HOOFDSTUK 12 BEHEER VAN KWETSBARE ECOSYSTEMEN: TEGENGAAN VAN WOESTIJNVORMING EN VERDROGING
INLEIDING
12.1.Kwetsbare ecosystemen zijn belangrijke ecosystemen: ze hebben unieke eigenschappen en omvatten unieke hulpbronnen. Tot kwetsbare ecosystemen worden gerekend woestijnen, semi-aride gronden, bergen, wetlands, kleine eilanden en bepaalde kustgebieden. De meeste van deze ecosystemen hebben, aangezien ze nationale grenzen overschrijden, een regionale betekenis. In dit hoofdstuk wordt gesproken over vraagstukken betreffende bodemrijkdommen van woestijnen, van aride en semi-aride gebieden en van droge sub-humide streken. Duurzame ontwikkeling van berggebieden wordt besproken in hoofdstuk 13 van Agenda 21; kleine eilanden en kustgebieden worden besproken in hoofdstuk 17.
12.2.Van woestijnvorming wordt gesproken in het geval van aantasting van het land in aride, semi-aride en droge sub-humide streken tengevolge van verschillende factoren, waaronder veranderingen in het klimaat en menselijk ingrijpen. Woestijnvorming treft ongeveer éénzesde van de wereldbevolking, 70 % van alle droge gebieden, bij elkaar ongeveer 3,6 miljard hectaren, en éénvierde van de totale landoppervlakte op aarde. Naast verregaande armoede is het duidelijkste gevolg van woestijnvorming de aantasting van 3,3 miljard hectaren weidegrond, oftewel 73 % van de weidegronden met een laag potentieel voor de voedselvoorziening van mens en dier; daling van de bodemvruchtbaarheid en verslechtering van de structuur van de bodem van ongeveer 47 % van de droge gebieden die bestaan uit marginaal, door regen bevloeid akkerland; en aantasting van geïrrigeerd akkerland, tot een totaal van ongeveer 30 % van de droge gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid en een groot agrarisch potentieel.
12.3.Bij het tegengaan van woestijnvorming dient het implementeren van preventieve maatregelen voor bodems die nog niet, of slechts weinig zijn aangetast, op de eerste plaats te komen. Ook de ernstig aangetaste gebieden mogen echter niet worden verwaarloosd. Bij de strijd tegen woestijnvorming en verdroging is deelname van de lokale bevolking, plattelandsorganisaties, nationale regeringen, niet-gouvernementele organisaties en internationale en regionale organisaties van essentieel belang.
12.4.In dit hoofdstuk komen de volgende programmaterreinen ter sprake:
(a)Het uitbreiden van de kennis en het ontwikkelen van systemen voor informatie en controle voor regio's die bedreigd worden door woestijnvorming en verdroging, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan de economische en sociale aspecten die in deze ecosystemen van belang zijn;
(b)Het tegengaan van aantasting van het land door onder andere meer aandacht te besteden aan bodembescherming, bebossing en herbebossing;
(c)Het uitwerken en versterken van geïntegreerde ontwikkelingsprogramma's voor armoedebestrijding en het bevorderen van alternatieve systemen om in het levensonderhoud te voorzien in gebieden die bedreigd worden door woestijnvorming;
(d)Het uitwerken van veelomvattende programma's tegen woestijnvorming en het integreren daarvan in plannen voor nationale ontwikkeling en voor nationaal milieubeleid;
(e)Het uitwerken van veelomvattende plannen ter voorbereiding op perioden van droogte voor hulp bij verdroging, met inbegrip van regelingen voor zelfhulp, ten behoeve van streken die door droogte worden bedreigd, en het ontwerpen van programma's om aan het probleem van de milieu-vluchtelingen het hoofd te bieden;
(f)Het aanmoedigen en bevorderen van participatie van de bevolking en van milieu-educatie, speciaal gericht op beheersing van het proces van woestijnvorming en op het beheren van de gevolgen van droogte;
PROGRAMMATERREINEN
A.Het uitbreiden van de kennis en het ontwikkelen van systemen voor informatie en controle voor regio's die bedreigd worden door woestijnvorming en verdroging, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan de economische en sociale aspecten die in deze ecosystemen van belang zijn
Uitgangspunten
12.5.De mondiaale evaluaties van de huidige toestand en het tempo van woestijnvorming, uitgevoerd door het Milieu Programma van de Verenigde Naties (UNEP) in 1977, 1984 en 1991 hebben aan het licht gebracht dat er onvoldoende elementaire kennis is over de processen die bij woestijnvorming een rol spelen. Adequate systemen voor wereldomvattende systematische observatie zijn van groot belang bij het ontwikkelen en implementeren van programma's om woestijnvorming tegen te gaan. Bestaande internationale, regionale en nationale instellingen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, hebben een beperkte capaciteit voor het vergaren en uitwisselen van relevante informatie. Een geïntegreerd en goed gecoördineerd systeem voor informatie en systematische observatie, dat steunt op de juiste technologie en dat op mondiaal, regionaal, nationaal en lokaal niveau werkzaam is, is van groot belang voor het verkrijgen van inzicht in de processen die bij woestijnvorming en verdroging een rol spelen. Dit is eveneens belangrijk voor het uitwerken van adequate maatregelen om op te treden tegen woestijnvorming en verdroging, en voor het verbeteren van sociaal-economische omstandigheden.
Doelstellingen
12.6.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het bevorderen van de vorming en/of versterking van nationale centra voor de coördinatie van informatie over het milieu. Deze moeten binnen de regeringen gaan fungeren als centrale punten voor de afzonderlijke ministeries en zorgen voor de noodzakelijke standaardisatie en ondersteunende diensten; tevens moet gewaarborgd worden dat systemen voor informatie over woestijnvorming en droogte, op subregionaal, regionaal en interregionaal niveau, tot een netwerk aaneengekoppeld worden;
(b)Het versterken van regionale en mondiale netwerken voor systematische observatie, in samenhang met de ontwikkeling van nationale systemen voor observatie van aantasting van de bodem en woestijnvorming veroorzaakt doorveranderingen in het klimaat en door menselijk ingrijpen, en het vaststellen van prioriteiten voor actie;
(c)Het oprichten van een permanent systeem, op zowel nationaal als internationaal niveau, voor het volgen van woestijnvorming en verdroging, met het doel de levensomstandigheden in de getroffen gebieden te verbeteren;
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
12.7.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Nationale milieu-informatiesystemen opzetten en/of versterken;
(b)De kwaliteit van evaluatiesystemen versterken op nationaal, deelstaat/ provinciaal en lokaal niveau, en samenwerking/netwerkvorming waarborgen tussen bestaande informatie- en controlesystemen op het gebied van milieu, zoals Earthwatch en het Sahara and Sahel Observatory;
(c)De capaciteit van nationale instellingen voor het analyseren van gegevens over het milieu vergroten, zodat ecologische veranderingen voortdurend en op nationaal niveau gecontroleerd kunnen worden en informatie over het milieu verkregen kan worden.
(b) Gegevens en informatie
12.8.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)De middelen voor het bepalen van de ecologische, economische en sociale gevolgen van woestijnvorming en aantasting van de bodem bezien en bestuderen en de resultaten van deze studies op internationaal niveau inbrengen in de evaluatieprogramma's voor woestijnvorming en aantasting van de bodem;
(b)De wisselwerkingen tussen de sociaal-economische effecten van klimaat, verdroging en woestijnvorming bezien en bestuderen en de resultaten van deze studies gebruiken om te komen tot concrete actie.
12.9.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Steun verlenen aan de integratie van gegevensverzameling en onderzoekswerk in programma's die betrekking hebben op de problemen van woestijnvorming en verdroging;
(b)Steun verlenen aan nationale, regionale en mondiale programma's voor de integratie van gegevensverzameling en onderzoeksnetwerken die land- en aantasting van de bodem evalueren;
(c)Nationale en regionale meteorologische en hydrologische netwerken en controlesystemen versterken, teneinde ervoor te zorgen dat basisinformatie op een adequate manier wordt verzameld en om de communicatie tussen nationale, regionale en internationale centra te waarborgen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
12.10.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Steun verlenen aan regionale programma's en internationale samenwerkingsorganen, zoals het Permanent Interstatelijk Comité voor de Strijd tegen de Droogte in de Sahel (CILLS), de Intergovernmental Authority for Drought and Development (IGADD), de Conferentie voor Coördinatie van de Ontwikkeling van Zuidelijk Afrika (SADCC), de Arabische Maghreb Unie en andere regionale organisaties, en tevens organisaties als het Sahara and Sahel Observatory;
(b)Een veelomvattend gegevensbestand opzetten en/of ontwikkelen op het gebied van woestijnvorming, bodemaantasting en de levensomstandigheden van de bevolking, waarin zowel fysische als sociaal-economische parameters zijn opgenomen. Dit bestand dient gebaseerd te worden op bestaande en, waar nodig, additionele voorzieningen, zoals die van Earthwatch en andere informatiesystemen van internationale, regionale en nationale instellingen, die dan voor dit doel versterkt moeten worden;
(c)Criteria en indicatoren voor vooruitgang vaststellen teneinde het de lokale en regionale organisaties gemakkelijker te maken de vooruitgang te bepalen in de strijd tegen woestijnvorming. Bijzondere aandacht moet uitgaan naar indicatoren voor deelname van de plaatselijke bevolking.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
12.11.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $350 miljoen nodig zal zijn, waarvan circa $175 miljoen afkomstig zou moeten zijn van de internationale gemeenschap, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
12.12.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties die zich bezighouden met het vraagstuk van woestijnvorming en verdroging:
(a)Overzichten samenstellen en bijhouden van zowel natuurlijke hulpbronnen, zoals energie, water, bodem, mineralen en de beschikbaarheid van voedsel voor plant en dier, alsook van andere hulpbronnen zoals huisvesting, werkgelegenheid, gezondheid, onderwijs en demografische spreiding in tijd en ruimte;
(b)Geïntegreerde informatiesystemen ontwikkelen voor milieucontrole, milieuboekhouding en milieu-effectrapportage;
(c)De samenwerking bevorderen tussen internationale organen en nationale overheden, teneinde de aanschaf en ontwikkeling te vergemakkelijken van geschikte technologie voor controle op en het tegengaan van woestijnvorming en verdroging;
(c) Vorming
12.13.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties die zich bezighouden met het vraagstuk van woestijnvorming en verdroging, de technische en professionele vaardigheden ontwikkelen van mensen die ingeschakeld zijn bij de controle en evaluatie van woestijnvorming en verdroging.
(d) Vergroting van capaciteit
12.14.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties die zich bezighouden met het vraagstuk van woestijnvorming en verdroging:
(a)Nationale en lokale instellingen versterken door ze te voorzien van voldoende personeel, adequate uitrusting en de nodige financiën om het hen mogelijk te maken woestijnvorming te bestuderen;
(b)Bevorderen dat de lokale bevolking, in het bijzonder vrouwen en jongeren, betrokken raakt bij het verzamelen en gebruiken van informatie over het milieu, door middel van voorlichting en bewustmaking.
B.Het tegengaan van aantasting van het land door onder andere meer aandacht te besteden aan bodembescherming, bebossing en herbebossing
Uitgangspunten
12.15.Ongeveer 3,6 miljard hectaren land heeft te lijden onder woestijnvorming, hetgeen overeenkomt met circa 70 % van de totale oppervlakte aan droge gronden op aarde, ofwel ongeveer een kwart van alle land op de wereld. Bij het tegengaan van woestijnvorming op weidegronden, door regen bevloeid akkerland en geïrrigeerde gronden moeten preventieve maatregelen genomen worden in die gebieden die nog niet of nog maar weinig zijn aangetast door woestijnvorming; om de produktiviteit van matig verwoestijnd land te ondersteunen moeten er corrigerende maatregelen worden geïmplementeerd en op ernstig of zeer ernstig verwoestijnde gronden moeten herstelmaatregelen worden uitgevoerd.
12.16.Door uitbreiding van het gebied bedekt met vegetatie zou de waterhuishouding van de droge gronden verbeteren en zich stabiliseren, en zouden kwaliteit en produktiviteit van de grond in stand blijven. Voorkomen moet worden dat nog niet aangetast land door verdroging en woestijnvorming wordt aangetast en er moeten corrigerende maatregelen en herstelmaatregelen genomen worden voor matig of ernstig aangetaste droge gronden, inclusief gebieden die te lijden hebben onder zandverstuivingen, door middel van het invoeren van milieuverantwoorde, sociaal aanvaardbare, eerlijke en economisch haalbare systemen voor landgebruik. Hierdoor zal het draagvermogen van het land hoger worden en zullen de rijkdommen van flora en fauna in kwetsbare ecosystemen beter bewaard blijven.
Doelstellingen
12.17.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het waarborgen, met volledige participatie van de inheemse bevolking, van een behoorlijk beheer van de bestaande natuurlijke formaties (inclusief bossen) in de gebieden die nog niet of nog maar weinig zijn aangetast door woestijnvorming, terwille van onder andere het behoud van biodiversiteit, de bescherming van stroomgebieden en een duurzame produktie en duurzame agrarische ontwikkeling;
(b)Het weer geschikt maken van matig tot ernstig verwoestijnde droge gronden voor produktief gebruik en het handhaven van de produktieve capaciteit ervan ten behoeve van geïntegreerde nomadische veehouderij en agri-houtteelt, door onder andere bescherming van bodem en water;
(c)Het uitbreiden van de beplante oppervlakte en het ondersteunen van het beheer van de rijkdommen van flora en fauna in streken die aangetast zijn of bedreigd worden door woestijnvorming en verdroging, met name via activiteiten als bebossing/herbebossing, agrarische bosbouw, dorpsbosbouw en projecten voor het in stand houden van de vegetatie;
(d)Het verbeteren van het beheer van met bossen samenhangende hulpbronnen, inclusief brandhout, en het beperken van het verbruik van brandhout via een efficiënter gebruik en bescherming en door middel van de uitbreiding, ontwikkeling en toepassing van andere energiebronnen, inclusief alternatieve energiebronnen.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
12.18.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Op korte termijn rechtstreekse preventieve maatregelen implementeren ten behoeve van droge gronden die kwetsbaar maar nog niet aangetast zijn, of op slechts weinig verwoestijnde gronden, door de introductie van (i) beter beleid en betere methoden van landgebruik, ter verduurzaming van de produktieve capaciteit van de bodem; (ii) geschikte milieuverantwoorde en economisch verantwoorde technologieën invoeren voor landbouw en veeteelt; en (iii) het beheer van met bodem en water samenhangende hulpbronnen verbeteren;
(b)Bebossings- en herbebossingsprogramma's versneld uitvoeren, met gebruikmaking van droogte-resistente en snel groeiende soorten, in het bijzonder inheemse soorten, waaronder leguminosen en andere soorten, in combinatie met projecten vanuit de bevolking voor agri-houtteelt. In dit verband dient het opzetten van grootschalige projecten voor bebossing en herbebossing, in het bijzonder door het instellen van groene gordels, overwogen te worden, in aanmerking nemend dat zulke maatregelen diverse voordelen opleveren;
(c)Op korte termijn rechtstreekse corrigerende maatregelen implementeren ten behoeve van matig tot ernstig verwoestijnde droge gronden, in aanvulling op de maatregelen die zijn genoemd in paragraaf 18(a) hierboven, met de bedoeling de produktieve capaciteit van zulke gronden te herstellen en te verduurzamen;
(d)Verbeteringen aanbrengen in de systemen voor beheer van land, water en gewassen, waardoor verzilting op bestaande geïrrigeerde akkerlanden kan worden tegengegaan; door regen bevloeide akkerlanden stabiliseren en verbeterde systemen voor het beheer van bodem en gewas opnemen in de praktijk van het landgebruik;
(e)Participerend beheer van natuurlijke hulpbronnen, waaronder ook weidegronden, stimuleren, om zowel aan de behoeften van de plattelandsbevolking als aan doelstellingen van bescherming te voldoen, op basis van innovatieve technologieën of aangepaste inheemse technieken;
(f)Bescherming en behoudin situ bevorderen van speciale ecologische gebieden, via wetgeving en andere middelen, teneinde woestijnvorming tegen te gaan en tegelijkertijd de bescherming van de biodiversiteit te waarborgen;
(g)Investeringen in de ontwikkeling van bosbouw op droge gronden bevorderen en aanmoedigen, door middel van uiteenlopende stimuleringsmaatregelen, met inbegrip van wetgeving;
(h)Ontwikkeling en gebruik stimuleren van energiebronnen die de druk op hout als hulpbron verlichten, bij voorbeeld alternatieve energiebronnen en betere ovens.
(b) Gegevens en informatie
12.19.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Modellen voor het gebruik van land ontwikkelen, op basis van lokale methoden van landgebruik, teneinde tot een verbetering van die methoden te komen, speciaal met het oog op het voorkomen van bodemaantasting. De modellen dienen een beter inzicht te geven in de veelheid aan natuurlijke en antropogene factoren die mogelijk bijdragen tot woestijnvorming. In de modellen moet de wisselwerking tussen nieuwe en traditionele methoden ter voorkoming van bodemaantasting opgenomen worden en moet uitgegaan worden van het natuurlijk herstellingsvermogen van het hele ecologische en sociale systeem;
(b)Maatregelen nemen ten behoeve van het ontwikkelen, beproeven en introduceren van droogte-resistente, snel groeiende en produktieve plantensoorten die passen in het milieu van de betrokken regio's, zonder daarbij de veiligheid van het milieu in gevaar te brengen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
12.20.Van de desbetreffende VN-instellingen, internationale en regionale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en bilaterale instanties wordt verwacht dat zij:
(a)De taken die zij verrichten bij het tegengaan van bodemaantasting en het stimuleren van herbebossing, bosbouw en systemen voor landbeheer in de betrokken landen op elkaar afstemmen;
(b)Regionale en subregionale activiteiten ondersteunen op het gebied van ontwikkeling en verspreiding van technologie, opleidingen en het implementeren van programma's ter bestrijding van de aantasting van droge gronden.
12.21.Van de betrokken nationale regeringen en de in aanmerking komende VN-instellingen en bilaterale instanties wordt verwacht dat zij maatregelen nemen ter versterking van de coördinerende rol op het gebied van aantasting van droge gronden van de subregionale intergouvernementele organisaties die speciaal zijn opgericht voor dergelijke activiteiten, zoals CILSS, IGADD, SADCC en de Arabische Maghreb Unie.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
12.22Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $6 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $3 miljard ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
12.23.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau en van de lokale bevolking wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Inheemse kennis op het gebied van bos, bosgebieden, weidegronden en natuurlijke vegetatie integreren in onderzoek naar woestijnvorming en verdroging;
(b)Geïntegreerde programma's stimuleren voor onderzoek naar bescherming, herstel en behoud van met bodem en water samenhangende hulpbronnen en het beheer van land op basis van traditionele benaderingen, waar zulks haalbaar is.
(c) Vorming
12.24.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau en de lokale bevolking wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Mechanismen in het leven roepen om te waarborgen dat de gebruikers van het land, in het bijzonder vrouwen, de belangrijkste rol spelen bij de implementatie van betere methoden van landgebruik, met inbegrip van systemen voor agri-houtteelt, met het doel bodemaantasting tegen te gaan;
(b)Zorgen voor efficiënte voorzieningen voor voorlichting in gebieden die bedreigd worden door woestijnvorming en verdroging, in het bijzonder met het doel boeren en veehouders te onderrichten in een beter beheer van de met bodem en water samenhangende hulpbronnen op droge gronden.
(d) Vergroting van capaciteit
12.25.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau en de lokale bevolking wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Nieuwe, milieuverantwoorde en op ontwikkeling georiënteerde beleidslijnen ontwikkelen met betrekking tot landgebruik, en deze door middel van passende nationale wetgeving, toepassen en institutionaliseren;
(b)Steun verlenen aan organisaties op gemeenschapsniveau, in het bijzonder van boeren en veehouders.
C.Het uitwerken en versterken van geïntegreerde ontwikkelingsprogramma's voor armoedebestrijding en het bevorderen van alternatieve systemen om in het levensonderhoud te voorzien in gebieden die bedreigd worden door woestijnvorming.
Uitgangspunten
12.26.In gebieden die bedreigd worden door woestijnvorming en verdroging zijn de bestaande systemen om in het levensonderhoud te voorzien en om gebruik te maken van de hulpbronnen niet toereikend om de levensstandaard op peil te houden. In de meeste aride en semi-aride gebieden zijn de traditionele, op nomadische landbouw en veehouderij gebaseerde systemen om in het levensonderhoud te voorzien vaak inadequaat en niet-duurzaam, in het bijzonder bezien in het licht van de gevolgen van droogte en van de toenemende bevolkingsdruk. Als gevolg van de armoede wordt het tempo van bodemaantasting en woestijnvorming nog in belangrijke mate versneld. Derhalve moet er tot actie worden overgegaan om herstel en verbetering tot stand te brengen in de systemen van nomadische landbouw en veehouderij om zo te komen tot duurzaam beheer van weidegronden en tot alternatieve systemen om in het levensonderhoud te voorzien.
Doelstellingen
12.27.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het creëren van capaciteiten om dorpsgemeenschappen en groepen veehouders in staat te stellen om de eigen ontwikkeling en het beheer van de rijkdommen van hun land in eigen hand te nemen, op een sociaal rechtvaardige en ecologisch verantwoorde basis;
(b)Het verbeteren van produktiesystemen om, binnen het kader van goedgekeurde programma's voor het behoud van nationale hulpbronnen, en in het kader van een geïntegreerde benadering van plattelandsontwikkeling grotere produktiviteit te verwezenlijken;
(c)Het verschaffen van mogelijkheden voor alternatieve vormen van levensonderhoud als middel om de druk op de met het land samenhangende hulpbronnen te verminderen en om tegelijkertijd te zorgen voor extra bronnen van inkomen, in het bijzonder voor de plattelandsbevolking, om zodoende hun levensstandaard te verhogen.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
12.28.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Op nationaal niveau beleidsmatig kiezen voor een gedecentraliseerde benadering van het beheer van met het land samenhangende hulpbronnen, waarbij verantwoordelijkheden worden gedelegeerd naar de plattelands-organisaties;
(b)Plattelandsorganisaties opzetten of steunen die zich bezighouden met het beheer van dorpsgronden en weidegronden;
(c)Lokale, nationale en intersectorale mechanismen in werking stellen en ontwikkelen voor het omgaan met de milieu- en ontwikkelingsconsequenties van regelingen voor landgebruik met betrekking tot grondgebruik en grondbezit. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan de eigendomsrechten van vrouwen en groepen van herders en nomaden op het platteland;
(d)Maatregelen nemen tot het opzetten of versterken van verenigingen op dorpsniveau die zich bezighouden met economische activiteiten van gemeenschappelijk agrarisch belang (tuinbouw, verwerking van agrarische produkten, veeteelt, veehouderij, etc.)
(e)De kredietvoorziening en het activeren van besparingen op het platteland stimuleren door het oprichten van lokale banksystemen;
(f)De infrastructuur en de lokale produktie- en marketingcapaciteit tot ontwikkeling brengen door de lokale bevolking te betrekken bij het bevorderen van alternatieve systemen van levensonderhoud en armoedebestrijding;
(g)Een fonds oprichten voor doorlopend krediet aan lokale ondernemers en lokale groepen om de vestiging van huisnijverheid, zakelijke ondernemingen en kredietlevering voor activiteiten op het gebied van nomadische landbouw en veehouderij te vergemakkelijken.
(b) Gegevens en informatie
12.29.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Sociaal-economisch onderzoek van de uitgangssituatie uitvoeren om een goed inzicht te verkrijgen in de huidige stand van zaken met betrekking tot dit programmaterrein, met name wat betreft de vraagstukken van hulpbronnen en regelingen voor landgebruik, traditionele methoden van landbeheer en de eigenschappen van produktiesystemen;
(b)Overzichten opstellen van natuurlijke hulpbronnen (bodem, water en vegetatie) en naar de mate waarin deze zijn achteruitgegaan, waarbij vooral de kennis van de lokale bevolking als basis moet dienen (bijvoorbeeld derapid rural appraisal methode);
(c)Informatie verspreiden over technische pakketten en de sociale, economische en ecologische omstandigheden waaronder ze toegepast moeten worden;
(d)Bevorderen dat informatie met betrekking tot de ontwikkeling van alternatieve middelen van bestaan wordt uitgewisseld en gedeeld met andere agro-ecologische regio's.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
12.30.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)De samenwerking en de uitwisseling van informatie bevorderen tussen de instituten die zich bezighouden met onderzoek van aride en semi-aride gronden, op het gebied van technieken en technologieën voor de verhoging van de produktiviteit van het land en de arbeidsproduktiviteit, en op het gebied van levensvatbare produktiesystemen;
(b)De implementatie coördineren en harmoniseren van programma's en projecten die gefinancierd worden door internationale en niet-gouvernementele organisaties die zich ten doel hebben gesteld de armoede te bestrijden en alternatieve middelen van bestaan te bevorderen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
12.31.Het secretariaat van de Conferentie heeft een raming van de kosten van dit programma opgenomen in hoofdstuk 3 "Armoedebestrijding" en in hoofdstuk 14 "Bevordering van duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling".
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
12.32.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Toegepast onderzoek doen op het gebied van landgebruik, met steun van lokale onderzoeksinstellingen;
(b)Nationale, regionale en interregionale communicatie over en uitwisseling van informatie en ervaring tussen voorlichters en onderzoekers vergemakkelijken;
(c)Invoering en gebruik van technologieën voor het ontwikkelen van alternatieve bronnen van inkomen ondersteunen en aanmoedigen.
(c) Vorming
12.33. Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Leden van plattelandsorganisaties vaardigheden op het gebied van beheer bijbrengen en landbouwers en veehouders opleiden in speciale technieken, zoals bescherming van bodem en water, waterwinning, agri-houtteelt en kleinschalige irrigatie;
(b)Voorlichters en landbouwconsulenten scholen in de participatie met betrekking tot geïntegreerd landbeheer.
(d) Vergroting van capaciteit
12.34. Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, mechanismen in het leven roepen en instandhouden die waarborgen dat strategieën voor armoedebestrijding onder de bewoners van streken die bedreigd worden door woestijnvorming worden geïntegreerd in sectorale en nationale ontwikkelingsplannen en -programma's.
D.Het uitwerken van veelomvattende programma's tegen woestijnvorming en het integreren daarvan in plannen voor nationale ontwikkeling en voor nationaal milieubeleid
Uitgangspunten
12.35.In een aantal ontwikkelingslanden die te lijden hebben onder woestijnvorming is de voorraad aan natuurlijke hulpbronnen het belangrijkste kapitaal waarop het ontwikkelingsproces moet steunen. De interactie tussen de maatschappelijke systemen en de met het land samenhangende hulpbronnen maakt het probleem nog veel complexer, en maakt een geïntegreerde aanpak van planning en beheer van de bodemrijkdommen noodzakelijk. Actieplannen om de strijd aan te binden met woestijnvorming en verdroging dienen ook de beheersaspecten van milieu en ontwikkeling te omvatten, zodat aansluiting wordt gevonden bij het streven naar integratie van nationale ontwikkelingsplannen en nationale milieu-actieplannen.
Doelstellingen
12.36.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het uitbreiden van de mogelijkheden van nationale instituten tot het ontwikkelen van geschikte programma's voor de bestrijding van woestijnvorming en het integreren daarvan in de nationale ontwikkelingsplanning;
(b)Het ontwikkelen van structuren voor strategische planning van ontwikkeling, bescherming en beheer van de natuurlijke hulpbronnen in gebieden met droge gronden en het integreren van die structuren in de nationale ontwikkelingsplannen, inclusief nationale plannen voor bestrijding van woestijnvorming en milieu-actieplannen, in landen die het meest bedreigd worden van door woestijnvorming;
(c)Het op gang brengen van een lange-termijnproces om strategieën die verband houden met het beheer van natuurlijke hulpbronnen te implementeren en te controleren;
(d)Het versterken van regionale en internationale samenwerking bij de strijd tegen woestijnvorming door onder ander het toepassen van juridische en andere instrumenten.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
12.37.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Binnen regeringen of lokale uitvoerende organen zorgen voor de vorming of versterking van nationale en lokale instanties voor de bestrijding van woestijnvorming, alsmede lokale commissies/verenigingen van landgebruikers, in alle betrokken plattelandsgemeenschappen, met de bedoeling om een werkbare samenwerking tot stand te brengen tussen alle betrokken partijen, vanaf het niveau vanaf de basis (boeren en veehouders) tot aan de hogere regeringsniveaus;
(b)Nationale actieplannen ontwikkelen voor de strijd tegen woestijnvorming, en deze, waar dat van toepassing is, integreren in nationale ontwikkelingsplannen en nationale milieu-actieplannen;
(c)Beleidsmaatregelen implementeren die tot doel hebben het gebruik van land te verbeteren, gemeenschappelijke grond naar behoren te beheren, stimulansen te geven aan kleine boeren en veehouders, vrouwen bij deze processen te betrekken en particuliere investeringen in de ontwikkeling van droge gronden aan te moedigen;
(d)Zorgen voor coördinatie tussen ministeries en instellingen die op nationaal en lokaal niveau werkzaam zijn op het gebied van programma's om woestijnvorming tegen te gaan.
(b) Gegevens en informatie
12.38.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, informatieuitwisseling en samenwerking van de betrokken landen stimuleren op het gebied van nationale planning en programma-ontwikkeling door onder andere het opzetten van netwerken.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
12.39.Van de relevante internationale organisaties, multilaterale financiële instellingen, niet-gouvernementele organisaties en bilaterale instanties wordt verwacht dat zij intensiever samenwerken bij het verlenen van medewerking aan de voorbereiding van programma's om woestijnvorming onder controle te brengen, bij de integratie van die plannen in strategieën voor nationale planning, bij de voorbereiding van mechanismen voor nationale coördinatieen systematische observatie en bij het verlenen van medewerking bij het inpassen van deze plannen en mechanismen in regionale en mondiale netwerken;
12.40.Het verzoek te richten aan de Algemene Vergadering om tijdens de zevenenveertigste zitting, een onder auspiciën van de Algemene Vergadering staande intergouvernementele onderhandelingscommissie op te richten voor het uitwerken van een internationale overeenkomst ter bestrijding van woestijnvorming in die landen die te lijden hebben onder ernstige droogte en/of woestijnvorming, in het bijzonder in Afrika, met de bedoeling zo'n overeenkomst omstreeks juni 1994 af te ronden.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
12.41. Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $180 miljoen nodig zou zijn, waarvan circa $90 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
12.42.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Geschikte en verbeterde duurzame technologieën ontwikkelen en introduceren voor de landbouw en de veehouderij, die ook sociaal en ecologisch aanvaardbaar en economisch haalbaar zijn;
(b)Toegepast onderzoek uitvoeren naar integratie in de nationale ontwikkelingsplannen van activiteiten op het gebied van milieu en ontwikkeling.
(c) Vorming
12.43.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, in de betrokken landen grote, nationale bewustmakings/scholingsprogramma's opzetten tegen woestijnvorming, via de bestaande nationale massamedia, de onderwijsvoorzieningen en nieuw geschapen of versterktevoorzieningen voor voorlichting. Hierdoor moeten de kennis op het gebied van woestijnvorming en verdroging en nationale actieplannen voor de bestrijding van woestijnvorming voor een ieder toegankelijk worden.
(d) Capaciteitopbouw
12.44.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, mechanismen in werking stellen en instandhouden die moeten zorgen voor coördinatie tussen sectorale ministeries en instellingen te verzekeren, met inbegrip van instellingen op lokaal niveau en de geëigende intergouvernementele organisaties, bij het integreren van programma's ter bestrijding van woestijnvorming in nationale ontwikkelingsplannen en nationale milieu-actieplannen.
E.Het uitwerken van veelomvattende plannen ter voorbereiding op verdroging of voor hulp bij verdroging, met inbegrip van regelingen voor zelfhulp, ten behoeve van streken die door droogte worden bedreigd, en het ontwerpen van programma's om aan het probleem van de milieu-vluchtelingen het hoofd te bieden.
Uitgangspunten
12.45.Droogte is een probleem dat zich met een zekere regelmaat en in meer of minder ernstige vorm voordoet in veel ontwikkelingslanden, in het bijzonder in Afrika. Afgezien van het verlies aan mensenlevens - midden jaren tachtig zijn naar schatting 3 miljoen mensen omgekomen als gevolg van droogte in Afrika ten zuiden van de Sahara - leiden verdrogingsrampen ook tot enorme economische kosten in de vorm van produktieverlies, verkeerd gebruikte investeringen en oneigenlijk gebruik van ontwikkelingshulp.
12.46.Systemen voor vroegtijdige waarschuwing tegen droogte zullen de implementatie mogelijk maken van plannen die gebieden kunnen voorbereiden op perioden van droogte. Geïntegreerde maatregelenpakketten op het niveau van de boerderij of van stroomgebieden, zoals alternatieve strategieën voor akkerbouw, bescherming van bodem en water en verbetering van waterwinningstechnieken, zouden het vermogen van het land om het hoofd te bieden aan droogte kunnen verbeteren en kunnen voorzien in de elementaire behoeften, waardoor het aantal milieuvluchtelingen en de noodzaak voor noodhulp bij droogte beperkt kan blijven. Tegelijkertijd zijn er overeenkomsten nodig voor hulp bij onvoorziene omstandigheden, in perioden van acute schaarste.
Doelstellingen
12.47.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het ontwikkelen van nationale strategieën ter voorbereiding op droogte, zowel voor de korte als de lange termijn, met als doel de produktiesystemen minder kwetsbaar te maken voor droogte;
(b)Het verbeteren van de doorstroming van vroegtijdige waarschuwingssignalen naar beleidsmakers en landgebruikers, zodat landen in staat worden gesteld interventiestrategieën voor droogte te implementeren;
(c)Het ontwikkelen van projecten voor hulp bij droogte en van methoden om aan het probleem van milieuvluchtelingen het hoofd te bieden, en het integreren van die projecten in nationale en regionale ontwikkelingsplannen.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
12.48.In gebieden die te lijden hebben onder verdroging wordt van de regeringen op het in aanmerking komende niveau verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Strategieën ontwikkelen om het hoofd te bieden aan nationale voedseltekorten in perioden waarin de produktie tekortschiet. Deze strategieën moeten betrekking hebben op problemen van opslag en voorraadvorming, import, havenfaciliteiten, voedselopslag, transport en distributie;
(b)Maatregelen nemen ter verbetering van de nationale en regionale landbouwmeteorologische capaciteit en van voorzieningen voor de planning van de verbouw van noodgewassen. Meteorologie ten behoeve van de landbouw koppelt regelmatige en betrouwbare regionale weersvoorspellingen aan de vereisten voor het plannen van de gewasteelt en voor uitbreiding van het landbouwareaal;
(c)Projecten op het platteland voorbereiden om te voorzien in tijdelijke lokale werkgelegenheid voor huishoudens die door droogte zijn getroffen. Verlies van inkomen en recht op voedsel vormen een veel voorkomende bron van leed in periodes van droogte. Lokale projecten helpen om het inkomen te genereren dat arme huishoudens nodig hebben om voedsel te kopen;
(d)Waar nodig regelingen treffen voor de distributie van voedsel en veevoer en voor de watervoorziening in onvoorziene omstandigheden;
(e)Een budgetair instrumentarium opzetten om op korte termijn te kunnen voorzien in hulp bij droogte;
(f)Voorzien in opvang voor de meest kwetsbare huishoudens.
(b) Gegevens en informatie
12.49.Van de regeringen van de betrokken landen, op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Onderzoek implementeren naar de voorspelling van seizoensgebonden weersomstandigheden om verbeteringen mogelijk te maken in de planning van noodmaatregelen en in hulpoperaties, en om het mogelijk te maken datpreventieve maatregelen worden genomen op het niveau van de boerderij, zoals bijvoorbeeld selecteren van geschikte variëteiten en geschikte agrarische methoden in tijden van droogte;
(b)Toegepast onderzoek ondersteunen naar manieren om het dalen van grondwaterstanden te beperken, naar manieren om de waterabsorptie door de bodem te verhogen en naar technieken voor waterwinning in door droogte bedreigde gebieden;
(c)Nationale waarschuwingsstelsels versterken, met bijzondere aandacht voor het in kaart brengen van risico's, remote-sensing, de ontwikkeling van meteorologische modellen ten behoeve van de landbouw, geïntegreerde, multidisciplinaire technieken voor het voorspellen van de opbrengsten van de akkerbouw en computeranalyse van vraag en aanbod van voedsel.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
12.50.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Een systeem opzetten van noodvoorzieningen in de vorm van voedselvoorraden, logistieke ondersteuning, personeel en geld voor een snelle internationale reactie op noodgevallen die met droogte in verband staan;
(b)Programma's ondersteunen van de WMO op het gebied van hydrologie en meteorologie ten behoeve van de landbouw, alsmede het Programme of the Regional Training Centre for Agrometeorology and Operational Hydrology and their Applications (AGRHYMET), van centra voor controle op droogte en van het African Centre of Meteorological Applications for Development (ACMAD), en de inspanningen ondersteunen van het Permanent Interstate Comittee on Drought Control in the Sahel (CILLS) en de Intergovernmental Authority for Drought and Development (IGADD);
(c)Steun verlenen aan FAO-programma's en andere programma's voor de ontwikkeling van nationale alarmeringssystemen en van projecten voor bijstand bij het veilig stellen van de voedselvoorziening;
(d)Het actieterrein versterken en uitbreiden van bestaande regionale programma's en van de activiteiten van de geëigende instellingen en organisaties van de Verenigde Naties, zoals het Wereld Voedselprogramma (WFP), het Bureau van de Verenigde Naties voor Rampenhulp (UNDRO) en het Soedan enSahelbureau van de Verenigde Naties, alsmede van niet-gouvernementele organisaties, met de bedoeling om de gevolgen van droogte en rampen in te perken.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
12.51.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $1,2 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $1,1 miljard ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
12.52.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau en van gemeenschappen die te lijden hebben onder verdroging wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Gebruik maken van traditionele middelen om aan honger het hoofd te bieden, als middel om noodhulp en ontwikkelingshulp te kanaliseren;
(b)Op nationaal, regionaal en lokaal niveau meer mogelijkheden scheppen voor interdisciplinair onderzoek en opleidingen op het gebied van strategieën voor droogtepreventie.
(c) Vorming
12.53.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)De besluitvormers en landgebruikers scholen in de effectieve gebruikmaking van informatie uit waarschuwingsstelsels;
(b)Meer mogelijkheden scheppen voor onderzoek en scholing op nationaal niveau om de gevolgen van droogte vast te stellen en methodologieën te ontwikkelen voor het voorspellen van droogte.
(d) Vergroting van capaciteit
12.54.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Zorgen voor de verbetering en instandhouding van faciliteiten met voldoende personeel, uitrusting en financiële middelen om controle uit te oefenen op droogteparameters, zodat preventieve maatregelen genomen kunnen worden op regionaal, nationaal en lokaal niveau;
(b)Samenwerking tussen ministeries tot stand brengen en coördinatie-centra oprichten ten behoeve van controle op en evaluatie van de gevolgen van verdroging, en van het beheer van projecten op het gebied van hulp bij droogte.
F.Het aanmoedigen en bevorderen van participatie van de bevolking en van milieu-educatie, speciaal gericht op beheersing van het proces van woestijnvorming en op het beheren van de gevolgen van droogte
Uitgangspunten
12.55.De successen en mislukkingen van programma's en projecten hebben tot dusver geleerd dat ondersteuning vanuit de bevolking hard nodig is bij activiteiten met betrekking tot de beheersing van woestijnvorming en van verdroging. Maar het is noodzakelijk verder te gaan dan het theoretische ideaal van deelname door de bevolking en de aandacht te richten op het bewerkstelligen van werkelijk actieve betrokkenheid van de bevolking, met als uitgangspunt het concept van partnerschap. Dit veronderstelt dat verantwoordelijkheden worden gedeeld en dat alle partijen betrokken zijn. In deze context moet dit programmaterrein beschouwd worden als van groot belang voor de ondersteuning van alle activiteiten met betrekking tot de beheersing van woestijnvorming en verdroging.
Doelstellingen
12.56.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het ontwikkelen en vergroten van kennis en bewustzijn aangaande woestijnvorming en verdroging bij het publiek, waarbij inbegrepen de integratie van milieu-educatie in het onderwijsprogramma van het basisonderwijs en het middelbaar onderwijs;
(b)Het creëren en bevorderen van een werkelijke samenwerking tussen overheidsorganen, zowel op nationaal als op lokaal niveau, andere uitvoerende organen, niet-gouvernementele organisaties en landgebruikers die te lijden hebben onder verdroging en woestijnvorming. Daarbij moet de landgebruikers een verantwoordelijke rol worden toebedacht bij de planning en uitvoering zodat ze volledig van ontwikkelingsprojecten kunnen profiteren;
(c)Waarborgen dat de verschillende partners begrip kunnen opbrengen voor elkanders behoeften, doelstellingen en gezichtspunten via uiteenlopende middelen zoals scholing, bewustmaking van het publiek en open dialoog;
(d)Het ondersteunen van lokale gemeenschappen bij hun eigen inspanningen ter bestrijding van woestijnvorming, en het voortborduren op de kennis en ervaring van de direct betrokken mensen, onder waarborging van de volledige deelname van vrouwen en inheemse volkeren.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
12.57.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Beleidsmaatregelen nemen en bestuurlijke structuren opzetten ten behoeve van decentralisatie van de besluitvorming en de implementatie;
(b)Mechanismen in werking stellen om landgebruikers te raadplegen en tot deelname aan het programma te bewegen en om de lokale bevolking beter in staat te stellen om actiedoelen aan te geven en/of bij te dragen tot vaststelling en planning van actiedoelen;
(c)In samenwerking met lokale gemeenschappen specifieke doelstellingen voor programma's of projecten vaststellen; lokale beheersplannen ontwerpen die dergelijke voortgangsindicatoren omvatten, waardoor het mogelijk wordt de opzet van een project of de methoden van beheer waar nodig aan te passen;
(d)Wetgevende, institutioneel/organisatorische en financiële maatregelen invoeren om te waarborgen dat de gebruikers betrokken raken bij het programma en toegang hebben tot de met het land samenhangende hulpbronnen;
(e)Gunstige voorwaarden scheppen en/of uitbreiden voor de levering van diensten, zoals kredietfaciliteiten en afzetmogelijkheden op de markt voor de plattelandsbevolking;
(f)Scholingsprogramma's ontwikkelen om het opleidingsniveau en de deelname van de bevolking te verhogen, in het bijzonder van vrouwen en de inheemse bevolking, door onder andere alfabetisering en de ontwikkeling van technische vaardigheden;
(g)Banksystemen op het platteland creëren om de toegang tot krediet voor de plattelandsbevolking te vergemakkelijken, in het bijzonder voor vrouwen en inheemse groeperingen, en om het sparen op het platteland te stimuleren;
(h)Beleidsmaatregelen nemen om particuliere en overheidsinvesteringen te stimuleren.
(b) Gegevens en informatie
12.58.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Op alle niveaus sekse onderscheiden informatie, vaardigheden en kennis analyseren, ontwikkelen en verspreiden betreffende manieren om deelname van de bevolking te organiseren en te bevorderen;
(b)De ontwikkeling van technische kennis bevorderen, met speciale aandacht voor geschikte intermediaire technologie;
(c)Kennis verspreiden omtrent de resultaten van toegepast onderzoek naar bodem- en waterproblemen, voor landbouw en veeteelt geschikte plante- en diersoorten, agrarische technieken en technologische expertise.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
12.59.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Programma's ontwikkelen ter ondersteuning van regionale organisaties als CILLS, IGADD, SADCC en de Arabische Maghreb Unie en andere intergouvernementele organisaties in Afrika en andere delen van de wereld om daardoor de dienstverlening te versterken en de deelname te vergroten van niet-gouvernementele organisaties en van de plattelandsbevolking;
(b)Mechanismen ontwikkelen om technologische samenwerking te vergemakkelijken en een dergelijke samenwerking te bevorderen als onderdeel van alle vormen van externe bijstand en van alle activiteiten die verband houden met projecten voor technische bijstand in de overheids- of particuliere sector;
(c)Samenwerking bevorderen tussen de verschillende deelnemers aan programma's voor milieu en ontwikkeling;
(d)Het ontstaan bevorderen van representatieve organisatorische structuren om samenwerking tussen organisaties onderling te stimuleren en te ondersteunen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
12.60.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van dit programma jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $1,0 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $500 miljoen door de internationale gemeenschap ter beschikking zou moeten worden gesteld, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
12.61.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, de ontwikkeling van inheemse kennis en de overdracht van technologie bevorderen.
(c) Vorming
12.62.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Instellingen ondersteunen en/of versterken die zich bezighouden met het voorlichten van de bevolking, daarbij inbegrepen de lokale media, scholen en groepen uit de gemeenschap;
(b)Het niveau van openbaar onderwijs verhogen.
(d) Vergroting van capaciteit
12.63.Van de regeringen op het aangewezen niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, leden van lokale plattelandsorganisaties naar voren schuiven en, op lokaal niveau, meer landbouwvoorlichters opleiden.