|
|
||
|
|
||
Hoofdstuk 3 | |||
|
|||
Inhoud -
Sprookje -
Vernietiging boerenbestaan -
Agro-economische structuur
Cargill - Conclusie - Verbeek - Ontwikkelingen - Slot - Bijlagen - Links Bestellen/Downloaden/Reageren - dDH - Duurzaamsite - Landbouwsite - Verder >> |
|||
|
|||
|
________ | ____ |
BOEREN VORMEN HET HART EN DE ZIEL VAN HET PLATTELAND het verhaal van een Limburgse boerin Maria van Hoven, boerin uit het Zuid-Limburgse Noorbeek heeft aan den lijve ondervonden wat het betekent als je eigen bedrijf over de kop gaat. Ze voelde zich het slachtoffer van een onmenselijk systeem. Dat heeft haar aan het denken gezet over de maatschappij waarin we leven en over het belang van het kleine boerenbedrijf daarin. "De trein van de schaalvergroting raast maar door. Willen we weer een gezonde toekomst waarin iedereen tot zijn recht kan komen, willen we meer rust en vrede in onszelf, dan zal de snelheid vertraagd moeten worden. Dan zullen we een ander spoor moeten kiezen. (..) Op ons platteland horen boeren en tuinders. Als de overheid die verjaagt, jagen ze ook het hart en de ziel van het platteland weg. Dan blijven er dode akkers over." Maria is opgegroeid in de veertiger en de vijftiger jaren. Haar ouders hadden een kleine boerderij op de Zuid-Limburgse heuvels. Ze pachtten grond van de plaatselijke grootgrondbezitter, de gravin. Ze moesten hard werken, want er waren "zes hongerige kinderen" en verder allerlei familieleden en bekenden uit de stad die de slechte tijden op de boerderij doorbrachten. Dag en nacht werkten ze om geld te verdienen en daarmee hun schulden af te lossen en grond aan te kopen. Ook Maria leerde al vroeg de handen uit de mouwen te steken. Maria: "Voedsel produceren, dat stimuleerde de overheid, anders zouden medemensen in ons eigen land omkomen van de honger. 'Je bent verantwoordelijk voor je medemens', zei mijn moeder, 'zo moet je leven." De overheid gebruikte de enorme inzet van boeren en tuinders en hun kinderen om de voedselprijzen laag te houden. In de loop van de vijftiger jaren verdween het harde, maar kalme werken op de boerderij. "De stoptrein van het boerenleven moest een sneltrein worden. Sneller moest het. Handwerk werd vervangen door machines. De Boerenleenbanken sloten grote leningen af. Voor je het wist was je voor je hele leven met handen en voeten gebonden aan de bank. En de tussenhandelaren verdienden er goed aan." Vrouwen hadden het dubbel zwaar. "De grote boer kon zich een knecht of een dienstmeid permitteren. Maar op de kleine bedrijfjes werkte moeder de vrouw zich het pleuris. Zij moest een dubbele rol vervullen in het leven: die van moeder van het gezin en van knecht op het bedrijf. Want het was vroeger een mannenwereld. De man was het hoofd van het gezin en van het bedrijf. En de vrouw moest onderdanig zijn." In het maatschappelijk leven maakten de hereboeren de dienst uit. "Na vijfentwintig of veertig jaar op dezelfde stoel kregen zij een eervolle onderscheiding. Veel mannen wilden van geen wijken weten." In 1973 volgden Maria en een andere boerin de middenkadercursus van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond, om wat tegenwicht te bieden aan die mannenoverheersing. "We wilden onze stem laten horen. We voelden dat we nog harder moesten gaan werken en we wilden de mannen bewust maken van het belang van de arbeidsvreugde. Dat we niet alleen maar plichten zouden hebben, maar ook tijd om samen te leven. Dat we de trein wat moesten afremmen. Maar er was geen tijd om te bezinnen. De stoptrein was al een sneltrein geworden." Uit de trein gevallen Maar het moest nog sneller, nog groter. "Steeds meer grond, meer koeien, meer kassen. De melkbussen verdwenen en de melktank kwam ervoor in de plaats met het verhaaltje 'dan hoeven jullie niet meer zo hard te werken'. Maar we moesten nog harder werken om onze schulden te betalen." Om bij te blijven en voor hun opgroeiende kinderen en henzelf alles te kunnen aanschaffen wat ze nodig hadden, besloten ook Maria en haar man nog meer te gaan produceren. Daarom kochten ze weer grond bij en verbouwden hun oude stallen. Al met al was het geen nare tijd: "We hadden vier gezonde kinderen. Dat gaf een dankbaar gevoel. Onze toekomst leek verzekerd. We waren er van overtuigd een opvolger te hebben. Samen met onze kinderen beleefden we heel veel arbeidsvreugde op ons gezinsbedrijf. We leefden mee met de seizoenen van het jaar." Door keihard te werken, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat, dag-in-dag-uit, lukte het Maria en haar man het bedrijf gaande te houden. Totdat Maria haar man ziek werd. "Er volgden jaren van grote onzekerheid. Ik gaf mijn beste krachten, maar zelfs dat was niet genoeg. Ik bezweek erbij. Onze wereld stortte in. De sneltrein die over het platteland raasde was een TGV geworden, maar wij waren eruit gevallen. Wij waren kapot en verdoofd." Maria had het gevoel gefaald te hebben, omdat ze uiteindelijk niet meer aan de verwachtingen van de overheid had kunnen voldoen. Maar ze was ook kwaad. Ze voelde zich "misbruikt en leeggezogen. De overheid heeft de boeren en tuinders als marionetten aan touwtjes. En als je het spel niet meer mee kunt spelen, word je als oud vuil weggegooid." Na een ellendige crisis van verschillende jaren heeft Maria langzaam maar zeker weer wat grond onder haar voeten gekregen. Hoewel ze zich soms nog behoorlijk moe voelt. Het ergste vond ze nog dat haar buren en vrienden hen lieten vallen. "Maar ze stonden wel meteen op de stoep voor de grond en het melkquotum. Als je het niet kan bolwerken ben je een 'slechte boer'. De liefde is er niet meer. We worden zo opgejaagd door het systeem dat we concurrenten geworden zijn van elkaar. Waar is de arbeidsvreugde gebleven? Onze kinderen willen niet meer 365 dagen per jaar werken, in een slavensysteem van de overheid. En dan ook nog eens door de burgers uitgemaakt worden voor milieuvervuilers." 'Is dit rechtvaardig?' Nu Maria wat meer afstand heeft genomen, dringt zich bij haar de vraag op wat er van de landbouw terecht is gekomen. "Wat is er nu bereikt? Is dit een rechtvaardig boerenbestaan? Dit is toch geen menselijke samenleving meer? Wat gaat de overheid nu nog bedenken om de laatste generatie boeren en tuinders en hun kinderen kapot te maken?" Telkens komt de overheid weer met nieuwe plannen en voorschriften. "De hinderwet schrijft je voor hoe je moet leven. Zo mag je bijvoorbeeld de staldeur niet meer half open laten staan. Straks wordt de laatste boer van ons dorp nog gedwongen zijn bedrijf te sluiten omdat de burger de geur van mest niet meer kan verdragen en er geen haan meer mag kraaien op het erf. Als boer kan je toch niet in een openluchtmuseum leven? En ik zeker met klompen en een schort aan en een rode zakdoek om mijn hals met de hand koeien melken, met op de grond een pet voor een aalmoes." "Duizend boeren in Limburg moeten hun bedrijf sluiten, las ik vorige week in de krant. Is dit een rechtvaardig boerenbestaan? Is dit mijn leven? Mijn voorouders, mijn ouders en mijn man, mijn kinderen en ik hebben mogen meewerken aan die allereerste levensbehoeften, een produkt van onze handen, ons verstand en ons gevoel. We leefden mee met het wel en wee van onze lieve dieren, ons land, onze fruitbomen en de groente- en bloementuin. 'Geef ons heden ons dagelijks brood', baden wij."
"Het kan toch niet waar zijn dat boeren en tuinders alleen de schuld krijgen van onze milieuvervuiling en met de vinger nagewezen worden. Het kan toch niet waar zijn dat de leefbaarheid van ons platteland onmogelijk wordt gemaakt en dat er in ons mooie Limburgse land alleen nog in recreatie wordt geïnvesteerd en er voor boeren en tuinders geen plaats is. Het kan toch niet waar zijn dat de overheid een beleid voert waarin geen plaats is voor arbeidsvreugde en gezinsbedrijven. Het kan toch niet waar zijn dat boeren en tuinders, die generaties lang het beste gegeven hebben wat zij hadden, nu van de overheid een trap nakrijgen: 'Bedankt en wegwezen." Op weg naar een nieuw tijdperk "Maar het ís waar. Er is een crisis aan de gang op ons platteland. Het is aangetast, het is ziek van teveel bemoeizucht. Het opjaag-systeem maakt teveel boeren en tuinders kapot. Op ons platteland horen boeren en tuinders. Als de overheid die verjaagt, jagen ze ook het hart en de ziel van het platteland weg. Dan blijven er dode akkers over. De goddelijke bezieling is dan verdwenen. Ons platteland heeft pijn in hart en ziel." "Ons gevoel is ons kompas. Daarvoor hebben we het gekregen. En mijn gevoel zegt me dat we eigenlijk al op weg zijn naar een nieuw tijdperk. Een tijdperk waarin boeren in hun eigen tempo mogen leven. Daarvoor moet de cyclus van de macht, van groter, sneller, meer en sterker doorbroken worden. 'De een zijn dood, de ander zijn brood' mag niet meer gelden. Was het niet onze opdracht en onze bestemming om onze aarde te bewonen, te bewerken en ervan te leven? In plaats van ons te laten leven? Het moment is aangebroken om te luisteren en om te zien. Er is genoeg voor iedereen. Geef ons heden ons dagelijks brood." Verantwoording Dit artikel is gebaseerd op de inleiding die Maria van Hoven 1 oktober 1999 hield op de studiedag 'De strijd om een rechtvaardig boerenbestaan', georganiseerd door de Werkgroep Landbouw en Armoede en de Zelfhulp-organisatie Bedrijfsbeëindigers. Maria heeft de tekst geautoriseerd.
* *
*
Verder naar het volgende hoofdstuk >> << Terug naar het begin van dit hoofdstuk. * *
*
NOTEN2. Metro, 17 december 1999, ANP-bericht. terug 3. de Volkskrant, 15 januari 2000, Volkskrant Magazine. terug 4. Het Parool; 5 februari 2000. terug 5. Distrifood; 22 januari 2000. terug 6. Binder; tijdschrift van het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK); maart 1999; pag. 4. terug 7. Het Financieele Dagblad; 14 april 1999. terug 8. 'Veeteelt weg uit Nederland';J. Kol en B. Kuijpers in Trouw; 29 september 1999. terug * *
*
Verder naar het volgende hoofdstuk >> << Terug naar het begin van dit hoofdstuk. _ |
___ |