HOOFDSTUK 21 MILIEUHYGIENISCH VERANTWOORD BEHEER VAN VASTE AFVALSTOFFEN EN KWESTIES IN VERBAND MET AFVALWATER
INLEIDING
21.1Het hoofdstuk over milieuverantwoord beheer van vaste afvalstoffen is in Agenda 21 opgenomen in antwoord op resolutie 44/228, sectie I, paragraaf 3, van de Algemene Vergadering, waarin de Vergadering bevestigde dat de Conferentie inzake Milieu en Ontwikkeling strategieën en maatregelen moet uitwerken om de effecten van de achteruitgang van het milieu tot staan te brengen en om te buigen, tegen de achtergrond van de toegenomen nationale en internationale inspanningen om in alle landen duurzame en milieuverantwoorde ontwikkeling te bevorderen, en in antwoord op sectie I, paragraaf 12 (g), van diezelfde resolutie, waarin de Vergadering bevestigde dat milieuverantwoord beheer van afvalstoffen tot de belangrijkste milieukwesties behoort waar het gaat om het handhaven van de kwaliteit van het milieu van de aarde en in het bijzonder om het bereiken van milieuverantwoorde en duurzame ontwikkeling in alle landen.
21.2.De programmaterreinen die in het onderhavige hoofdstuk van Agenda 21 zijn opgenomen, staan in nauw verband met de volgende programmaterreinen van andere hoofdstukken van Agenda 21:
(a)Bescherming van de kwaliteit en beschikbaarheid van zoetwaterbronnen (hoofdstuk 18: Toepassing van geïntegreerde benaderingen voor de ontwikkeling het beheer en het gebruik van waterbronnen);
(b)Bevordering van duurzame ontwikkeling van menselijke nederzettingen (hoofdstuk 7);
(c)Bescherming en bevordering van de gezondheid van de mens (hoofdstuk 6);
(d)Verandering van consumptiepatronen (hoofdstuk 4).
21.3.Onder vaste afvalstoffen, zoals bedoeld in dit hoofdstuk, vallen alle huishoudelijk afval en niet-gevaarlijke afvalstoffen, zoals commerciële en institutionele afvalstoffen, straatafval en bouw- en sloopafval. In sommige landen worden in het beheerssysteem voor vaste afvalstoffen ook menselijke afvalstoffen verwerkt, zoals fecaliën, as uit verbrandingsovens, en rioolslib uit beerputten en rioolwaterzuiveringsinstallaties. Als deze afvalstoffen gevaarlijke kenmerken hebben, moeten ze als gevaarlijke afvalstoffen behandeld worden.
21.4.Bij milieuverantwoord beheer van afval moet men verder gaan dan louter veilige verwijdering van of herwinning uit ontstane afvalstoffen en het probleem bij de wortel aanpakken door niet-duurzame produktie- en consumptiepatronen te veranderen. Dit brengt de toepassingmet zich mee van het concept van integraal ketenbeheer, hetgeen een unieke gelegenheid biedt om ontwikkeling en milieubescherming met elkaar te verenigen.
21.5.Het kader voor de vereiste actie moet dan ook op een hiërarchie van doelstellingen gebaseerd worden en gericht worden op de hierna volgende vier belangrijkste programmaterreinen in verband met afval:
(a)Het minimaliseren van de hoeveelheden afvalstoffen;
(b)Het maximaliseren van milieuverantwoord hergebruik en herwinning uit afval;
(c)Het stimuleren van milieuverantwoorde afvalverwijdering en -verwerking;
(d)Het uitbreiden van diensten voor de verwijdering van afval.
21.6.Deze vier programmaterreinen staan met elkaar in verband en ondersteunen elkaar, en moeten derhalve geïntegreerd worden voor het verkrijgen van een veelomvattend en milieu-gevoelig kader voor het beheren van gemeentelijke vaste afvalstoffen. De relatieve nadruk die elk van de vier programmaterreinen krijgt, varieert naar gelang de plaatselijke sociaal-economische en fysieke omstandigheden, de hoeveelheden geproduceerd afval en de samenstelling van het afval. Alle sectoren van de maatschappij dienen aan alle programmaterreinen deel te nemen.
PROGRAMMATERREINEN
A.Het minimaliseren van de hoeveelheden afvalstoffen
Uitgangspunten
21.7.Niet-duurzame produktie- en consumptiepatronen vergroten momenteel de hoeveelheid en verscheidenheid van niet-afbreekbare afvalstoffen in het milieu in een ongekend tempo. Deze tendens zou kunnen leiden tot een aanzienlijke vergroting van de hoeveelheid voortgebrachte afvalstoffen aan het eind van deze eeuw en tot een vervier- of vervijfvoudiging van de hoeveelheden tegen het jaar 2025. Een benadering voor preventief afvalbeheer die gericht is op veranderingen in levensstijlen en in produktie- en consumptiepatronen biedt de beste mogelijkheden om de huidige tendens om te buigen.
Doelstellingen
21.8.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het in een afgesproken tijdsbestek stabiliseren of verminderen van de produktie van afvalstoffen bestemd voor eindverwerking, door doelen te formuleren die gebaseerd zijn op gewicht, volume en samenstelling van het afval en het invoeren van afvalscheiding om herwinning en hergebruik te vergemakkelijken;
(b)Het verbeteren van de procedures voor het beoordelen van veranderingen in de hoeveelheid en samenstelling van afval, teneinde praktische beleidslijnen te formuleren voor minimalisering van de hoeveelheden afval, met gebruikmaking van economische of andere instrumenten om positieve wijzigingen in produktie- en consumptiepatronen te bewerkstelligen.
21.9.Van regeringen wordt verwacht dat zij, naar gelang hun capaciteiten en beschikbare middelen, en voorzover van toepassing met medewerking van de Verenigde Naties en andere betrokken organisaties:
(a)Niet later dan het jaar 2000 zorgen voor voldoende nationale, regionale en internationale capaciteit zorgen om informatie over ontwikkelingen in de afvalproblematiek toegankelijk te maken, te verwerken en te controleren, en om beleidslijnen voor het minimaliseren van de hoeveelheden afval te implementeren;
(b)Niet later dan het jaar 2000 in alle industrielanden programma's in werking gesteld hebben om de produktie van afvalstoffen bestemd voor definitieveverwijdering met inbegrip van de hoeveelheid afvalstoffen per hoofd van de bevolking (waar dit concept van toepassing is), op het dan bestaande niveau te stabiliseren of waar haalbaar te verminderen; ook ontwikkelingslanden dienen naar dat doel toe te werken, zonder hun ontwikkelingsvooruitzichten in gevaar te brengen;
(c)Niet later dan het jaar 2000 in alle landen, en in het bijzonder in industrielanden, programma's implementeren om de produktie te verminderen van landbouw-chemische afvalstoffen en verpakkingsmaterialen, voor zover ze niet onder de gevaarlijke afvalstoffen vallen.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
21.10.Regeringen dienen de aanzet te geven tot programma's om een gestage minimalisering van de afvalproduktie tot stand te brengen. Niet-gouvernementele organisaties en consumentengroepen moeten worden aangemoedigd aan dergelijke programma's deel te nemen, die waar nodig met medewerking van internationale organisaties zouden kunnen worden opgesteld. Deze programma's zouden waar mogelijk moeten voortbouwen op bestaande of voorgenomen activiteiten en het volgende dienen te omvatten:
(a)De ontwikkeling en versterking van nationale capaciteit voor het onderzoeken en ontwikkelen van milieuverantwoorde technieken, alsook de implementatie van maatregelen om de hoeveelheden afvalstoffen tot een minimum te beperken;
(b)Het verschaffen van stimulansen om niet-duurzame produktie- en consumptiepatronen te beperken;
(c)Waar nodig het opstellen van nationale plannen om het ontstaan van afval te minimaliseren als onderdeel van algemene nationale ontwikkelingsplannen;
(d)Nadrukkelijk betrekken van overwegingen van afvalvermindering bij aankopen binnen het VN-systeem.
(b) Gegevens en informatie
21.11Toezicht is een eerste vereiste voor het bijhouden van veranderingen in de hoeveelheid en aard van het afval en de invloed daarvan op de volksgezondheid en het milieu. Van regeringen wordt verwacht dat zij, met steun van internationale instanties:
(a)Methoden ontwikkelen en toepassen voor de controle op afval op nationaal niveau;
(b)Gegevens verzamelen en analyseren, nationale doelen vaststellen en de voortgang controleren;
(c)Gegevens gebruiken om de mate waarin het nationale afvalbeleid milieuverantwoord is te evalueren als basis voor corrigerende actie;
(d)Informatie leveren aan mondiale informatiesystemen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
21.12.De Verenigde Naties en intergouvernementele organisaties dienen in samenwerking met regeringen afvalminimalisering te bevorderen door uitgebreidere uitwisseling van informatie, kennis en ervaring mogelijk te maken. Het onderstaande is een niet-volledige lijst van specifieke activiteiten die ondernomen zouden kunnen worden:
(a)Methoden voor het toezicht op afval aangeven, ontwikkelen en harmoniseren en ze aan andere landen overdragen;
(b)De activiteiten van bestaande informatienetwerken op het gebied van schone technieken en afvalminimalisering inventariseren en verder ontwikkelen;
(c)Periodiek nationale gegevens evalueren, ordenen en analyseren en systematisch in een daarvoor geschikt VN-forum aan de betrokken landen rapporteren;
(d)De doelmatigheid van alle instrumenten voor afvalminimalisering beoordelen en mogelijke nieuwe instrumenten aanwijzen die gebruikt kunnen worden, alsook technieken waardoor deze op nationaal niveau operationeel kunnen worden gemaakt. Richtlijnen en gedragscodes moeten worden opgesteld;
(e)Onderzoek verrichten naar de maatschappelijke en economische effecten van afvalminimalisering op het niveau van de consument.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
21.13.Het secretariaat van de Conferentie stelt industrielanden voor om te overwegen het equivalent van ongeveer 1 procent van de uitgaven voor de verwijdering van vaste afvalstoffenen afvalwater te investeren in afvalminimalisering. Op het huidige niveau zou dit jaarlijks op ongeveer $6,5 miljard neerkomen, met inbegrip van $1,8 miljard in verband met het minimaliseren van gemeentelijke vaste afvalstoffen. De werkelijke bedragen zouden door de betrokken gemeentelijke, provinciale en nationale overheden worden vastgesteld op basis van de plaatselijke omstandigheden.
(b) Wetenschappelijke en technische middelen
21.14.Technologieën en procedures voor het verminderen van afval moeten worden geïnventariseerd en op grote schaal verspreid. Dit dient door nationale overheden gecoördineerd te worden, in samenwerking met en met medewerking van niet-gouvernementele organisaties, onderzoeksinstellingen en betrokken organisaties van de Verenigde Naties, en zou het volgende kunnen omvatten:
(a)Voortdurende toetsing van de doeltreffendheid van alle instrumenten voor vermindering van de hoeveelheid afval en inventarisatie van mogelijke nieuwe instrumenten die gebruikt kunnen worden, alsook van technieken waardoor de instrumenten op nationaal niveau in de praktijk kunnen worden gebracht. Richtlijnen en gedragscodes moeten worden opgesteld;
(b)Bevordering van voorkoming en vermindering van afvalproduktie als hoofddoelstelling van nationale programma's voor afvalbeheer;
(c)Bevordering van de voorlichting aan het publiek en van uiteenlopende prikkels zowel in de sfeer van de regelgeving als daarbuiten, teneinde de industrie aan te moedigen om produkten te veranderen en industriële afvalstoffen te verminderen door schonere produktietechnieken en 'good housekeeping' en om bedrijven en consumenten aan te moedigen om verpakkingen te gebruiken die veilig hergebruikt kunnen worden;
(d)De uitvoering in overeenstemming met de nationale capaciteit, van demonstratie- en proefprogramma's om instrumenten voor de vermindering van afval te optimaliseren;
(e)De ontwikkeling van procedures voor adequaat vervoer, opslag, conservering en beheer van agrarische produkten, levensmiddelen en andere bederfelijke waren, teneinde het verlies van die produkten te verminderen, en zo het ontstaan van vaste afvalstoffen tegen te gaan;
(f)De bevordering van de overdracht van technologieën voor de vermindering van afval aan het bedrijfsleven, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, ende opstelling van concrete nationale normen voor afvalwater en vaste afvalstoffen, met inachtneming van onder andere grondstoffengebruik en energieverbruik.
(c) Vorming
21.15.Vorming inzake vermindering van afval moet niet alleen gericht zijn op deskundigen in de sector afvalbeheer maar ook op burgers en het bedrijfsleven. Vormingsprogramma's moeten derhalve bewustwording nastreven en betrokken groepen en het publiek in het algemeen trachten voor te lichten en te informeren. Landen moeten, voorzover van toepassing, de principes en methoden van het voorkomen en minimaliseren van afvalstoffen in het onderwijsprogramma van scholen opnemen, alsmede informatie over de milieu-effecten van afval.
B.Het maximaliseren van milieuverantwoord hergebruik van en herwinning uit afval
Uitgangspunten
21.16.Het opraken van het aantal tot nu toe gebruikte stortplaatsen, striktere milieucontrolemaatregelen inzake afvalverwijdering en toenemende hoeveelheden moeilijker afbreekbare afvalstoffen, in het bijzonder in industrielanden, hebben ieder bijgedragen tot een snelle toename van de kosten van afvalverwijderingsdiensten. Te verwachten valt dat de kosten tegen het eind van het decennium vertwee- of verdrievoudigd zullen zijn. Sommige van de huidige verwijderingsmethoden vormen een bedreiging voor het milieu. Nu de economische aspecten van afvalverwijderingsdiensten aan het veranderen zijn, worden hergebruik en herwinning uit afval steeds lonender. Toekomstige programma's voor afvalbeheer moeten maximaal profijt trekken uit doelmatige benaderingen voor de beheersing van afvalstoffen. Deze activiteiten moeten worden uitgevoerd in combinatie met voorlichtingsprogramma's voor het publiek. Het is van belang dat markten voor produkten uit teruggewonnen materialen worden onderzocht bij de ontwikkeling van programma's voor hergebruik en herwinning.
Doelstellingen
21.17.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het verbeteren en uitbreiden van nationale systemen voor hergebruik van en herwinning uit afval;
(b)Het binnen het VN-systeem opzetten van een modelprogramma voor hergebruik en herwinning voor interne afvalstromen, met inbegrip van papier;
(c)Het beschikbaar stellen van informatie, technieken en geschikte beleidsinstrumenten om programma's voor hergebruik en herwinning uit afval te bevorderen en uit te voeren.
21.18.Van regeringen wordt verwacht dat zij, naar gelang hun capaciteiten en beschikbare middelen, en voorzover van toepassing met medewerking van de Verenigde Naties en andere betrokken organisaties:
(a)Niet later dan het jaar 2000, voorzover van toepassing, op regionaal, nationaal en plaatselijk niveau de opbouw stimuleren van voldoende financiële en technische voorzieningen om beleid en acties inzake hergebruik en herwinning uit afval te kunnen implementeren;
(b)In alle industrielanden niet later dan het jaar 2000 en in alle ontwikkelingslanden niet later dan het jaar 2010 een nationaal programma ontwikkeld hebben, inclusief, voorzover mogelijk, doelstellingen voor doelmatig hergebruik van en herwinning uit afval.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
21.19.Regeringen, instellingen en niet-gouvernementele organisaties, inclusief consumenten-, vrouwen- en jongerengroepen, dienen in samenwerking met de desbetreffende organisaties van de Verenigde Naties programma's op te zetten om verbeterd hergebruik van en herwinning uit afval te demonstreren en in de praktijk te brengen. Deze programma's moeten waar mogelijk voortbouwen op bestaande of voorgenomen activiteiten en dienen het volgende te omvatten:
(a)Ontwikkeling en versterking van de nationale capaciteit om een steeds groter deel van de afvalstoffen te hergebruiken en te herwinnen;
(b)Nationaal beleid inzake afval beoordelen en aanpassen om prikkels te geven voor hergebruik van en herwinning uit afval;
(c)Nationale plannen voor afvalbeheer ontwikkelen en implementeren waarin gebruik gemaakt wordt van en voorrang gegeven wordt aan hergebruik van en herwinning uit afval;
(d)Bestaande normen of inkoopspecificaties wijzigen om achterstelling van kringloopmateriaal te vermijden, waarbij rekening gehouden dient te worden met besparingen in energie en grondstoffen;
(e)Voorlichtings- en bewustwordingsprogramma's voor het publiek opzetten om het gebruik van kringloopprodukten te bevorderen.
(b) Gegevens en informatie
21.20.Informatie en onderzoek zijn vereist om voor elk land geschikte, veelbelovende, maatschappelijk aanvaardbare en efficiënte vormen van hergebruik van afval te inventariseren. Tot de ondersteunende activiteiten door nationale en plaatselijke overheden, in samenwerking met de Verenigde Naties en andere internationale organisaties, kunnen onder andere behoren:
(a)Het uitgebreid in kaart brengen van de keuzemogelijkheden en technieken voor hergebruik van en herwinning uit alle soorten huishoudelijke vaste afvalstoffen. Beleidsmaatregelen voor hergebruik moeten een integrerend onderdeel worden van nationale en plaatselijke programma's voor afvalbeheer;
(b)Het beooordelen van de omvang en aard van de momenteel ondernomen activiteiten inzake hergebruik van en herwinning uit afval en het inventariseren van manieren waarop deze zouden kunnen worden uitgebreid en ondersteund;
(c)Het beschikbaar stellen van meer geld voor experimentele onderzoeksprogramma's voor het beproeven van uiteenlopende mogelijkheden voor hergebruik en herwinning, met inbegrip van het gebruik van kleinschalige herwinningsbedrijven; compostproduktie; irrigatie met gezuiverd afvalwater; en energieherwinning uit afvalstoffen;
(d)Het opstellen van richtlijnen en het aanbevelen van optimale methoden voor hergebruik van en herwinning uit afvalstoffen;
(e)Het intensiveren van de inspanningen om relevante informatie over afvalkwesties te verzamelen, te analyseren en door te geven aan belangrijke doelgroepen. Speciale onderzoekssubsidies zouden op competitiebasis ter beschikking kunnen worden gesteld voor vernieuwende onderzoeksprojecten inzake herwinningstechnieken;
(f)Het opsporen van potentiële markten voor kringloopprodukten.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
21.21.Van staten wordt verwacht dat zij, voorzover van toepassing, via bilaterale en multilaterale samenwerkingsverbanden, waaronder ook de Verenigde Naties en andere betrokken internationale organisaties:
(a)Periodiek bezien hoe het in de verschillende landen is gesteld met demate van het hergebruik van en de herwinning uit afvalstoffen;
(b)De doelmatigheid van technieken en benaderingen voor hergebruik van en herwinning uit afval beoordelen en zoeken naar manieren om de toepassing ervan in de verschillende landen uit te breiden;
(c)Internationale richtlijnen voor veilig hergebruik van afvalstoffen beoordelen en actualiseren;
(d)Geschikte programma's opzetten om de vestiging van hergebruiks- en herwinningsbedrijven voor het afval van kleine gemeenschappen in ontwikkelingslanden te ondersteunen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
21.22.Het secretariaat van de Conferentie schat dat als het equivalent van 1 procent van de gemeentelijke uitgaven in verband met afval aan programma's voor veilig hergebruik van afval zou worden besteed, de mondiale uitgaven voor dit doel $8 miljard zouden bedragen. Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programmaterrein per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van $850 miljoen nodig zou zijn, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke programma's die door de internationale instellingen worden voorgesteld en door hun bestuurslichamen worden goedgekeurd.
(b) Wetenschappelijke en technische middelen
21.23.De overdracht van technologie dient hergebruik van en herwinning uit afval op de volgende manieren te ondersteunen:
(a)Het opnemen van de overdracht van herwinningstechnieken, zoals machines voor het hergebruiken van plastic, rubber en papier, in programma's voor bilaterale en multilaterale technische samenwerking en hulpverlening:
(b)Het ontwikkelen en verbeteren van bestaande technologieën, in het bijzonder inheemse technologieën, en het bevorderen van de overdracht ervan in het kader van bestaande regionale en interregionale programma's voor technische bijstand;
(c)Het vergemakkelijken van de overdracht van technieken voor herwinning uit en hergebruik van afval.
21.24.Er zijn talloze stimulansen voor hergebruik van en herwinning uit afval. Landen moeten de volgende mogelijkheden in beraad nemen om het bedrijfsleven, instellingen, commerciële vestigingen en individuen te stimuleren om afvalstoffen te hergebruiken in plaats van ze te verwijderen:
(a)Stimulansen geven aan plaatselijke en gemeentelijke overheden die hun afvalstoffen maximaal hergebruiken en regenereren;
(b)Technische bijstand verlenen aan informele hergebruiksactiviteiten;
(c)Economische instrumenten en regelgeving, met inbegrip van fiscale stimulering, toepassen ter ondersteuning van het beginsel dat degene die het afval voortbrengt ook voor de verwijdering ervan betaalt;
(d)Juridische en economische voorwaarden scheppen die bijdragen tot investeringen in hergebruik van en herwinning uit afval;
(e)Specifieke mechanismen implementeren zoals statiegeldsystemen, als stimulansen voor hergebruik en herwinning;
(f)Gescheiden inzameling van herwinbare fracties van huishoudelijk afval bevorderen;
(g)Stimulansen verschaffen om technisch herwinbaar afval beter verkoopbaar te maken;
(h)Het gebruik van herwinbare materialen, in het bijzonder in de verpakkingsindustrie, waar mogelijk te bevorderen;
(i)De ontwikkeling van markten voor kringloopgoederen bevorderen door programma's op te zetten.
(c) Vorming
21.25.Scholing is vereist om de huidige methoden van afvalbeheer om te buigen in de richting van hergebruik van en herwinning uit afval. Van regeringen wordt verwacht dat zij, in samenwerking met internationale en regionale organisaties van de Verenigde Naties de volgende suggesties voor acties overwegen:
(a)Hergebruik en herwinning uit afval opnemen in in-service opleidingsprogramma's als wezenlijk onderdeel van programma's voor technische samenwerking inzake stadsbeheer en ontwikkeling van infrastructuur;
(b)Scholingsprogramma's inzake watervoorziening en sanitatie uitbreiden door technieken en beleidslijnen voor hergebruik van en herwinning uit afval erin op te nemen;
(c)De voordelen van en burgerplichten met betrekking tot hergebruik en herwinning opnemen in onderwijsprogramma's van scholen en daarvoor in aanmerking komende algemene ontwikkelingscursussen;
(d)Niet-gouvernementele organisaties, wijkorganisaties en vrouwen-, jongeren- en belangengroepen aanmoedigen om in samenwerking met gemeentelijke overheden de steun van de gemeenschap te mobiliseren voor hergebruik en herwinning door gerichte campagnes op het niveau van de gemeenschap.
(d) Vergroting van capaciteit
21.26.Het opbouwen van capaciteiten om de uitbreiding van hergebruik en herwinning te ondersteunen moet op de volgende gebieden gericht zijn:
(a)Het opstellen van praktische nationale beleidslijnen en het scheppen van stimulansen voor afvalbeheer;
(b)Het bieden van mogelijkheden aan plaatselijke en gemeentelijke overheden om steun van de gemeenschap voor hergebruik en herwinning te mobiliseren door hergebruiksactiviteiten in de informele sector in te schakelen en te steunen en plannen op te stellen voor afvalbeheer waarin herwinningsmethoden een rol spelen.
C.Het bevorderen van milieuverantwoorde afvalverwijdering en -behandeling
Uitgangspunten
21.27.Zelfs wanneer de hoeveelheid afval tot een minimum beperkt wordt, zullen er altijd nog enige afvalstoffen voortgebracht worden. Zelfs na verwerking hebben alle stortingen van afvalstoffen een resteffect op de omgeving. Bijgevolg is er ruimte voor het verbeteren van methoden voor afvalbehandeling en -verwijdering, zoals het vermijden van de lozing van (riool)slib in zee. In ontwikkelingslanden is het probleem van fundamenteler aard: minder dan 10 procent van het stedelijk afval wordt op enigerlei wijze behandeld, en slechts een klein deel van die behandeling is in overeenstemming met aanvaardbare kwaliteitsnormen. Behandeling en verwijdering van fecaliën dient voorrang te krijgen, gezien de potentiële bedreiging die fecaliën voor de menselijke gezondheid inhouden.
Doelstellingen
21.28.De doelstelling van dit programmaterrein is om een steeds groter deel van de voortgebrachte afvalstoffen te behandelen en veilig te verwijderen.
21.29.Van regeringen wordt verwacht dat zij, naar gelang hun capaciteiten en beschikbare middelen en, voorzover van toepassing, met medewerking van de Verenigde Naties en andere betrokken organisaties:
(a)Niet later dan het jaar 2000 criteria, doelstellingen en normen opstellen voor de behandeling en verwijdering van afval die gebaseerd zijn op de aard en de opnamecapaciteit van de omgeving;
(b)Niet later dan het jaar 2000 voldoende capaciteit opbouwen om toezicht te kunnen houden op de verontreinigingseffecten van afval en regelmatige controles uit te voeren, met inbegrip van epidemiologische controles, voorzover van toepassing;
(c)Er in industrielanden niet later dan het jaar 1995 en in ontwikkelingslanden niet later dan het jaar 2005 voor zorgen dat ten minste 50 procent van alle rioolwater, afvalwater en vaste afvalstoffen worden behandeld of verwijderd conform de nationale of internationale richtlijnen voor de kwaliteit van het milieu en de volksgezondheid.
(d)Niet later dan het jaar 2025 alle rioolwater, afvalwater en vaste afvalstoffen verwijderen conform de nationale of internationale richtlijnen voor de kwaliteit van het milieu.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
21.30.Regeringen, instellingen en niet-gouvernementele organisaties dienen samen met bedrijven en in samenwerking met betrokken organisaties van de Verenigde Naties programma's op te zetten om de beheersing en de aanpak van verontreiniging door afval te verbeteren. Deze programma's moeten waar mogelijk voortbouwen op bestaande of voorgenomen activiteiten en moeten:
(a)De nationale capaciteit voor het behandelen en veilig verwijderen van afvalstoffen ontwikkelen en versterken;
(b)Nationale beleidslijnen voor afvalbeheer beoordelen en aanpassen, teneinde de verontreiniging door afval onder controle te krijgen;
(c)Landen stimuleren om oplossingen voor afvalverwijdering op het eigen grondgebied te zoeken en zo dicht mogelijk bij de bron van oorsprong; bovendien moeten deze oplossingen verenigbaar zijn met milieuverantwoord en doelmatig beheer. In een aantal landen vindt grensoverschrijdende overbrenging plaats om ervoor te zorgen dat afvalstoffen milieuverantwoord en doelmatig worden beheerd. Dergelijk vervoer moet in overeenstemming zijn met de betrokken overeenkomsten, met inbegrip van die welke van toepassing zijn op gebieden die niet onder de nationale jurisdictie vallen;
(d)Plannen voor het beheer van menselijk afval ontwerpen, waarbij aandacht geschonken wordt aan de ontwikkeling en toepassing van geschikte technieken en de beschikbaarheid van middelen voor de implementatie ervan.
(b) Gegevens en informatie
21.31.Normen opstellen en toezicht houden zijn twee sleutelelementen die van wezenlijk belang zijn om de verontreiniging in verband met afval onder controle te krijgen. De volgende specifieke activiteiten behoren tot de ondersteunende acties die ondernomen zouden kunnen worden door internationale lichamen zoals het Centrum van de Verenigde Naties voor Menselijke Nederzettingen (UNCHS), het UNEP en de Wereldgezondheidsorganisatie:
(a)Het verzamelen en analyseren van de wetenschappelijke gegevens over milieuverontreinigingseffecten van afvalstoffen teneinde aanbevolen wetenschappelijke criteria en richtlijnen te formuleren en te verspreiden voor het milieuverantwoord beheer van vaste afvalstoffen;
(b)Het doen van aanbevelingen voor nationale en, voorzover van toepassing, lokale normen voor de kwaliteit van het milieu die berusten op wetenschappelijke criteria en richtlijnen;
(c)Het in technische samenwerkingsprogramma's en overeenkomsten opnemen van bepalingen inzake controleapparatuur en de vereiste scholing in het gebruik ervan;
(d)Het oprichten van een informatiecentrum met uitgebreide netwerken op regionaal, nationaal en plaatselijk niveau om informatie te verzamelen en te verspreiden over alle aspecten van afvalbeheer, met inbegrip van veilige verwijdering.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
21.32.Van staten wordt verwacht dat zij, voorzover van toepassing, via bilaterale en multilaterale samenwerking, alsook via de Verenigde Naties en andere betrokken internationale organisaties:
(a)Op het gebied van veilige lozing en verwijdering van afval werkwijzen en richtlijnen voor het verbeteren van de kwaliteit van het milieu en de gezondheid inventariseren, ontwikkelen en harmoniseren;
(b)De ontwikkelingen bestuderen en bijhouden en informatie verspreiden over de doeltreffendheid van technieken en benaderingen voor veilige afvalverwijdering en manieren om de toepassing ervan in diverse landen te ondersteunen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
21.33.Programma's voor veilige afvalverwijdering zijn zowel voor ontwikkelde als voor ontwikkelingslanden van belang. In ontwikkelde landen ligt de nadruk op het verbeteren van faciliteiten om aan strengere criteria voor de kwaliteit van het milieu te voldoen, terwijl in ontwikkelingslanden aanzienlijke investeringen vereist zijn om nieuwe verwerkingsinrichtingen te bouwen.
21.34.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma in de ontwikkelingslanden per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $15 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $3,4 miljard afkomstig zou moeten zijn van de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze schattingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technische middelen
21.35.Wetenschappelijke richtlijnen en onderzoek inzake uiteenlopende aspecten van de beheersing van verontreiniging door afval is van doorslaggevend belang voor het bereiken van de doelstellingen van dit programma. Van regeringen, gemeenten en plaatselijke overheden wordt verwacht dat zij, met de geëigende internationale samenwerking:
(a)Richtlijnen en technische verslagen opstellen inzake onderwerpen als het integreren van ruimtelijke ordening en afvalverwijdering, criteria en normen voor de kwaliteit van het milieu, afvalverwerking en veilige verwijderingsmethoden, behandeling van industrie-afval en afvalstortactiviteiten;
(b)Onderzoek verrichten naar essentiële onderwerpen als goedkope en weinig onderhoud vergende afvalwaterzuiveringssystemen; veilige slibverwijderingsmethoden; verwerking van industrieafval en technisch eenvoudige en ecologisch veilige afvalverwijderingsmethoden;
(c)Conform de voorwaarden en bepalingen van hoofdstuk 34 technnologieën overdragen op het gebied van behandelingsprocessen van industrieafval via bilaterale en multilaterale technische samenwerkingsprogramma's, en, voorzover van toepassing, in samenwerking met het bedrijfsleven, met inbegrip van grote en transnationale ondernemingen;
(d)Zich concentreren op het herstel, het beheren en het in stand houden van bestaande faciliteiten en technische bijstand inzake verbeterde onderhoudsmethoden en -technieken, gevolgd door het ontwerpen en bouwen van afvalverwerkingsfaciliteiten;
(e)Programma's opzetten om de scheiding aan de bron en de veilige verwijdering van de gevaarlijke componenten van huishoudelijk vast afval te optimaliseren;
(f)Tegelijk met de watervoorziening zorgen voor faciliteiten voor afvalinzameling en -behandeling door het doen van de nodige investeringen.
(c) Vorming
21.36.Scholing is vereist om de huidige methoden voor afvalbeheer zodanig te verbeteren dat zij ook veilige inzameling en afvalverwijdering omvatten. Onderstaand volgen enige suggesties voor acties die door regeringen, in samenwerking met internationale organisaties dienen te worden ondernomen:
(a)Zowel formele als in-service opleiding verschaffen die gericht is op de bestrijding van verontreiniging, technieken voor afvalverwerking en - verwijdering en het onderhouden van de infrastructuur voor afvalbehandeling. Ook moeten er internationale uitwisselingsprogramma's voor personeel worden opgezet;
(b)De vereiste scholing organiseren voor personeel dat de verontreiniging door afval in de gaten moet houden en voor de implementatie van beheersmaatregelen moet zorgen.
(d) Vergroting van capaciteit
21.37.Institutionele hervormingen en vergroting van capaciteit zijn onontbeerlijk willen landen verontreiniging door afval kunnen kwantificeren en verminderen. Om deze doelstelling te bereiken moeten onder meer de volgende activiteiten ondernomen worden:
(a)Op nationaal en plaatselijk niveau dienen onafhankelijke milieucontrolelichamen in het leven te worden geroepen en hun bevoegdheden versterkt. Internationale organisaties en donoren moeten de vereiste bijscholing voor het personeel en aanschaf van apparatuur ondersteunen;
(b)Instellingen voor de bestrijding van verontreiniging het vereiste wettelijke mandaat en de financiële middelen verschaffen om hun taken effectief uit te voeren.
D.Het uitbreiden van afvalverwijderingsdiensten
Uitgangspunten
21.38.Aan het eind van deze eeuw zullen er meer dan 2 miljard mensen zijn voor wie elementaire sanitatie ontbreken en zal naar schatting de helft van de stedelijke bevolking in ontwikkelingslanden het zonder adequate afvalverwijderingsdiensten moeten stellen. Elk jaar sterven er maar liefst 5,2 miljoen mensen, waaronder 4 miljoen kinderen beneden de vijf jaar, aan ziekten die door afval veroorzaakt worden. De gezondheidseffecten zijn met name ernstig voor de armen in de steden. De volksgezondheids- en milieu-effecten van ontoereikend afvalbeheer reiken echter verder dan de nederzettingen zonder afvalverwijdering en hebben water-, grond- en luchtverontreiniging in een groter gebied tot gevolg. Het uitbreiden en verbeteren van afvalinzameling en veilige reinigingsdiensten zijn van doorslaggevend belang om deze vorm van verontreiniging onder controle te krijgen.
Doelstellingen
21.39.De algemene doelstelling van dit programma is om voor alle mensen afvalinzamelings- en verwijderingsdiensten beschikbaar te maken die veilig zijn voor gezondheid en milieu. Van regeringen wordt verwacht dat zij, naar gelang hun capaciteiten en beschikbare middelen, en voorzover van toepassing met medewerking van de Verenigde Naties en andere betrokken organisaties:
(a)Niet later dan het jaar 2000 over het noodzakelijke technische en financiële middelen en menskracht beschikken om afvalverwijderingsdiensten te leveren die in overeenstemming zijn met de behoeften;
(b)Niet later dan het jaar 2025 alle stedelijke bevolkingen adequate afvalverwijderingsdiensten leveren;
(c)Er niet later dan het jaar 2025 voor zorgen dat in alle steden afvalverwijderingsdiensten functioneren en er in alle landelijke gebieden sanitatie zijn.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
21.40.Van regeringen wordt verwacht dat zij, naar gelang hun capaciteiten en beschikbare middelen, en voorzover van toepassing met medewerking van de Verenigde Naties en andere betrokken organisaties:
(a)Financiële mechanismen scheppen voor het ontwikkelen van afvalbeheerdiensten in achtergebleven gebieden, waarbij tevens geschikte methoden gezocht moeten worden om hieruit inkomsten te genereren;
(b)Voorzover van toepassing het principe 'de vervuiler betaalt' toepassen door tarieven voor afvalbeheer te berekenen die in overeenstemming zijn met de kosten van het leveren van de desbetreffende diensten en ervoor zorg dragen dat degenen die de afvalstoffen voortbrengen de volledige kosten betalen van de milieuverantwoorde verwijdering ervan;
(c)Institutionalisering stimuleren van de deelname van de bevolking aan planvormings- en implementatiesprocedures voor het beheer van vast afval.
(b) Gegevens en informatie
21.41.Van regeringen wordt verwacht dat zij in samenwerking met de Verenigde Naties en internationale organisaties de volgende stappen ondernemen:
(a)Het ontwikkelen en toepassen van methoden om toezicht te houden op afval;
(b)Het verzamelen en analyseren van gegevens ten behoeve van het stellen van doelen en het toezicht houden op de voortgang;
(c)Het leveren van informatie aan een mondiaal informatiesysteem dat voortbouwt op bestaande systemen;
d)Het intensiveren van de activiteiten van bestaande informatienetwerken teneinde gerichte informatie te verspreiden over de toepassing van vernieuwende en goedkope alternatieven voor afvalverwijdering aan daarvoor in aanmerking komende publieksgroepen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
21.42.Er bestaan tal van VN-programma's en bilaterale programma's voor het verschaffen van water- en sanitatievoorzieningen in gebieden waar die ontbreken. De Water and Sanitation Collaborative Council, een mondiaal orgaan, coördineert momenteel de ontwikkeling hiervan en stimuleert samenwerking. Gezien de steeds grotere aantallen arme stedelingen zonder voorzieningen en de noodzaak om ook het probleem van de verwijdering van vast afval aan te pakken, zijn er desalniettemin aanvullende mechanismen nodig om te zorgen dat steden versneld voorzien worden van de benodigde afvalverwijderingsdiensten. Van de internationalegemeenschap in het algemeen en in aanmerking komende VN-organisaties in het bijzonder wordt verwacht dat zij:
(a)Na de UNCED een programma opzetten voor de verbetering van de infrastructuur en het milieu in de stad, teneinde de activiteiten van alle betrokken organisaties van de Verenigde Naties te coördineren en een coördinatiecentrum op te zetten voor de verspreiding van informatie over alle kwesties in verband met afvalbeheer;
(b)Afvalverwijderingsdiensten verschaffen aan degenen die het nu zonder dergelijke diensten moeten stellen en stelselmatig verslag uitbrengen over de geboekte voortgang;
(c)De effectiviteit van technieken en benaderingen voor het uitbreiden van de dienstverlening beoordelen en vernieuwende methoden onderzoeken om dit proces te versnellen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
21.43.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $7,5 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $2,6 miljard ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technische middelen
21.44.Regeringen en instellingen dienen samen met niet-gouvernementele organisaties en in samenwerking met betrokken organisaties van de Verenigde Naties in ontwikkelingslanden in verschillende delen van de wereld programma's op te zetten voor de verlening van afvalverwijderingsdiensten aan alle bevolkingsgroepen. Deze programma's moeten, voorzover mogelijk, voortbouwen op bestaande of voorgenomen activiteiten en deze heroriënteren.
21.45.Beleidswijzigingen op nationaal en lokaal niveau zouden kunnen leiden tot een versnelling van het tempo van de uitbreiding van afvalverwijderingsdiensten. Tot deze veranderingen moeten de volgende behoren:
(a)Het erkennen van de waarde van allerlei goedkope methoden van afvalbeheer en het toepassen van deze methoden, met inbegrip, voorzover van toepassing, van de institutionalisering ervan en opname in gedragscodes en voorschriften;
(b)Het toekennen, voorzover nodig en van toepassing, van een hoge prioriteit aan het verlenen van afvalverwijderingsdiensten aan alle soorten nederzettingen, ongeacht hun wettelijke status, waarbij de nadruk moet liggen op het voldoen aan de behoeften van degenen die het moeten stellen zonder voorzieningen voor afvalverwijdering, in het bijzonder de armen in de steden;
(c)De verlening en handhaving van afvalverwijderingsdiensten integreren met andere primaire diensten zoals de watervoorziening en de afvoer van overtollig regenwater.
21.46.Onderzoeksactiviteiten moeten worden uitgebreid. Van landen wordt bijvoorbeeld verwacht dat zij, in samenwerking met betrokken internationale organisaties en niet-gouvernementele organisaties:
(a)Oplossingen en technische middelen zoeken voor het beheren van afvalstoffen in dichtbevolkte gebieden en op kleine eilanden. In het bijzonder is er behoefte aan geschikte afvalopslag- en inzamelingssystemen en betaalbare en hygiënische verwijderingsmethoden voor menselijk afval;
(b)Richtlijnen, case-studies, beleidsbeoordelingen en technische rapporten opstellen en verspreiden inzake geschikte oplossingen en methoden van dienstverlening in arme gebieden zonder voorzieningen;
(c)Campagnes op touw zetten om actieve deelname van de gemeenschap aan te moedigen en vrouwen- en jongerengroepen te betrekken bij het beheer van afval, in het bijzonder huishoudelijk afval;
(d)Internationale overdracht van relevante technieken bevorderen, in het bijzonder technieken die geschikt zijn voor dichtbevolkte nederzettingen.
(c) Vorming
21.47.Internationale organisaties en nationale en plaatselijke overheden moeten in samenwerking met niet-gouvernementele organisaties gerichte scholing verschaffen inzake goedkope methoden voor afvalinzameling en -verwijdering, in het bijzonder inzake technieken voor de planning en implementatie hiervan. Personeelsuitwisselingsprogramma's tussen landen zouden deel uit kunnen maken van dergelijke scholing. Bijzondere aandacht moet worden geschonken aanhet verbeteren van de status en vaardigheden van het leidinggevend personeel in instellingen voor afvalbeheer.
21.48.Verbeteringen in bestuurlijke methoden dragen waarschijnlijk het meeste bij aan het verhogen van de doelmatigheid van afvalverwijderingsdiensten. De Verenigde Naties, internationale organisaties en financiële instellingen moeten in samenwerking met nationale en plaatselijke overheden bestuurlijke informatiesystemen ontwikkelen en in werking stellen voor de gemeentelijke verslaglegging en boekhouding en voor evaluatie van de doelmatigheid en effectiviteit.
(d) Vergroting van capaciteit
21.49.Regeringen, instellingen en niet-gouvernementele organisaties moeten in samenwerking met betrokken organisaties van de Verenigde Naties capaciteiten ontwikkelen om programma's te implementeren voor de verlening van afvalinzamelings- en verwijderingsdiensten aan bevolkingsgroepen die het moeten stellen zonder dergelijke voorzieningen. Tot de activiteiten in het kader van deze programma's dienen onder andere te behoren:
(a)Het opzetten binnen de huidige regelingen van een speciale afdeling om diensten te organiseren en te verlenen aan arme gemeenschappen die het moeten stellen zonder voorzieningen, waarbij gezorgd moet worden voor hun betrokkenheid en deelname;
(b)Het herzien van bestaande reglementen en voorschriften om het gebruik van alle goedkope alternatieve technieken voor afvalverwijdering mogelijk te maken;
(c)Het opbouwen van institutionele capaciteit en het ontwerpen van procedures voor het organiseren en leveren van diensten.