|
|
||
|
|
||
Bijlage 5 | |||
|
|||
Inhoud -
Sprookje -
Vernietiging boerenbestaan -
Agro-economische structuur
Cargill - Conclusie - Verbeek - Ontwikkelingen - Slot - Bijlagen - Links Bestellen/Downloaden/Reageren - dDH - Duurzaamsite - Landbouwsite - Verder >> |
|||
|
|||
|
________ | ____ |
WTO EN LANDBOUW 308 Ontstaan en achtergronden van de WTO In 1948 begonnen 23 landen in VN-verband te onderhandelen over een verdrag voor handel in goederen en diensten, de GATT (General Agreement on Tariffs and Trade). De laatste onderhandelingsronde, die duurde van 1986 tot 1993, de zogenaamde 'Uruguay-ronde' leidde tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie WTO (World Trade Organisation). Deze instelling moet erop toezien dat de internationale afspraken op het gebied van de wereldhandel nageleefd worden. Aan de WTO nemen 134 landen deel. De organisatie is gericht op het terugdringen van handelsbelemmeringen tussen landen. Een vrijere internationale handel zou leiden tot een toename van produktie en werkgelegenheid en daarmee van de welvaart voor iedereen. Ging het vroeger alleen om goederen en diensten, tegenwoordig wordt ook gesproken over patenten (intellectuele eigendomsrechten) en regels om het investeringen door buitenlandse concerns te vergemakkelijken. Groei wereldhandel De internationale handel in goederen is vertwaalfvoudigd sinds het begin van de GATT-onderhandelingen. In 1995 bedroeg de omvang van de wereldhandel in goederen $ 4.890 miljard. De handel in landbouwprodukten nam daarvan $ 579 miljard voor haar rekening; waarbij de Europese Unie tekende voor $ 250 miljard, Noord-Amerika voor $ 112 miljard en Azië voor $ 109 miljard. West-Europa en Noord-Amerika zijn dus verreweg de belangrijkste exporteurs van agrarische produkten. Landbouw en WTO Pas tijdens de Uruguay-ronde van de GATT-onderhandelingen kwam de landbouw voor het eerst ter sprake. Uiteindelijk leidde het langdurige en moeizame overleg tot een Agreement on Agriculture (AoA). Daarin is vastgelegd hoe de nationale overheden de bescherming van hun landbouw moeten beperken: = importquota en importheffingen Voor eind 2000 moeten de importquota en -heffingen met 36 procent verminderd worden. (Een importquotum geeft aan hoeveel er jaarlijks van een bepaald produkt maximaal ingevoerd mag worden. Importheffing is hetzelfde als invoerbelasting.) Voor ontwikkelingslanden is de afspraak iets soepeler: in plaats van eind 2000 geldt eind 2004 en in plaats van 36 procent 24. De zogenaamde 'minst ontwikkelde landen' hoeven niet te minderen. = exportsubsidies Voor eind 2000 moeten de exportsubsidies voor ieder landbouwartikel apart met 36 procent gedaald zijn. Bovendien moet dan ook de hoeveelheid van dat gedeelte van ieder landbouwprodukt wat met subsidie geëxporteerd wordt met 21 procent verminderd zijn. Voor ontwikkelingslanden wordt eind 2000: eind 2004; 36 procent wordt 24; en 21 procent wordt 14. Voor de minst ontwikkelde landen gelden deze regels niet. = vermindering totale landbouwsteun Voor eind 2000 moet de overheid van ieder land de totale steun aan de landbouwsector in haar geheel met 20 procent teruggebracht hebben. Financiële steun voor onderzoek, voorlichting, boereninkomen, milieumaatregelen, noodzakelijke voedselvoorraden en voedselhulp aan de armen is in principe niet verboden. Onduidelijk is echter of deze vormen van steun ook onder de algemene 20 procents-reductieverplichting vallen. Voor ontwikkelingslanden wordt 2000: 2004 en 20 procent 13. Voor de minst ontwikkelde landen geldt deze afspraak niet. Op het eerste gezicht lijken de ontwikkelingslanden er gunstig uit te springen bij de verschillende regelingen. Dat is echter gezichtsbedrog. Omdat de rijke landen hun landbouw zeer sterk subsidiëren en tal van importprodukten van ouds her zeer zwaar belasten pakken de maatregelen absoluut genomen minder ernstig uit voor hen. Nieuwe landbouwronde De WTO-ministersconferentie eind 1999 in Seattle had het startsein moeten geven voor een nieuwe landbouw-onderhandelingsronde. Door alle acties en onenigheden is het er niet van gekomen. Toch was het duidelijk dat de discussie zich zou toespitsen op de 'non-trade concerns'. Bij deze 'niet-handels overwegingen' gaat het om milieu, voedselzekerheid, dierenwelzijn en gezondheid. Mag een ontwikkelingsland zijn grenzen sluiten voor goedkope voedselimporten uit Europa of de VS om op die manier zijn eigen landbouwsector te steunen en zo de voedselzekerheid veilig te stellen? Mogen landen van de Europese Unie boeren een vergoeding geven voor natuurbeheer of de grenzen sluiten voor (goedkoop) hormoonvlees uit de Verenigde Staten? Volgens de gebruikelijke WTO-redenering zou het antwoord op deze vragen 'nee' moeten zijn, omdat een 'ja' de wereldhandel beperkt. Organisatie van de WTO De WTO is een organisatie van staten. Het hoogste orgaan is de ministersconferentie, die eens per twee jaar bij elkaar komt. De besluitvorming in de WTO lijkt democratisch. Ieder land heeft ongeacht zijn aandeel in de wereldhandel of zijn omvang één stem in de conferentie. Maar in de praktijk hebben enkele rijke landen erg veel invloed en de meeste armere veel minder. Belangrijke onderhandelingen worden in kleine kring gevoerd, in de zogenaamde Green Rooms. Slechts een paar ontwikkelingslanden dringen door tot deze besloten bijeenkomsten. Bovendien beschikken de Derde Wereldlanden niet over voldoende goed ingewerkte ambtenaren om op alle belangrijke deelvergaderingen hun stem te laten horen. Niet-gouvernementele organisaties (NGO's), zoals boeren-, jongeren-, milieuorganisaties of vakbonden hebben geen stem in het kapittel. Wel kunnen ze invloed uitoefenen via de media, via acties en lobby-werk. Landbouwblokken Er zijn globaal vier groepen landen te onderscheiden met een eigen opvatting over landbouw-handelspolitiek: = De Europese Unie heeft een zwaar beschermde markt en geeft veel landbouwsubsidie uit. In het kader van 'Agenda 2000' is de landbouwsteun verminderd en zal zij in de toekomst nog verder verminderen. De EU dringt er in de WTO-onderhandelingen op aan dat de steun niet al te zeer omlaag moet. Zij benadrukt dat de landbouw 'multifunctioneel' is, dat wil zeggen dat zij belangrijk is voor het beheer van landschap en natuur. Ook dierenwelzijn is een belangrijk punt. Japan, Zuid-Korea, Noorwegen en Zwitserland steunen het EU-standpunt globaal. = De Verenigde Staten pleiten voor vermindering van de totale steun aan de sector, voor stopzetting van exportsubsidies en verlaging van importheffingen. = De Cairnsgroep bestaat uit Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en een tiental voedsel-exporterende Derde Wereldlanden als Zuid-Afrika, Brazilië, Argentinië en Thailand. Deze landengroep vormt de sterkste voorstander van een zo vrij mogelijke wereldmarkt. Haar kritiek richt zich in de eerste plaats op de marktbescherming van Europa, maar ook op die van de Verenigde Staten en Japan. Aan 'multifunctionaliteit' heeft dit blok geen boodschap. = De overige ontwikkelingslanden maken zich zorgen over de voedselzekerheid en de plattelandsarmen. Met name India is van mening dat de overheid meer ruimte moet hebben om de landbouwsector te steunen. Ook zouden er speciale uitzonderingen gemaakt moeten worden voor arme landen die onvoldoende voedsel produceren. Veel landen uit deze groep vinden dat zij tot nog toe te weinig profijt hebben gehad van de handelsafspraken in de Uruguayronde. Zij dringen erop aan te onderzoeken hoe de afspraken in de praktijk gebracht zijn in de verschillende landen en wat hun effecten zijn, voordat een nieuwe ronde van start gaat. Ook eisen veel van deze landen dat in het toekomstige TRIPs-akkoord over patenten op planten en dieren de rechten van lokale boeren en inheemse volken worden erkend. Zie ook hoofdstuk 8. NOOT 308. Voor deze bijlage is intensief gebruik gemaakt van het 'Discussiestuk WTO-Wereldhandel-Liberalisering' van het Bureau Beleidsvorming Ontwikkelingssamenwerking (BBO) voor het internationale NAJK-congres van maart 2000. Waarbij NAJK staat voor: Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt, een organisatie van jonge boeren. Verder: 'Macroeconomic policies that effect the South's agriculture'; Martin Khor; in: Third World Resurgence; no. 100/101; pag. 29-32. 'The AoA: an imbalanced, inequitable agreement'; Bhagirath Lal Das; Third World Resurgence; no. 100/101; december 1998/januari 1999; www.twnside.org.sg/souths/twn The WTO, the World Food System, and the Politics of Harmonised Destruction; Gerard Greenfield; IUF Asia/Pacific; 1998. terug * *
*
Verder naar de volgende bijlage >> << Terug naar het begin van deze bijlage. _ |
___ |