HOOFDSTUK 6 BESCHERMING EN BEVORDERING VAN DE GEZONDHEID VAN DE MENS
INLEIDING
6.1.Gezondheid en ontwikkeling staan nauw met elkaar in verband. Zowel een te laag ontwikkelingsniveau, waardoor armoede ontstaat, als een buitensporige ontwikkeling met overconsumptie tot gevolg kunnen - in combinatie met een groeiende wereldbevolking - in ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen tot ernstige milieugerelateerde gezondheidsproblemen leiden. De actiepunten van Agenda 21 dienen aandacht te besteden aan de primaire behoeften van de wereldbevolking op het gebied van de gezondheidszorg, want deze vormen een essentiële factor bij het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en elementaire milieuzorg. Het koppelen van verbeteringen op sociaal-economisch, gezondheids- en milieugebied vraagt om intersectorale inspanningen. Dergelijke inspanningen, die onder meer gericht zijn op educatie, huisvesting, openbare voorzieningen en binnen de gemeenschappen bestaande groeperingen zoals bedrijven, scholen en universiteiten, religieuze en culturele organisaties en belangengroeperingen, hebben als doel de mensen binnen een gemeenschap in staat te stellen zelf zorg te dragen voor duurzame ontwikkeling. Het is van bijzonder belang dat ook preventieprogramma's worden opgenomen, aangezien het onjuist zou zijn alleen te vertrouwen op herstel en behandeling achteraf. Landen zouden voor de meest urgente zaken speciale actieprogramma's moeten ontwikkelen op basis van de programmaterreinen van dit hoofdstuk, waarbij het uitgangspunt een gemeenschappelijke planning is, uitgevoerd door de verschillende overheidsniveaus, niet-gouvernementele organisaties en lokale gemeenschappen. Een daartoe geëigende organisatie, zoals de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), dient deze activiteiten te coördineren.
6.2.Dit hoofdstuk beschrijft de volgende programmaterreinen:
(a)Voorzien in de eerstelijns-gezondheidszorg, met name in plattelandsgebieden;
(b)Bestrijding van besmettelijke ziekten;
(c)Bescherming van kwetsbare groepen;
(d)Aanpak van gezondheidsproblemen in steden;
(e)Vermindering van gezondheidsrisico's als gevolg van milieuverontreiniging en -gevaar.
PROGRAMMATERREINEN
A.Voorzien in de eerstelijns-gezondheidszorg, met name in plattelandsgebieden
Uitgangspunten
6.3.Gezondheid hangt in laatste instantie samen met het vermogen om de wisselwerkingen tussen het fysisch, geestelijk, biologisch en economisch/sociaal milieu in goede banen te leiden. Zonder een gezonde bevolking is verantwoorde ontwikkeling niet mogelijk; toch betekenen de meeste ontwikkelingsactiviteiten tot op zekere hoogte een aanslag op het milieu, hetgeen bestaande problemen op het gebied van de gezondheid juist vergroot of nieuwe problemen kan veroorzaken. Daarentegen heeft een achterstand in ontwikkeling ook weer een negatieve uitwerking op de gezondheid van veel mensen, hetgeen slechts door ontwikkeling kan worden tegengegaan. De gezondheidssector kan de fundamentele behoeften niet alléén vervullen: hij is afhankelijk van de sociale, economische en geestelijke ontwikkeling, terwijl hij daarnaast ook rechtstreeks bijdraagt aan die ontwikkeling. Voorts is de gezondheidssector afhankelijk van een gezond milieu, waar een veilige drinkwatervoorziening en goede hygiënische omstandigheden aanwezig zijn en een gegarandeerde voedselvoorziening en een juiste voeding worden bevorderd. Speciale aandacht dient te worden geschonken aan de veiligheid van het voedsel, en met name aan het tegengaan van voedselbesmetting; aan een geïntegreerd en duurzaam beleid op het gebied van de watervoorziening dat zorgt voor veilig drinkwater en goede hygiënische omstandigheden waardoor bacteriologische en chemische vormen van besmetting geen kans krijgen; en aan het bevorderen van gezondheidsvoorlichting, inentingscampagnes en de verschaffing van de meest noodzakelijke medicijnen. Ook kan een bijdrage aan deze intersectorale activiteiten geleverd worden door voorlichting en speciale dienstverlening op het gebied van de gezinsplanning, waarbij rekening wordt gehouden met culturele, religieuze en sociale aspecten, in overeenstemming met de beginselen van vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden, en met inachtneming van ethische en culturele overwegingen.
Doelstellingen
6.4.De doelstellingen, die vallen binnen de algemene strategie "gezondheid voor iedereen in het jaar 2000", zijn: voorzien in de behoefte aan eerstelijns-gezondheidszorg van de bevolking op het platteland, in de voorsteden en steden; levering van de nodige gespecialiseerde zorg op het gebied van de milieugerelateerde gezondheidsproblemen; en coördinatie van de inbreng van de bevolking, de gezondheidssector, de aan de gezondheidszorg verwante sectoren en relevante andere sectoren (bedrijfsleven, sociale, onderwijskundige en religieuze instellingen) bij het zoeken naar oplossingen voor gezondheidsvraagstukken. In eerste instantie dient gezondheidszorg beschikbaar te komen voor die bevolkingsgroepen die er het slechtst aan toe zijn, met name op het platteland.
Activiteiten
6.5.Van de nationale en lokale overheden wordt verwacht dat zij, met hulp van de relevante niet-gouvernementele en internationale organisaties, en in het licht van de per land verschillende omstandigheden, hun gezondheidsprogramma's intensiveren, en daarbij speciale aandacht schenken aan de behoeften die op het platteland bestaan, teneinde:
(a)Binnen de gezondheidszorg de meest noodzakelijke voorzieningen te treffen op het gebied van infrastructuur, controle- en planningsmechanismen:
(i)Stelsels voor eerstelijns-gezondheidszorg te ontwikkelen en te versterken die functioneel zijn, gedragen worden door de gemeenschap, wetenschappelijk verantwoord en maatschappelijk aanvaardbaar zijn en afgestemd zijn op de maatschappelijke behoeften, en die voorzien in de elementaire behoeften op het gebied van de gezondheid, zoals de behoefte aan schoon water, betrouwbaar voedsel en hygiëne;
(ii)Het gebruik en de verdere uitbouw te stimuleren van mechanismen die de coördinatie tussen de gezondheidszorg en aanverwante sectoren verbeteren, niet alleen op alle betrokken overheidsniveaus, maar ook binnen gemeenschappen en relevante organisaties;
(iii)Een rationele en economisch verantwoorde aanpak van opbouw en behoud van gezondheidsvoorzieningen te ontwikkelen en te implementeren;
(iv)De steunverlening aan maatschappelijke diensten te waarborgen en, waar nodig, te vergroten;
(v)Strategieën te ontwikkelen, met inbegrip van betrouwbare gezondheidsindicatoren, om de voortgang van gezondheidsprogramma's te controleren, en hun doeltreffendheid te kunnen evalueren;
(vi)Op basis van een onderzoek naar de benodigde hulpbronnen manieren te onderzoeken om de gezondheidszorg te financieren en om de verschillende financieringsmogelijkheden met elkaar te vergelijken;
(vii)Gezondheidsvoorlichting op scholen, informatie-uitwisseling en technische ondersteuning en scholing te bevorderen ;
(viii)Initiatieven te ondersteunen waarbij kwetsbare bevolkingsgroepen zelf de gezondheidszorg ter hand nemen;
(ix)Waar noodzakelijk, traditionele kennis en ervaring in de nationale gezondheidszorg te integreren;
(x)De benodigde logistieke voorzieningen te bevorderen ten behoeve van activiteiten voor extramurale gezondheidszorg, met name in agrarische gebieden;
(xi)Binnen gemeenschappen ontwikkelde revalidatieprojecten ten behoeve van gehandicapten op het platteland te bevorderen en te ondersteunen.
(b)Onderzoek en de ontwikkeling van de noodzakelijke onderzoeksmethoden te ondersteunen:
(i)Mechanismen te ontwikkelen ter bevordering van een blijvende betrokkenheid van gemeenschappen bij activiteiten op het gebied van de gezondheidszorg, met inbegrip van de optimalisatie van een verantwoord gebruik van binnen de gemeenschap aanwezige financiële en menselijke hulpbronnen;
(ii)Onderzoek te verrichten aan milieugerelateerde gezondheidsproblemen, met inbegrip van onderzoek naar menselijk gedrag en naar de mogelijkheden om de reikwijdte te vergroten en een intensiever gebruik te waarborgen van dergelijke diensten door perifere, achtergestelde en kwetsbare bevolkingsgroepen, zoals verwacht mag worden van een goede preventieve dienstverlening en gezondheidszorg.
(iii)Onderzoek te verrichten naar traditionele kennis op het gebied van de preventieve en curatieve gezondheidszorg.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
6.6.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $40 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $5 miljard ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringenbeoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
6.7.Nieuwe inzichten op het gebied van planning en beheer binnen gezondheidszorgsystemen en -voorzieningen dienen te worden getest, en onderzoek naar mogelijkheden om geschikte technologieën binnen de infrastructuur van de gezondheidszorg te integreren dient te worden gesteund. Het ontwikkelen van wetenschappelijk verantwoorde medische technologieën dient te leiden tot een groter aanpassingsvermogen aan plaatselijke behoeften en tot grotere mogelijkheden voor instandhouding uit gemeenschapsmiddelen van deze technologieën, met inbegrip van onderhoud en herstel van binnen de gezondheidszorg benodigde apparatuur. Er dienen programma's te worden ontwikkeld om de overdracht en uitwisseling van informatie en ervaring te vergemakkelijken, met inbegrip van communicatietechnieken en educatief materiaal.
(c) Vorming
6.8.Bij het hervormen van de scholing van personeel in de gezondheidszorg dienen intersectorale benaderingen te worden bevorderd, zodat dit personeel kan inspelen op "Gezondheid voor Iedereen"-strategieën. Inspanningen om op deelstaatniveau de bestuurlijke bekwaamheden te vergroten dienen te worden gesteund, met het doel een systematische ontwikkeling en efficiënte uitoefening van de basisgezondheidszorg te waarborgen. Er dienen intensieve, korte, praktijkgerichte opleidingsprogramma's te worden ontwikkeld, waarbij de nadruk ligt op vaardigheden op het gebied van effectieve communicatie, organisatie op gemeenschapsniveau en het bevorderen van gedragsveranderingen, met het doel het plaatselijke personeel in alle sectoren die betrokken zijn bij sociale ontwikkeling op hun afzonderlijke taken voor te bereiden. In samenwerking met de onderwijssector dienen speciale voorlichtingsprogramma's voor de gezondheidszorg te worden ontwikkeld, die de nadruk leggen op de rol van vrouwen in het gezondheidsbestel.
(d) Vergroting van capaciteit
6.9.Naast het verschaffen van directe steun aan de dienstverlening in de gezondheidszorg dienen regeringen te overwegen, gemeenschappen aan te moedigen om voor een deel zelf te voorzien in hun behoeften, door strategieën te volgen die hen daartoe in staat stellen. Een belangrijk zwaartepunt dient te liggen bij het voorbereiden van in de gemeenschappen gevestigde arbeidskrachten in de gezondheidszorg of aanverwante terreinen op een actieve rol in de gezondheidsvoorlichting ten behoeve van de gemeenschap, met speciale nadruk op het werken binnen een team, sociale mobilisatie en de steun van andere ontwikkelingswerkers. Nationale programma's dienen aandacht te besteden aan de gezondheidszorg op deelstaatniveau in stedelijke,voorstedelijke en plattelandsgebieden, het voorzien in gezondheidszorgprogramma's op deelstaatniveau en het ontwikkelen en ondersteunen van medische verwijsdiensten.
B.De bestrijding van besmettelijke ziekten
Uitgangspunten
6.10.Door de vorderingen bij de ontwikkeling van vaccins en chemotherapeutische middelen zijn veel besmettelijke ziekten inmiddels onder controle. Er bestaan echter nog steeds veel belangrijke besmettelijke ziekten waarvoor maatregelen in de sfeer van milieubeheer noodzakelijk zijn, vooral op het gebied van de watervoorziening en de hygiënische verzorging. Tot deze ziekten behoren cholera, uitdrogingsziekten, leishmaniasis, malaria en schistosomiasis. In al deze gevallen vormen de maatregelen met betrekking tot het milieu, of ze nu genomen worden als integrerend bestanddeel van eerstelijns-gezondheidszorg of buiten de gezondheidssector, een onmisbaar bestanddeel van algemene strategieën ter bestrijding van de ziekten, naast voorlichting op het gebied van gezondheid en hygiëne. In sommige gevallen zijn ze zelfs het enige bestanddeel van dergelijke strategieën.
6.11.De geschatte toename van het aantal besmettingen met het HIV-virus tot 30 à 40 miljoen in het jaar 2000 rechtvaardigt de verwachting dat de sociaal-economische gevolgen van deze pandemie in alle landen catastrofaal zullen zijn, waarbij ook steeds meer vrouwen en kinderen het slachtoffer zullen worden. De onmiddellijke kosten van gezondheidszorg zullen aanzienlijk zijn, maar die zullen in het niet vallen bij de indirecte kosten van de pandemie - voornamelijk kosten in verband met het verlies aan inkomsten en de verminderde produktiviteit van de werkende bevolking. De pandemie zal een groei van de dienstverlenende en industriële sector in de weg staan en de kosten van opbouw van het menselijk potentieel en herscholing aanzienlijk verhogen. De agrarische sector wordt vooral daar getroffen waar de produktie arbeidsintensief is.
Doelstellingen
6.12.Een aantal doelstellingen is geformuleerd na intensief overleg in verschillende internationale fora, waarbij nagenoeg alle regeringen, de desbetreffende organisaties van de Verenigde Naties (waaronder de WHO, UNICEF, UNFPA, UNESCO, UNDP en de Wereldbank) en een aantal niet-gouvernementele organisaties vertegenwoordigd waren. Implementatie van de doelstellingen (met inbegrip van, maar allerminst beperkt tot, de doelstellingen die hieronder worden vermeld) wordt aanbevolen voor alle landen waar ze van toepassing zijn, waar nodig aangepast aan de specifieke situatie van ieder land met betrekking tot de tijdsplanning, normen, prioriteiten en de beschikbaarheid van hulpbronnen, met inachtneming van culturele, religieuze en sociale aspecten, in overeenstemming met de beginselen van vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden en met inachtneming van ethische overwegingen. Aanvullende doelstellingen die van bijzonder belang zijn voor de specifieke situatie van een land dienen in het nationale actieplan van dat land te worden opgenomen (Plan of Action for Implementing the WorldDeclaration on the Survival, Protection and Development of Children in the 1990s ). Dergelijke nationale actieprogramma's dienen vanuit de openbare gezondheidszorg te worden gecoördineerd en gecontroleerd. Tot de belangrijkste doelstellingen behoren:
(a)Het uitbannen van de guinese wormziekte (dracunculiasis) niet later dan het jaar 2000;
(b)Het uitroeien van polio niet later dan het jaar 2000;
(c)Het daadwerkelijk onder controle brengen van onchocerciasis (rivierblindheid) en lepra niet later dan het jaar 2000;
(d)Het terugdringen van het aantal ziekte- en sterfgevallen als gevolg van mazelen met respectievelijk 90 en 95 procent ten opzichte van de situatie voor inenting, niet later dan het jaar 1995;
(e)Een niet aflatende inspanning om voorlichting te verschaffen op het gebied van gezondheid en hygiëne en om te kunnen waarborgen dat overal ter wereld veilig drinkwater beschikbaar is en sanitaire maatregelen worden getroffen met betrekking tot de afvoer van feacaliën, zodat via water overgebrachte ziekten zoals cholera en schistosomiasis in aanzienlijke mate worden teruggedrongen, evenals:
(i)Het aantal sterfgevallen in ontwikkelingslanden als gevolg van diarree bij kinderen, met 50 tot 70 procent niet later dan het jaar 2000;
(ii)Het aantal gevallen van diarree bij kinderen in ontwikkelingslanden met ten minste 25 tot 50 procent niet later dan het jaar 2000;
(f)Het starten van grootscheepse programma's om het aantal sterfgevallen als gevolg van acute infecties van de luchtwegen bij kinderen onder de vijf jaar met ten minste een derde te verminderen, met name in de landen met een hoge zuigelingensterfte, niet later dan het jaar 2000;
(g)95 procent van het aantal kinderen in de wereld toegang verschaffen tot passende medische zorg voor acute infecties van de luchtwegen zowel binnen de gemeenschap als op het eerste verwijsniveau, niet later dan het jaar 2000;
(h)Het starten van anti-malariaprogramma's in alle landen waar malaria een belangrijke risicofactor voor de gezondheid vormt, en het veilig stellen van die gebieden die malaria-vrij zijn, niet later dan het jaar 2000;
(i)Het implementeren van plaagbestrijdingsprogramma's in landen waar belangrijke parasitaire infecties bij mensen endemisch zijn, en het bewerkstelligen van een mondiaale teruggang in het aantal gevallen van schistosomiasis en andere platworminfecties met respectievelijk 40 en 25 procent ten opzichte van 1984, evenals een aanzienlijke teruggang in de incidentie, prevalentie en intensiteit van draadworminfecties, niet later dan het jaar 2000;
(j)Het mobiliseren en verenigen van nationale en internationale inspanningen ter bestrijding van AIDS, teneinde infectie te voorkomen en de individuele en sociale gevolgen van HIV-infectie te beperken;
(k)Het tegengaan van de terugkeer van tuberculose, met bijzondere aandacht voor vormen die resistent zijn voor meerdere antibiotica;
(l)Het versnellen van onderzoek naar verbeterde vaccins en het zoveel mogelijk gebruiken van vaccins bij de preventie van ziekten.
Activiteiten
6.13.Elke nationale regering dient, in overeenstemming met nationale plannen op het gebied van de gezondheidszorg en de voor dat land geldende prioriteiten en doelstellingen, te overwegen, met de nodige internationale steun en begeleiding, een nationaal gezondheids-actieprogramma op te stellen dat minimaal de volgende onderdelen bevat:
(a)Landelijke stelsels voor openbare gezondheidszorg:
(i)Programma's om milieurisico's te kunnen vaststellen die bijdragen tot het ontstaan van besmettelijke ziekten;
(ii)Systemen voor het controleren van epidemiologische gegevens om te kunnen waarborgen dat het opduiken van besmettelijke ziekten en de verspreiding of verergering ervan tijdig worden voorspeld;
(iii)Interventieprogramma's met maatregelen die in overeenstemming zijn met de mondiaale AIDS-strategie;
(iv)Vaccins voor de preventie van besmettelijke ziekten;
(b)Informatie aan het publiek en gezondheidsvoorlichting:
Het verschaffen van voorlichting en het verspreiden van informatie met betrekking tot de risico's van endemische besmettelijke ziekten, en het informeren van de bevolking over milieuhygiënische methoden die bijdragen tot het beheersen van besmettelijke ziekten, om gemeenschappen in staat te stellen tot actieve deelname aan de controle op besmettelijke ziekten;
(c)Intersectorale samenwerking en coördinatie:
(i)Tijdelijke inzet van ervaren beroepskrachten uit de gezondheidszorg in relevante sectoren, zoals planning, huisvesting en landbouw;
(ii)Het ontwikkelen van richtlijnen voor een doelmatige coördinatie op het gebied van beroepsopleidingen, het inschatten van risico's en het ontwikkelen van technologie ten behoeve van ziektebestrijding;
(d)Beïnvloeding van milieufactoren die de verspreiding van besmettelijke ziekten beïnvloeden:
Het toepassen van technieken ten behoeve van preventie en bestrijding van besmettelijke ziekten, waaronder de beheersing van de watervoorziening en sanitatie, bestrijding van de waterverontreiniging, controle op voedselkwaliteit, geïntegreerde bestrijding van overbrengers van ziekten, afvalverzameling en -verwerking, en milieuverantwoorde irrigatietechnieken;
(e)Een stelsel voor eerstelijns-gezondheidszorg:
(i)Het versterken van preventieprogramma's, met speciale aandacht voor goede en evenwichtige voeding;
(ii)Het versterken van programma's voor een vroegtijdige diagnose en het verbeteren van de capaciteit om in een vroeg stadium actie te ondernemen op het gebied van preventie of behandeling;
(iii)Bescherming van vrouwen en hun kinderen tegen het HIV-virus;
(f)Steun voor onderzoek en de ontwikkeling van onderzoektechnieken:
(i)Het intensiveren en uitbreiden van multidisciplinair onderzoek, met bijzondere aandacht voor het terugdringen en bestrijden van tropische ziekten via milieumaatregelen;
ii)Het verrichten van interventie-onderzoek om een stevige epidemiologische basis te kunnen verschaffen aan het bestrijdingsbeleid, en om de doeltreffendheid van alternatieve benaderingen te kunnen vaststellen;
(iii)Het verrichten van onderzoek onder de bevolking en gezondheidspersoneel om de gevolgen van culturele, sociale en gedragsfactoren voor het bestrijdingsbeleid te kunnen vaststellen;
(g)Ontwikkeling en verspreiding van technologieën:
(i)Het ontwikkelen van nieuwe technologieën om besmettelijke ziekten doeltreffend te kunnen bestrijden:
(ii)Het stimuleren van projecten waarin onderzocht wordt wat de beste manier is om de resultaten van onderzoek te verspreiden:
(iii)Het beschikbaar maken van technische hulp, waaronder het uitwisselen van kennis en ervaring.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
6.14.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $4 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $900 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
6.15.Inspanningen gericht op het voorkomen en bestrijden van ziekten dienen onder meer onderzoek te omvatten naar de epidemiologische, sociale en economische grondslagen voorde ontwikkeling van meer doeltreffende nationale strategieën voor de geïntegreerde bestrijding van besmettelijke ziekten. Kosten-effectieve methoden van milieubeheer dienen aangepast te worden aan de plaatselijke ontwikkelingssituatie.
(c) Vorming
6.16.Nationale en regionale opleidingsinstituten dienen brede en intersectorale benaderingen voor te staan bij het voorkómen en bestrijden van besmettelijke ziekten, met onder meer scholing op het gebied van de epidemiologie, preventie en bestrijding vanuit de gemeenschap, immunologie, moleculaire biologie en de toepassing van nieuwe vaccins. Materialen voor gezondheidsvoorlichting dienen te worden ontwikkeld ten behoeve van hen die binnen de gemeenschappen werkzaam zijn en voor het onderricht van moeders in de preventie en behandeling van uitdrogingsziekten thuis.
(d) Capaciteitsvorming
6.17.De gezondheidszorgsector dient actuele gegevens te verzamelen over de verspreiding van besmettelijke ziekten, en daarnaast de institutionele voorzieningen te treffen die nodig zijn om op de situatie te kunnen reageren en te kunnen samenwerken met andere sectoren bij de preventie, het terugdringen en het afwenden van de dreiging van besmettelijke ziekten door middel van milieubescherming. Er dient steun gezocht te worden op het niveau van beleids- en besluitvorming, ondersteuning vanuit beroepsgroepen en samenleving dient te worden geactiveerd, en gemeenschappen dienen zodanig te worden georganiseerd dat ze voor zichzelf zorg kunnen dragen.
C.Bescherming van kwetsbare bevolkingsgroepen
Uitgangspunten
6.18.Naast het vervullen van primaire behoeften op het gebied van de gezondheidszorg is een voorwaarde voor duurzame ontwikkeling dat speciale aandacht geschonken wordt aan de bescherming en voorlichting van kwetsbare bevolkingsgroepen, in het bijzonder zuigelingen, jongeren, vrouwen, inheemse bevolkingsgroepen en de allerarmsten. Speciale aandacht dient tevens uit te gaan naar de behoefte aan gezondheidszorg van ouderen en gehandicapten.
6.19. Zuigelingen en kinderen .Ongeveer een derde deel van de wereldbevolking bestaat uit kinderen jonger dan 15 jaar. Ten minste 15 miljoen van deze kinderen sterven jaarlijks aan oorzaken die te voorkomen zijn, zoals letsel opgelopen tijdens de geboorte, verstikking tijdens de geboorte, acute infecties van de luchtwegen, ondervoeding, besmettelijke ziekten en diarree. Meer dan bij andere bevolkingsgroepen heeft de gezondheid bij kinderen te lijden van ondervoeding en schadelijke milieufactoren. Daarnaast lopen veel kinderen het risico te worden uitgebuit als goedkope arbeidskracht of in de prostitutie.
6.20. Jongeren .Zoals de geschiedenis in alle landen heeft uitgewezen zijn jongeren uitgesproken kwetsbaar voor problemen met betrekking tot de economische ontwikkeling, die vaak leiden tot aantasting van traditionele vormen van maatschappelijke ondersteuning die van fundamenteel belang zijn voor de gezonde ontwikkeling van jongeren. Verstedelijking en veranderingen in sociale zeden hebben het druggebruik, het aantal onvrijwillige zwangerschappen en het aantal slachtoffers van seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder AIDS, doen toenemen. Op dit moment is meer dan de helft van de wereldbevolking jonger dan 25 jaar, en leven 4 van de 5 jongeren in ontwikkelingslanden. Daarom is het belangrijk er zorg voor te dragen dat de geschiedenis zich niet zal herhalen.
6.21. Vrouwen .In de ontwikkelingslanden blijft de gezondheidspositie van vrouwen relatief ongunstig, terwijl de jaren tachtig zelfs een stijging te zien gaven van armoede, ondervoeding en algemene gezondheidsproblemen bij vrouwen. Nog steeds ontbreekt het de meeste vrouwen in ontwikkelingslanden aan voldoende elementaire onderwijsmogelijkheden en beschikken ze niet over de middelen om hun gezondheid te verbeteren, hun voortplanting op verantwoorde wijze te plannen en hun sociaal-economische status te verbeteren. Om de gezondheid van de baby's te waarborgen dient bijzondere aandacht geschonken te worden aan prenatale zorg.
6.22. Inheemse bevolkingsgroepen en gemeenschappen . Inheemse bevolkingsgroepen en gemeenschappen vormen een belangrijk deel van de wereldbevolking. Hun ervaringen lijken in zoverre veel op elkaar, dat de basis van hun verhouding met hun oorspronkelijke grondgebieden fundamenteel is gewijzigd. Doorgaans zijn ze in onevenredige mate het slachtoffer vanwerkeloosheid, woningnood, armoede en een slechte gezondheidssituatie. In veel landen ligt het groeitempo van de inheemse bevolking hoger dan het landelijke gemiddelde. Daarom is het belangrijk dat er initiatieven ontplooid worden op het gebied van de gezondheidszorg voor inheemse bevolkingsgroepen.
Doelstellingen
6.23.De algemene doelstellingen inzake de bescherming van kwetsbare bevolkingsgroepen zijn: waarborgen dat alle mensen in staat worden gesteld zich volledig te ontplooien (met inbegrip van een gezonde lichamelijke, geestelijke en intellectuele ontwikkeling); waarborgen dat jonge mensen een gezond leven kunnen opbouwen en in stand kunnen houden; vrouwen de mogelijkheid bieden om hun belangrijke rol in de maatschappij te vervullen; en inheemse bevolkingsgroepen steunen door middel van educatie en door voor hen kansen te creëren op economisch en technologisch gebied.
6.24. Tijdens de World Summit for Children is overeenstemming bereikt over de specifieke hoofddoelstellingen met betrekking tot de overlevingskansen, de ontwikkeling en bescherming van kinderen. Deze doelstellingen blijven ook van kracht binnen Agenda 21. Ondersteunende en sectorgebonden doelen hebben betrekking op gezondheidszorg en onderwijsmogelijkheden voor de vrouw, voeding, de gezondheid van het kind, water en sanitatie, basisonderwijs en op kinderen in moeilijke omstandigheden.
6.25.Regeringen dienen actief stappen te ondernemen om, zo snel mogelijk, voor zover noodzakelijk en in overeenstemming met de per land verschillende omstandigheden en wettelijke stelsels, maatregelen te implementeren die garanderen dat vrouwen en mannen in gelijke mate het recht hebben om in vrijheid en op verantwoorde wijze te beslissen over het aantal kinderen en het tijdstip van kinderen krijgen, en om zich toegang te verschaffen tot informatie, voorlichting en voorzieningen, zodat ze in staat zijn dit recht uit te oefenen in overeenstemming met de beginselen van vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden, met inachtneming van ethische en culturele overwegingen.
6.26.Regeringen dienen actief stappen te ondernemen tot het implementeren van programma's die dienen om preventieve en curatieve gezondheidsvoorzieningen in het leven te roepen en te versterken, die een op vrouwen gerichte en door vrouwen beheerde veilige en effectieve zwangerschapszorg omvatten, evenals, voor zover noodzakelijk, betaalbare en toegankelijke voorzieningen voor een verantwoorde gezinsplanning, in overeenstemming met de beginselen van vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden, met inachtneming van ethische en culturele overwegingen. De programma's dienen gericht te zijn op het verschaffen van een uitgebreide gezondheidszorg, inclusief prenatale zorg, voorlichting en informatie over gezondheid en verantwoord ouderschap, en dienen alle vrouwen in staat te stellen volledig borstvoeding te geven, in ieder geval tijdens de eerste vier maanden na de bevalling. De programma's dienende produktieve en reproduktieve rol en het welzijn van de vrouw volledig te ondersteunen, met speciale aandacht voor de noodzaak te voorzien in een gelijkwaardige en verbeterde gezondheidszorg voor alle kinderen, en de kans op sterfte en ziekte bij moeders en kinderen terug te dringen.
Activiteiten
6.27.Nationale overheden dienen, in samenwerking met lokale en niet-gouvernementele organisaties, op de volgende terreinen programma's te starten of uit te breiden:
(a)Zuigelingen en kinderen:
(i)Het versterken van de elementaire gezondheidszorg voor kinderen binnen de eerstelijns-gezondheidszorg, met onder meer programma's op het gebied van prenatale zorg, borstvoeding, vaccinatie en voeding;
(ii)Het opzetten van grootscheepse voorlichtingscampagnes voor volwassenen over de toepassing van orale rehydratatie bij diarree, de behandeling van aandoeningen aan de luchtwegen en de preventie van besmettelijke ziekten;
(iii)Het bevorderen van de vorming, verbetering en handhaving van een wettelijk kader dat kinderen beschermt tegen seksueel misbruik en uitbuiting als arbeidskracht;
(iv)Het beschermen van kinderen tegen de gevolgen van giftige stoffen in het milieu en hun arbeidsomgeving;
(b)Jongeren:
Het versterken van de op jongeren gerichte dienstverlening binnen gezondheidszorg, educatie en de sociale sector, teneinde te voorzien in een betere voorlichting, onderwijs, advies en behandeling bij bepaalde gezondheidsproblemen, waaronder drugsgebruik;
(c)Vrouwen:
(i)Het betrekken van vrouwengroeperingen bij de besluitvorming op nationaal en gemeenschapsniveau om gezondheidsrisico's te kunnen vaststellen en gezondheidsvraagstukken te kunnen integreren binnen nationale actieprogramma's voor vrouwen en ontwikkeling;
(ii)Het voeren van een concreet aansporingsbeleid om de deelname van vrouwen van elke leeftijd aan onderwijs en cursussen voor volwassenen te vergroten en te handhaven, met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en scholing met betrekking tot de eerstelijns-gezondheidszorg, thuiszorg en zwangerschapszorg.
(iii)Het opstellen van overzichten van de bestaande situatie als uitgangspunt voor verder onderzoek, en het verrichten van onderzoek naar kennis, attitudes en gewoonten op het gebied van gezondheid en voeding bij vrouwen van alle leeftijden, met name in relatie tot de achteruitgang van het milieu en de aanwezigheid van voldoende hulpbronnen;
(d)Inheemse bevolkingsgroepen en gemeenschappen:
(i)Het versterken van de preventieve en curatieve gezondheidszorg, door het verstrekken van middelen en het bevorderen van zelfbeheer;
(ii)Het integreren van traditionele kennis en ervaring in de gezondheidszorg.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
6.28.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $3,7 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $400 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
6.29.Instellingen op het gebied van voorlichting, gezondheidszorg en onderzoek dienen te worden versterkt, zodat ze steun kunnen verlenen aan de verbetering van de gezondheidstoestand van kwetsbare bevolkingsgroepen. Het sociologisch onderzoek naar de bijzondere problemen van deze groeperingen dient te worden uitgebreid, en er dient onderzoek verricht te worden naar de manier waarop praktische oplossingen geïmplementeerd kunnen worden, met de nadrukop preventieve maatregelen. Overheden, instellingen en niet-gouvernementele organisaties op het gebied van de gezondheidszorg voor jongeren, vrouwen en inheemse bevolkingsgroepen moeten kunnen rekenen op technische ondersteuning.
(c) Vorming
6.30.Vorming op het gebied van de gezondheidszorg voor kinderen, jongeren en vrouwen dient onder meer gestalte te krijgen in het versterken van educatieve instellingen, het bevorderen van interactieve voorlichtingsmethoden op het gebied van de gezondheid en het vergroten van de rol van de massamedia bij het verspreiden van informatie onder doelgroepen. Dit maakt het noodzakelijk meer lokale gezondheidswerkers, verplegend personeel, vroedvrouwen, artsen, sociale wetenschappers en educatieve specialisten op te leiden, moeders, families en gemeenschappen voorlichting te geven en de ministeries van onderwijs, gezondheidszorg, bevolking enz. te versterken.
(d) Capaciteitsvorming
6.31.Regeringen dienen, waar nodig, stimulansen te geven voor: (i) het organiseren van nationale, internationale en interregionale symposia en andere conferenties bedoeld om informatie uit te wisselen tussen instellingen en groeperingen die zich bezighouden met de gezondheid van kinderen, jongeren, vrouwen en inheemse bevolkingsgroepen, en (ii) de inspanningen van organisaties van vrouwen, jongeren en inheemse groeperingen om gezondheid binnen ieders bereik te brengen; zij dienen bij deze groeperingen advies in te winnen over de vorming, verbetering en handhaving van wettelijke kaders die kinderen, vrouwen en inheemse bevolkingsgroepen een gezonde leefomgeving kunnen garanderen.
D.Aanpak van gezondheidsproblemen in steden
Uitgangspunten
6.32.Honderden miljoenen mensen ondergaan de gevolgen van de slechte leefomstandigheden in stedelijke en voorstedelijke gebieden waardoor levens, gezondheid en sociale en morele waarden verloren gaan. Door de snelle groei van de steden zijn de voorzieningen van de maatschappij niet meer toereikend om in de behoeften van de mensen te voorzien en honderden miljoenen mensen zijn hierdoor veroordeeld tot een leven zonder voldoende inkomsten, voedingsmiddelen, huisvesting en dienstverlening. Door de stedelijke groei zijn hele bevolkingsgroepen blootgesteld aan grote milieurisico's en is het vermogen van gemeentelijke en plaatselijke overheden om de mensen de milieuzorg te verschaffen die ze nodig hebben, ontoereikend gebleken. Maar al te vaak gaat stedelijke ontwikkeling gepaard met negatieve effecten op de natuurlijke omgeving en op het reservoir aan hulpbronnen die nodig zijn voor duurzame ontwikkeling. Milieuverontreiniging in stedelijke gebieden gaat gepaard met verhoogde ziekte- en sterftecijfers. De overbevolking en de ontoereikende behuizing dragen bij aan het ontstaan van aandoeningen aan de luchtwegen, tuberculose, hersenvliesontsteking en andere ziekten. In stedelijke omgevingen onttrekken veel van de factoren die van invloed zijn op de gezondheid zich aan controle vanuit de gezondheidssector. Verbeteringen in de gezondheidssituatie in steden zijn daarom noodzakelijkerwijs afhankelijk van gecoördineerde activiteiten van alle bestuursniveaus, de instellingen voor gezondheidszorg, het bedrijfsleven, religieuze groeperingen, sociale en educatieve instellingen en burgers.
Doelstellingen
6.33.De gezondheid en het welzijn van alle stadsbewoners dienen te worden verbeterd om hen in staat te stellen een bijdrage te leveren aan de economische en sociale ontwikkeling. De meest algemene doelstelling is het bereiken van een stijging in de gezondheidsindicatoren van 10 à 40 procent niet later dan het jaar 2000. Een even grote stijging dient te worden bereikt ten aanzien van indicatoren op het gebied van milieu, huisvesting en gezondheidszorg. Hieronder vallen de ontwikkeling van kwantitatieve doelstellingen op het gebied van de moeder- en kindersterfte, het percentage zuigelingen met een te laag geboortegewicht, alsmede meer specifieke indicatoren (zoals het optreden van tuberculose als indicator van overbevolking, van uitdrogingsziekten als indicator van een ontoereikende watervoorziening en sanitatie, het aantal ongevallen in industrie en transport als indicator voor mogelijkheden tot ongevalspreventie, en sociale problemen zoals drugsgebruik, geweld en misdaad die duiden op onderliggende sociale misstanden).
Activiteiten
6.34.Lokale overheden, met de nodige steun van nationale regeringen en internationale organisaties, dienen te worden aangemoedigd tot het nemen van doeltreffende maatregelen om de volgende activiteiten op te starten of te versterken:
(a)Het ontwikkelen en implementeren van gemeentelijke en plaatselijke gezondheidsprogramma's:
(i)Het opzetten of versterken, op bestuurlijk zowel als op technisch niveau, van intersectorale commissies die zich in actieve samenwerking onder meer bezig moeten houden met het leggen van contacten met wetenschappelijke, culturele, religieuze, medische, zakelijke, sociale en andere stedelijke instellingen, met gebruikmaking van de vorming van netwerken;
(ii)Het initiëren of versterken van gemeentelijke of plaatselijke "zelfwerkzaamheids-"strategieën waarin meer nadruk ligt op "werken met" dan op "werken voor", en het op deze wijze scheppen van een gezondheidsbevorderende omgeving;
(iii)Het scheppen van waarborgen voor de versterking of uitbreiding van openbare gezondheidsvoorlichting in scholen, op het werk, via de media enz.;
(iv)Het stimuleren van gemeenschappen om persoonlijke vaardigheden en inzicht in eerstelijns-gezondheidszorg te verwerven;
(v)Het stimuleren of versterken van revalidatie-activiteiten op gemeenschapsniveau ten behoeve van gehandicapten en ouderen in steden en voorstedelijke gebieden;
(b)Het waar nodig opstellen van overzichten van de bestaande situatie in steden op het gebied van gezondheid, sociale omstandigheden en milieu, waaronder een overzicht van de binnen steden optredende verschillen.
(c)Het versterken van de zorg voor milieugerelateerde gezondheidsproblemen;
(i)Het invoeren van effectrapportages voor milieu en gezondheid;
(ii)Het verschaffen van basis- en in-service opleidingen voor nieuw en reeds aanwezig personeel;
(d)Het opzetten en onderhouden van communicatienetwerken binnen steden ten behoeve van samenwerking en de uitwisseling van succesvol gebleken manieren van werken.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
6.35.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $222 miljoen nodig zou zijn, waarvan circa $22 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
6.36.Modellen ter ondersteuning van de besluitvorming dienen verder te worden ontwikkeld en op bredere schaal te worden toegepast om een raming te kunnen maken van de kosten en van de invloed op gezondheid en milieu van alternatieve technologieën en strategieën. Een verbetering van stedelijke ontwikkeling en bestuur vereist betere nationale en gemeentelijke statistieken op basis van praktische, gestandaardiseerde indicatoren. Verdere ontwikkeling van de bestaande methoden is van doorslaggevend belang voor het registreren van verschillen in de gezondheidssituatie en de toestand van het milieu binnen steden en districten, en voor het gebruik van dergelijke informatie bij planning en bestuur.
(c) Vorming
6.37.Er is behoefte aan programma's om vorm te geven aan de gemeentelijke staf die nodig is voor de projecten in het kader van de gezonde stad, en om de daarvoor benodigde basisopleiding te verzorgen. Daarnaast zijn basis- en in-service opleidingen nodig voor werknemers op het gebied van de milieuzorg.
(d) Capaciteitsvorming
6.38.Doel van dit programma is het vergroten van de mogelijkheden op het gebied van planning en bestuur voor gemeentelijke en lokale overheden en voor de instanties waarmee ze samenwerken binnen de centrale overheid, de private sector en de universiteiten. De capaciteitsvorming dient zich te concentreren op het verkrijgen van voldoende informatie, hetverbeteren van de coördinatiemechanismen die de belangrijkste partijen met elkaar verbinden, en het beter gebruiken van de voor implementatie beschikbare instrumenten en hulpbronnen.
E.Vermindering van gezondheidsrisico's als gevolg van milieuverontreiniging en -gevaar
Uitgangspunten
6.39.Op veel plaatsen in de wereld zijn het milieu in het algemeen (lucht, water en bodem), werkomgevingen en zelfs individuele woonomgevingen zodanig vervuild dat de gezondheid van honderden miljoenen mensen er schade van ondervindt. De oorzaak hiervan ligt onder meer bij ontwikkelingen in heden en verleden op het gebied van consumptie- en produktiepatronen, levensstijlen, energieproduktie en -verbruik, industrie, transport enz. waarbij niet of nauwelijks aandacht werd besteed aan milieubescherming. Hoewel in sommige landen aanzienlijke verbeteringen tot stand zijn gebracht, gaat de achteruitgang van het milieu onverminderd door. Het vermogen van landen om de verontreiniging en de gezondheidsproblemen aan te pakken wordt in belangrijke mate beperkt door het gebrek aan financiële middelen. Maatregelen om de verontreiniging tegen te gaan en de gezondheid te beschermen hebben vaak geen gelijke tred gehouden met de economische ontwikkeling. In landen met een nog jonge industrie bestaan aanzienlijke gevaren voor het milieu die nauw samenhangen met hun ontwikkeling. Bovendien heeft een recent onderzoek door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) duidelijk gemaakt dat de factoren gezondheid, milieu en ontwikkeling onderling verbonden zijn, en tegelijkertijd vastgesteld dat de meeste landen niet over een doeltreffend mechanisme beschikken om de verontreiniging in de hand te houden omdat ze deze factoren onvoldoende integreren. Onverlet de criteria waartoe de internationale gemeenschap nog kan besluiten of van normen die op nationaal niveau zullen moeten worden vastgesteld, zal het in alle gevallen allereerst noodzakelijk zijn de in het betreffende land geldende waarden in ogenschouw te nemen, en de mate te bepalen waarin voor dat land dezelfde normen toepasbaar zijn die gelden in de meest ontwikkelde landen, maar die wellicht ongeschikt zijn of onverantwoord hoge sociale kosten met zich mee brengen in ontwikkelingslanden.
Doelstellingen
6.40.De meest algemene doelstelling is het verminderen van risico's en het instandhouden van het milieu op een niveau waarop gezondheid noch veiligheid van de bevolking wordt geschaad of bedreigd, en tegelijkertijd het bevorderen van een voortgaande ontwikkeling. Meer specifieke doelstellingen van dit programma zijn:
(a)Het integreren van passende gezondheids- en milieugaranties in de nationale ontwikkelingsprogramma's van alle landen, niet later dan het jaar 2000;
(b)Het tot stand brengen in alle landen, voor zover van toepassing, van de benodigde infrastructuur en programma's voor controle van schade aan het milieu en milieurisico's, waarmee uiteindelijk een basis kan worden gelegd voor een vermindering van die schade en risico's, niet later dan het jaar 2000;
(c)Het implementeren, voor zover van toepassing, van geïntegreerde programma's voor het aanpakken van verontreiniging bij de bron en op de stortplek, met speciale nadruk op acties gericht op vermindering van de verontreiniging in alle landen, niet later dan het jaar 2000;
(d)Het registreren en verzamelen, voor zover van toepassing, van statistische gegevens met betrekking tot de effecten van de milieukwaliteit op de gezondheid, ter ondersteuning van kosten/baten-analyses, waaronder rapportage van de milieu-effecten voor de gezondheid, ten behoeve van de beheersing, preventie en bestrijding van verontreiniging.
Activiteiten
6.41.Per land vastgestelde actieprogramma's, waar nodig op te stellen en uit te voeren met internationale hulp, ondersteuning en coördinatie, dienen onder meer de volgende elementen te omvatten:
(a)Luchtverontreiniging in steden:
(i)Het ontwikkelen van geschikte technologie voor de bestrijding van verontreiniging op basis van risicoschattingen en epidemiologisch onderzoek, met als doel milieuverantwoorde produktieprocessen te introduceren en massatransporten op een aanvaardbaar veiligheidsniveau te brengen;
(ii)Het ontwikkelen van de capaciteit om de verontreiniging in grote steden te bestrijden, voor zover van toepassing, met speciale nadruk op programma's voor toezicht op de naleving van voorschriften en de toepassing van controlenetwerken;
(b)Luchtverontreiniging binnen gebouwen:
(i)Het steunen van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's gericht op de toepassing van methoden voor preventie en bestrijding, met als doel, de luchtverontreiniging binnen gebouwen terug te dringen, door onder meer het installeren van de geëigende technologischemiddelen aantrekkelijk te maken via een economisch aansporingsbeleid;
(ii)Het ontwikkelen en implementeren van voorlichtingscampagnes op het gebied van de gezondheid, met name in ontwikkelingslanden, gericht op het terugdringen van de invloed op de gezondheid van het huishoudelijk gebruik van biomassa en kolen;
(c)Waterverontreiniging:
(i)Het ontwikkelen van bruikbare technologieën voor de bestrijding van waterverontreiniging op basis van de geschatte risico's voor de gezondheid;
(ii)Het ontwikkelen van de capaciteit om de waterverontreiniging in grote steden te bestrijden;
(d)Bestrijdingsmiddelen:
Het ontwikkelen van mechanismen om de verspreiding en het gebruik van bestrijdingsmiddelen onder controle te houden en de risico's voor de volksgezondheid als gevolg van het transport, de opslag, het gebruik en verdere effecten van de bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden in landbouw en bosbeheer, zo klein mogelijk te houden;
(e)Vaste afvalstoffen:
(i)Het ontwikkelen van bruikbare technologieën om vaste afvalstoffen te verwijderen op basis van de geschatte risico's voor de gezondheid;
(ii)Het ontwikkelen van voldoende verwerkingscapaciteit voor vaste afvalstoffen in grote steden;
(f)Woongebieden:
Het ontwikkelen van programma's om de gezondheidssituatie in woongebieden te verbeteren, met name in krottenwijken en in illegaal bewoonde gebieden, op basis van de geschatte risico's voor de gezondheid;
(g)Geluid:
Het opstellen van criteria voor het maximaal toegestane veilige geluidsniveau, en het bevorderen van geluidsmetingen en controle op geluidsoverlast binnen het kader van programma's voor milieuzorg;
(h)Ioniserende en niet-ioniserende straling:
Het ontwikkelen en implementeren van nationale wetten en normen, evenals procedures gericht op de naleving ervan, op basis van bestaande internationale richtlijnen;
(i)Gevolgen van ultraviolette straling:
(i)Het verrichten van onderzoek naar de gevolgen voor de mens van een toename in de hoeveelheid ultraviolette straling die het aardoppervlak bereikt als gevolg van de aantasting van de ozonlaag;
(ii)Het op basis van de resultaten van dit onderzoek overwegen van herstelmaatregelen die de bovenvermelde gevolgen voor de mens zoveel mogelijk beperken;
(j)Industrie en energieopwekking:
(i)Het invoeren van effectrapportages om de gevolgen voor de gezondheid en de kwaliteit van het milieu te kunnen bepalen bij het plannen en ontwikkelen van nieuwe voorzieningen binnen de industrie- en energiesector;
(ii)Het integreren van een op de situatie toegesneden analyse van gezondheidsrisico's in alle nationale programma's die betrekking hebben op beheer en bestrijding van verontreiniging, met bijzondere nadruk op giftige stoffen, zoals lood;
(iii)Het voor alle belangrijke industrietakken ontwikkelen van programma's voor arbeidshygine, met het doel toezicht te kunnen houden op de mate waarin werknemers aan gezondheidsrisico's worden blootgesteld;
(iv)Het bevorderen van de introductie van milieuverantwoorde technologieën binnen de industrie- en energiesector;
(k)Controle en evaluatie:
Het voor zover van toepassing treffen van geschikte voorzieningen voor controle op het milieu, om de kwaliteit van het milieu en het gezondheidsniveau van bevolkingsgroepen te kunnen bewaken;
(l)Registratie en reductie van het aantal ongevallen:
(i)Het stimuleren, voor zover van toepassing, van de ontwikkeling van mechanismen om ongevallen te registreren en hun oorzaak vast te stellen, teneinde goed op de doelgroepen afgestemde interventie-/preventiestrategieën mogelijk te maken;
(ii)Het ontwikkelen, in overeenstemming met nationale plannen, van strategieën voor alle sectoren (industrie, verkeer enz.) die passen binnen de programma's van de WHO ten behoeve van de veiligheid in steden en gemeenschappen, met het doel het aantal ongevallen en de ernst daarvan te verminderen;
(iii)Het benadrukken van preventieve strategieën om het aantal bedrijfsongevallen en ziekten ten gevolge van giftige stoffen in het milieu en op het werk terug te brengen, en de veiligheid op het werk te vergroten;
(m)Het bevorderen van onderzoek en de ontwikkeling van onderzoeksmethoden:
(i)Het ondersteunen van de ontwikkeling van nieuwe berekeningsmethoden die een kwantitatieve afweging mogelijk maken van de kosten en de positieve gevolgen voor de gezondheid die voortvloeien uit de verschillende strategieën ter bestrijding van verontreiniging;
(ii)Het ontwikkelen en uitvoeren van interdisciplinair onderzoek naar het gecombineerde effect van blootstelling aan meerdere schadelijke milieufactoren tegelijk, onder meer op basis van epidemiologisch onderzoek naar de effecten van langdurige blootstelling aan een laag niveau van verontreiniging, en met gebruikmaking van biologische indicatoren die de mate van blootstelling bij mensen, de nadelige effecten en de gevoeligheid voor invloeden vanuit het milieu signaleren.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
6.42.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $3 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $115 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
6.43.Hoewel voor de preventie en bestrijding van verontreiniging in een groot aantal gevallen al geschikte technologie voorhanden is, dienen landen bij de ontwikkeling van programma's en beleidslijnen in een intersectoraal kader onderzoek te verrichten. Dergelijke activiteiten vereisen eveneens samenwerking met het bedrijfsleven. Een kosten/baten-analyse en milieu-effectrapportages dienen tot stand te komen via internationale samenwerkingsprogramma's, en dienen ten uitvoer te worden gebracht in het licht van de prioriteiten en strategieën met betrekking tot gezondheid en ontwikkeling.
6.44.Bij de uitvoering van de in paragraaf 6.41 (a) tot (m) beschreven activiteiten dienen de inspanningen van ontwikkelingslanden te worden verlicht door hen technologieën, praktijkervaring en informatie ter beschikking te stellen en over te dragen vanuit de plaatsen waar deze technologieën en informatie aanwezig zijn, in overeenstemming met hoofdstuk 34.
(c) Vorming
6.45.Op nationaal niveau dienen overkoepelende strategieën ontwikkeld te worden om het tekort aan gekwalificeerd personeel te kunnen ondervangen, dat de vooruitgang bij het beheersen van milieugerelateerde gezondheidsrisico's in belangrijke mate belemmert. Opleidingen dienen onder meer gericht te zijn op functionarissen op het gebied van milieu en gezondheidszorg, op alle niveaus variërend van bestuurders tot inspecteurs. Er dient meer nadruk te worden gelegd op het opnemen van de milieuproblematiek in de onderwijsprogramma's van middelbare scholen en universiteiten, en op voorlichting aan het publiek.
(d) Capaciteitsvorming
6.46. Elk land dient de kennis en praktische vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn om bedreigingen van het milieu te voorzien en te herkennen, en de capaciteit om de risico's te verkleinen. De eisen met betrekking tot de basiscapaciteit behelzen onder meer kennis over milieuproblemen, en inzicht bij bestuurders, burgers en deskundigen; concrete werkschema's voor intersectorale en intergouvernementele samenwerking bij het plannen en beheren vanontwikkeling en bij het bestrijden van verontreiniging; afspraken over de rol van privé- en gemeenschapsbelangen bij het aanpakken van maatschappelijke problemen; de overdracht van bevoegdheden aan en het verdelen van middelen onder de lagere en plaatselijke bestuursniveaus zodat deze over directe mogelijkheden beschikken om de milieugerelateerde gezondheidsproblemen aan te pakken.