tienjarenprogramma, gevolgd door selectie van een verdere groep inheemse rassen waarmee verder geteeld kan worden.
(b) Gegevens en informatie
14.68.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, nationale overzichten van genetisch materiaal van dieren samen te stellen en te voltooien. Er zou voorrang gegeven kunnen worden aan cryogene conservering boven typering en evaluatie. Speciale aandacht moet geschonken worden aan de scholing van de inheemse bevolking in technieken voor behoud en evaluatie.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.69.Van de in aanmerking komende instellingen van de Verenigde Naties en van andere internationale en regionale instellingen wordt verwacht dat zij:
(a)De vorming stimuleren van regionale genenbanken van een verantwoorde omvang, op basis van principes voor technische samenwerking tussen ontwikkelingslanden;
(b)Genetische gegevens over dieren verwerken, opslaan en analyseren op mondiaal niveau, waarbij is inbegrepen het opstellen van een lijst van rassen waarop mondiaal toezicht gehouden moet worden en de vorming van een systeem van vroegtijdige alarmering ten behoeve van bedreigde soorten; een mondiaale evaluatie opstellen van de wetenschappelijke en intergouvernementele begeleiding van het programma, alsmede een beoordeling van regionale en nationale activiteiten; methodologieën, normen en standaarden (inclusief internationale overeenkomsten) ontwikkelen; toezicht houden op de implementatie ervan; technische en financiële bijstand verlenen in verband met deze activiteiten;
(c)Een omvangrijk gegevensbestand over het erfelijk materiaal van dieren samenstellen en publiceren, waarin elke ras beschreven wordt met haar achtergrond, haar relaties met andere rassen, de effectieve omvang van haar populaties en een beknopte opsomming van biologische eigenschappen en eigenschappen die voor produktiedoeleinden van belang zijn;
(d)Een lijst samenstellen en publiceren voor mondiaal toezicht op diersoorten die in het boerenbedrijf worden gebruikt en die in hun voortbestaan bedreigd worden, teneinde nationale regeringen in staat te stellen actie te ondernemen om bedreigde rassen te beschermen en, waar nodig, technische bijstand te zoeken.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.70.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $200 miljoen nodig zou zijn, waarvan circa $100 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.71.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Geautomatiseerde gegevensbestanden en vragenlijsten gebruiken om een mondiale inventaris, respectievelijk een lijst voor mondiaal toezicht samen te stellen;
(b)Met toepassing van cryogene conservering van genetisch materiaal, rassen die ernstig risico lopen en ander materiaal waaruit genen kunnen worden gereconstrueerd, beschermen.
(c) Vorming
14.72.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Scholingscursussen steunen die de inheemse bevolking kunnen helpen bij het verkrijgen van de expertise die nodig is voor de verzameling en de bewerking van gegevens en voor het bemonsteren van genetisch materiaal;
(b)Wetenschappers en bestuurders in staat stellen om een gegevensbestand op te zetten voor voorlichting over inheemse veerassen en programma's ondersteunen om essentieel genetisch materiaal van vee te ontwikkelen en te behouden;
(d) Vergroting van capaciteit
14.73.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Binnenlandse voorzieningen opzetten ten behoeve van centra voor kunstmatige inseminatie en fokbedrijvenin situ;
(b)Binnenlandse programma's en de vorming van de daarmee verband houdende fysieke infrastructuur stimuleren ten behoeve van het behoud van veerassen op het boerenbedrijf en voor de ontwikkeling van fokvee, alsmede voor het versterken van nationale capaciteit voor het ondernemen van preventieve acties wanneer soorten bedreigd worden.
I.Geïntegreerde beheersing en bestrijding van plagen in de landbouw
Uitgangspunten
14.74.Ramingen geven aan dat de mondiaale vraag naar voedsel tegen het jaar 2000 met 50 % zal zijn toegenomen en tegen het jaar 2050 nog eens meer dan verdubbeld zal zijn. Conservatieve schattingen komen uit op een verlies tengevolge van plagen, voor en na de oogst, van 25 tot 50 %. Ook plagen die de gezondheid van dieren aantasten veroorzaken zware verliezen en verhinderen in vele streken de ontwikkeling van de veeteelt. Bij de aanpak van landbouwplagen heeft tot nu toe de chemische benadering op de voorgrond gestaan, maar de overvloedige toepassing daarvan heeft nadelige effecten op de financiële situatie van boerenbedrijven, op de gezondheid van mensen en op het milieu, alsmede op de internationale handel. Nieuwe problemen met plagen blijven zich voordoen. Een geïntegreerde aanpak van plagen, waarin biologische bestrijding, waardplantresistentie en passende landbouwtechnieken met elkaar worden gecombineerd en het gebruik van pesticiden tot een minimum wordt beperkt, biedt de beste toekomstmogelijkheden, aangezien daardoor opbrengsten worden veilig gesteld en kosten worden gereduceerd, en aangezien deze methoden milieuverantwoord zijn en bijdragen tot een duurzame landbouw. Geïntegreerde aanpak van plagen dient hand in hand te gaan met een beheer van bestrijdingsmiddelen die regulering en controle van het gebruik van en de handel in bestrijdingsmiddelen mogelijk maakt, alsmede een veilige omgang met en verwijdering van bestrijdingsmiddelen, in het bijzonder die middelen die giftig en moeilijk afbreekbaar zijn.
Doelstellingen
14.75.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het verbeteren en implementeren, niet later dan het jaar 2000, van dienstverlening ten behoeve van de bescherming van planten en de gezondheid van dieren, waaronder werkwijzen ter beheersing van de verspreiding en het gebruik van bestrijdingsmiddelen, en de implementatie van de International Code of Conduct on the Distribution and Use of Pesticides;
(b)Het verbeteren en implementeren van programma's om geïntegreerde plaagbestrijdingsmethoden binnen het bereik van boeren te brengen door middel van netwerken van boeren, voorlichtingsdiensten en onderzoeksinstellingen;
(c)Het instellen, niet later dan 1998, van operationele en interactieve netwerken van boeren, onderzoekers en landbouwconsulenten om een geïntegreerde aanpak van plagen te bevorderen en te ontwikkelen.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.76.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Nationaal beleid en mechanismen ter waarborging van veilig en correct gebruik van bestrijdingsmiddelen heroverwegen en verbeteren, met inbegrip van het prijssysteem voor bestrijdingsmiddelen, brigades voor bestrijding van plagen, prijsstructuren voor produktiemiddelen en eindprodukten, geïntegreerd beleid en actieplannen voor de aanpak van plagen ;
(b)Doeltreffende beheerssystemen ontwikkelen en in gebruik nemen om het optreden van plagen en ziekten, alsmede de distributie en het verbruik van pesticiden op nationaal niveau, te controleren en onder toezicht te houden;
(c)Maatregelen nemen ter aanmoediging van onderzoek naar en ontwikkeling van selectieve bestrijdingsmiddelen welke na gebruik uiteen vallen in onschadelijke substanties;
(d)Waarborgen geven dat verpakkingslabels van bestrijdingsmiddelen de boeren voorzien van begrijpelijke informatie over een veilige omgang met en een veilige toepassing en verwerking van deze middelen.
(b) Gegevens en informatie
14.77.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Bestaande informatie en programma's met betrekking tot het gebruik van pesticiden die in verschillende landen verboden zijn of aan ernstige beperkingen zijn onderworpen, bijeenbrengen en op elkaar afstemmen;
(b)Informatie bijeenbrengen, documenteren en verspreiden over biologische bestrijdingsmiddelen en organische pesticiden en tevens over traditionele en andere relevante kennis en vaardigheden met betrekking tot alternatieve, niet-chemische bestrijding van plagen;
(c)Nationale onderzoeksprogramma's opzetten om informatie te verkrijgen over het huidige niveau van bestrijdingsmiddelengebruik per land, en over deneveneffecten op de gezondheid van mensen en op het milieu, alsmede passende educatieprogramma's opzetten.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.78.Van de in aanmerking komende instellingen van de Verenigde Naties en van regionale organisaties wordt verwacht dat zij:
(a)Een systeem opzetten voor verzameling, analyse en verspreiding van gegevens betreffende de kwantiteit en de kwaliteit van pesticiden die elk jaar worden gebruikt en betreffende de invloed die zij hebben op de gezondheid van mensen en op het milieu;
(b)Regionale interdisciplinaire projecten versterken en netwerken voor een geïntegreerde aanpak van plagen (IPM: Integrated pest management) instellen om te laten zien welke sociale, economische en milieuvoordelen IPM heeft bij voedingsgewassen en handelsgewassen in de landbouw;
(c)Geschikte IPM ontwikkelen, waarin opgenomen de verschillende biologische, fysische en gewastechnische bestrijdingsmethoden, alsook chemische bestrijdingsmethoden, rekening houdend met specifieke regionale omstandigheden.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.79.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $1,9 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $285 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.80.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, onderzoek op de boerenbedrijven te starten naar de ontwikkeling van alternatieve, niet-chemische technologieën voor de aanpak van plagen.
(c) Vorming
14.81.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Scholingsprogramma's samenstellen en implementeren op het gebied van benaderingswijzen en technieken voor geïntegreerde aanpak van plagen en voor controle op het gebruik van pesticiden, teneinde beleidsmakers, onderzoekers, niet-gouvernementele organisaties en boeren voor te lichten;
(b)Landbouwconsulenten opleiden en boeren en vrouwengroeperingen betrekken bij gezonde teelt van gewassen en alternatieve, niet-chemische bestrijding van plagen in de landbouw.
(d) Capaciteitopbouw
14.82.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, nationale regeringsinstellingen en organen te versterken die zich bezighouden met regelgeving voor controle op bestrijdingsmiddelen en met de overdracht van technologie voor een geïntegreerde aanpak van plagen.
J.Duurzame bemesting van planten om de voedselproduktie te vergroten
Uitgangspunten
14.83.De uitputting van voedingsstoffen voor planten is een ernstig probleem dat tot verlies van bodemvruchtbaarheid leidt, vooral in de ontwikkelingslanden. Voor het in stand houden van de bodemvruchtbaarheid kunnen de FAO-programma's voor duurzame bemesting van planten nuttig zijn. In Afrika ten zuiden van de Sahara is het verlies van voedingsstoffen via alle bronnen op dit moment drie tot vier keer groter dan de toevoer ervan, en het netto verlies kan worden geschat op ongeveer 10 miljoen ton per jaar. Tengevolge daarvan worden meer marginale gronden en kwetsbare natuurlijke ecosystemen voor de landbouw in gebruik genomen, waardoor weer een verdere bodemachteruitgang en andere milieuproblemen veroorzaakt worden. De geïntegreerde benadering van voedingsstoffen voor planten heeft als doel de opbrengsten in de toekomst te vergroten zonder dat dit ten koste gaat van het milieu of de vruchtbaarheid van de bodem.
14.84.In veel ontwikkelingslanden is de bevolkinggroei groter dan 3% per jaar, en kan de nationale landbouwproduktie niet meer voldoen aan de vraag naar voedsel. In deze landen dient de landbouwproduktie met tenminste 4% per jaar te worden vergroot, zonder dat daarbij de vruchtbaarheid van de bodem wordt vernietigd. Dit vraagt om een toename van de landbouwproduktie in gebieden met een hoog agrarisch potentieel door middel van een efficiënt gebruik van produktiemiddelen. Geschoolde arbeid, levering van energie, aangepast gereedschap en technologieën, voedingsstoffen voor planten en verrijking van de bodem zullen alle noodzakelijk zijn.
Doelstellingen
14.85.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het ontwikkelen en in stand houden, niet later dan het jaar 2000, van een geïntegreerde benadering van bemesting voor planten in alle landen en het op zo ruim mogelijke schaal beschikbaar stellen van kunstmest en andere voedingsstoffen voor planten;
(b)Het vormen en in stand houden, niet later dan het jaar 2000, van de institutionele en menselijke infrastructuur om het nemen van doeltreffende besluiten met betrekking tot bodemvruchtbaarheid te bevorderen;
(c)Het ontwikkelen en ter beschikking stellen aan boeren, landbouwconsulenten, planners en beleidsmakers van de kennis die nationaal en internationaal beschikbaar is op het gebied van nieuwe en bestaande milieuverantwoordetechnologieën en op het gebied van strategieën voor beheer van de bodemvruchtbaarheid ter bevordering van duurzame landbouw.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.86.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Strategieën formuleren en implementeren voor een betere bescherming van de bodemvruchtbaarheid, om te kunnen komen tot een duurzame landbouwproduktie en het in samenhang daarmee aanpassen van de relevante instrumenten voor landbouwbeleid;
(b)Organische en anorganische bronnen van voedingsstoffen voor planten integreren in een systeem om de bodemvruchtbaarheid te ondersteunen en vast te stellen welke de behoeften zijn aan minerale meststoffen;
(c)De vraag naar voedingsstoffen voor planten en strategieën voor aanvoer daarvan vaststellen en het gebruik van zowel organische als anorganische bronnen, indien van toepassing, optimaliseren om de efficiëntie en de produktie op het boerenbedrijf te vergroten;
(d)Processen ontwikkelen en aanmoedigen voor het opnieuw inbrengen van organische en anorganische reststoffen in de structuur van de bodem, zonder schade toe te brengen aan het milieu, de plantengroei of de gezondheid van mensen.
(b) Gegevens en informatie
14.87.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)"Nationale rekeningen" van voedingsstoffen voor planten onderzoeken, met inbegrip van aanvoer (inputs) en verliezen (opbrengsten), alsmede boekhoudkundige balansen en ramingen voor oogstsystemen samenstellen;
(b)Het technische en economische potentieel van bronnen van voedingsstoffen voor planten beoordelen, inclusief nationale voorraden, een beter aanbod vanorganisch materiaal, recycling, afval, uit organisch afval vervaardigde teelaarde en biologische stikstoffixatie.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.88.De in aanmerking komende instellingen van de Verenigde Naties, zoals de FAO, de internationale instellingen voor landbouwonderzoek, en niet-gouvernementele organisaties dienen samen te werken bij het implementeren van voorlichtings- en publiciteitscampagnes omtrent de geïntegreerde benadering van voedingsstoffen voor planten, efficiënte gebruik van de bodemproduktiviteit en het verband hiervan met het milieu.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.89.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $3,2 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $475 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.90.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Op de betreffende plaats toegesneden technologieën ontwikkelen op speciaal gemarkeerde plaatsen en boerenakkers die representatief zijn voor de heersende sociaal-economische en ecologische omstandigheden, door middel van onderzoek waaraan lokale bevolkingen volledig deelnemen;
(b)Interdisciplinair internationaal onderzoek en overdracht van technologie versterken voor onderzoek naar oogst- en landbouwsystemen, verbetering van technieken voor produktie van biomassain situ, verwerking van organisch afval en bosbouwtechnologieën.
(c) Vorming
14.91.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Landbouwconsulenten en onderzoekers scholen op het gebied van het beheer van voedingsstoffen voor planten, oogstsystemen en landbouwsystemen en op dat van de taxatie van de economische waarde van de werking van voedingsstoffen voor planten;
(b)Boeren en vrouwengroeperingen scholen in het beheer van voedingsstoffen voor planten, met speciale nadruk op het behoud en de produktiviteit van de toplaag van de bodem.
(d) Vergroting van capaciteit
14.92.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Institutionele mechanismen ontwikkelen die geschikt zijn voor de formulering van beleid dat ten doel heeft toe te zien op en leiding te geven aan de implementatie van geïntegreerde programma's voor voedingsstoffen voor planten door middel van een interactief programma waarbij boeren, onderzoek, voorlichtingsdiensten en andere sectoren van de samenleving zijn betrokken;
(b)Bestaande adviesdiensten, indien van toepassing, versterken, alsmede personeel opleiden, technologieën ontwikkelen en testen en de invoering bevorderen van methoden om de volledige produktiviteit van grond op te voeren en in stand te houden.
K.Aanpassing van de energievoorziening op het platteland ter verhoging van de produktiviteit
Uitgangspunten
14.93.In veel landen is het aanbod van energie niet in overeenstemming met de ontwikkelingsbehoeften, is de prijs van energie hoog en is het aanbod van energie niet stabiel. In ontwikkelingslanden zijn de voornaamste bronnen van energie op het platteland brandhout, resten van de oogst, dierlijke mest en energie geleverd door dier- en menskracht. Intensiever gebruik van energie is nodig om de produktiviteit van menselijke arbeid te verhogen en om inkomen te genereren. Om dit te bereiken dient door energiebeleid en energietechnologie op het platteland een mengvorm gestimuleerd te worden tussen kosteneffectieve fossiele brandstoffen en vernieuwbare energiebronnen, die op zichzelf duurzaam is en een duurzame agrarische ontwikkeling waarborgt. Gebieden op het platteland leveren energie in de vorm van hout. Het volledige potentieel van de landbouw en bosbouw, alsmede van hulpbronnen uit gemeenschappelijk eigendom, als bronnen van vernieuwbare energie is nog lang niet verwerkelijkt. Het tot stand komen van duurzame ontwikkeling op het platteland is nauw verweven met patronen van vraag en aanbod van energie.
Doelstellingen
14.94.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het starten en aanmoedigen, niet later dan het jaar 2000, van een proces van milieuverantwoorde aanpassing van de energievoorziening in plattelandsgemeenschappen, van niet-duurzame bronnen van energie naar gestructureerde en gediversifieerde bronnen van energie door alternatieve en nieuwe en duurzame bronnen van energie aan te boren;
(b)Het vergroten van het energie-aanbod dat voor huishoudens op het platteland en voor de behoeften van de agro-industrie beschikbaar is, door middel van planning, overdracht en ontwikkeling van geschikte technologie;
(c)Het implementeren van zelfvoorzienende programma's op het platteland voor duurzame ontwikkeling van vernieuwbare energiebronnen en voor een meer efficiënt gebruik van energie.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
14.95.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Proefplannen en -projecten stimuleren waarin plaats is voor elektrische, mechanische en thermische energie (vergassers, biomassa, droogmachines die werken op zonnewarmte, door windkracht aangedreven pompen en verbrandingssystemen) en die toepasbaar zijn en waarvan verwacht kan worden dat ze adequaat kunnen worden onderhouden;
(b)Programma's voor energie op het platteland starten en bevorderen, ondersteund door technische scholing, banken en de infrastructuur die daarmee in verband staat;
(c)Onderzoek naar en ontwikkeling, diversificatie en behoud van energie intensiveren, waarbij rekening gehouden moet worden met de noodzaak van efficiënte exploitatie en milieuverantwoorde technologie.
(b) Gegevens en informatie
14.96.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Gegevens verzamelen en verspreiden over patronen van vraag en aanbod van energie op het platteland in verband met de energiebehoeften van huishoudens, de landbouw en de agro-industrie;
(b)Per sector gegevens over energie en produktie analyseren om de energiebehoeften op het platteland vast te stellen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
14.97.De in aanmerking komende instellingen van de Verenigde Naties en de regionale organisaties dienen, voortbordurend op de ervaring en de beschikbare kennis bij niet-gouvernementele organisaties op dit gebied, nationale en regionale ervaringen met methodologieën voor energieplanning op het platteland uit te wisselen om zodoende efficiënte planning te bevorderen en voor kosteneffectieve technologieën te kunnen kiezen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
14.98.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $1,8 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $265 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
14.99.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Onderzoek vanuit de overheidssector en de particuliere sector in ontwikkelingslanden en in geïndustrialiseerde landen naar duurzame energiebronnen ten behoeve van de landbouw intensiveren;
(b)Onderzoek en overdracht van energietechnologieën op het gebied van bio-energie en zonne-energie starten, ten behoeve van de landbouwproduktie en activiteiten na de oogst.
(c) Vorming
14.100.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, de maatschappelijke bewustwording ten aanzien van energieproblemen op het platteland te vergroten, waarbij nadruk gelegd moet worden op de voordelen van duurzame energiebronnen voor de economie en het milieu.
(d) Vergroting van capaciteit
14.101.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Nationale institutionele mechanismen in werking stellen voor planning en beheer van energie op het platteland, die de efficiëntie van de agrarischeproduktie kunnen verhogen en die het niveau van het dorp en het huishouden doordringen;
(b)Voorlichtingsdiensten en plaatselijke organisaties versterken, teneinde plannen en programma's te kunnen implementeren ten behoeve van nieuwe en duurzame energiebronnen op dorpsniveau.
L.Evaluatie van de effecten op planten en dieren van ultraviolette straling tengevolge van de aantasting van de ozonlaag in de stratosfeer
Uitgangspunten
14.102.De toename van ultraviolette straling tengevolge van de afbraak van de ozonlaag in de stratosfeer is een verschijnsel dat op verschillende plaatsen in de wereld is waargenomen, met name op het zuidelijk halfrond. Daarom is het van groot belang om de effecten daarvan op de flora en fauna, èn op duurzame ontwikkeling van de landbouw te evalueren.
Doelstelling
14.103.De doelstelling van dit programmaterrein is het doen van onderzoek om de effecten vast te stellen van de toegenomen ultraviolette straling tengevolge van de afbraak van de ozonlaag in de stratosfeer, op het aardoppervlak en op de flora en fauna in de getroffen streken, alsmede de gevolgen hiervan voor de landbouw, en om, indien van toepassing, strategieën te ontwikkelen die gericht zijn op het verminderen van de schadelijke effecten ervan.
Activiteiten
Beheersactiviteiten
14.104.In de getroffen streken dienen regeringen op het in aanmerking komende niveau, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, via institutionele samenwerking de noodzakelijke maatregelen te nemen ter bevordering van het implementeren van onderzoek en evaluaties met betrekking tot de effecten van een toegenomen ultraviolette straling op de flora en fauna en op landbouwactiviteiten, en dienen zij het nemen van geschikte herstelmaatregelen te overwegen.