SECTIE IV. MIDDELEN TER IMPLEMENTATIE
HOOFDSTUK 33 FINANCIELE MIDDELEN EN MECHANISMEN
INLEIDING
33.1.De Algemene Vergadering heeft bij resolutie 44/228 van 22 december 1989 onder meer besloten dat de Conferentie over Milieu en Ontwikkeling:
Wegen en middelen dient vast te stellen voor het verstrekken van nieuwe en aanvullende financiële middelen, in het bijzonder aan ontwikkelingslanden, ter financiering van milieuverantwoorde ontwikkelingsprogramma's en -projecten in overeenstemming met nationale ontwikkelingsdoelen, -prioriteiten en -plannen, en dient te overwegen op welke wijze doeltreffende controle kan worden uitgeoefend op de toekenning van dergelijke nieuwe en aanvullende financiële middelen, in het bijzonder aan ontwikkelingslanden, zodat de internationale gemeenschap adequate vervolgacties kan ondernemen op basis van accurate en betrouwbare gegevens;
Wegen en middelen dient vast te stellen voor het verstrekken van aanvullende financiële middelen voor maatregelen waarmee mondiale milieuproblemen kunnen worden aangepakt, en in het bijzonder voor steun aan die landen, met name ontwikkelingslanden, voor wie de implementatie van dergelijke maatregelen een bijzondere of ongewoon grote last zou betekenen, welke vooral te wijten is aan hun gebrek aan financiële middelen, deskundigheid of technische capaciteiten;
Diverse financieringsmechanismen, met inbegrip van die op vrijwillige basis, in overweging dient te nemen, en de mogelijke instelling van een speciaal internationaal fonds en andere innovatieve methoden dient te bestuderen, teneinde de meest doeltreffende en snelste overdracht van milieuverantwoorde technologieën naar ontwikkelingslanden, op gunstige basis, zeker te stellen;
De financiële eisen dient te kwantificeren voor een succesvolle implementatie van de tijdens de Conferentie genomen besluiten en aanbevelingen en mogelijke bronnen, inclusief vernieuwende bronnen, voor aanvullende middelen dient vast te stellen.
33.2.Dit hoofdstuk behandelt de financiering van de implementatie van Agenda 21, die de afspiegeling is van een mondiaale overeenstemming over de integratie van milieuoverwegingen in een versneld ontwikkelingsproces. Het secretariaat van de Conferentie heeft voor elk van de overige hoofdstukken van Agenda 21 indicatieve ramingen gegeven van de totale implementatiekosten voor ontwikkelingslanden, alsmede de daarvoor noodzakelijke subsidies of andere concessionele financieringsvormen die daarvoor van de internationale gemeenschapworden verlangd. Uit de gegevens blijkt dat een aanzienlijke vergroting van de inspanningen van zowel de betrokken landen zelf als van de internationale gemeenschap worden gevraagd.
Uitgangspunten
33.3.Economische groei, sociale ontwikkeling en armoedebestrijding zijn de belangrijkste en doorslaggevende prioriteiten in de ontwikkelingslanden en zijn van wezenlijk belang opdat kan worden voldaan aan duurzame doelstellingen op nationaal en wereldniveau. Gezien het feit dat de implementatie van Agenda 21 als geheel de hele wereld ten goede zal komen, zal de toekenning van doeltreffende middelen aan ontwikkelingslanden, waaronder financiële middelen en technologie, zonder welke het voor hen moeilijk zal zijn hun toezeggingen werkelijk te implementeren, in het belang zijn van zowel de ontwikkelde als de ontwikkelingslanden en van de mensheid in het algemeen, waaronder toekomstige generaties.
33.4.De kosten van inactiviteit zouden wel eens hoger kunnen zijn dan de kosten voor de implementatie van Agenda 21. Niets doen zal de keuzemogelijkheden van toekomstige generaties beperken.
33.5.Bijzondere inspanningen zijn vereist voor de aanpak van milieuproblemen. Milieukwesties op wereldschaal en op lokaal niveau zijn nauw met elkaar verbonden. Het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Verdrag inzake biologische diversiteit behandelen twee van de belangrijkste wereldproblemen.
33.6.Economische voorwaarden, zowel op nationaal als internationaal niveau, die de vrije handel en toegang tot de markten bevorderen, dragen ertoe bij dat economische groei en milieubescherming elkaar versterken in alle landen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden en landen die zich op dit moment bevinden in een overgangsproces van planeconomie naar markteconomie (zie hoofdstuk 2 voor een uitgebreide discussie van deze punten).
33.7.De internationale samenwerking voor duurzame ontwikkeling dient eveneens te worden versterkt, opdat de inspanningen van de ontwikkelingslanden, vooral van de armste landen, kunnen worden gesteund en aangevuld.
33.8.Alle landen dienen zelf vast te stellen hoe zij Agenda 21 in hun nationaal beleid en programma's verwerken via een proces dat zowel milieu als ontwikkelingsoverwegingen in aanmerking neemt. Nationale en lokale prioriteiten dienen zodanig te worden gesteld dat de bevolking betrokken wordt en hieraan wil deelnemen, daarbij gelijke kansen voor mannen en vrouwen bevorderend.
33.9.Een zich ontwikkelende samenwerking tussen alle landen ter wereld, in het bijzonder tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden, vergt strategieën voor duurzame ontwikkeling,en hogere voorspelbare financieringsniveaus ter ondersteuning van langere-termijndoelstellingen. Daartoe dienen de ontwikkelingslanden hun eigen prioritaire acties en steunbehoeften duidelijk te kennen te geven, en de ontwikkelde landen dienen toe te zeggen deze prioriteiten te steunen. In dit verband kunnen adviesgroepen, ronde-tafelbesprekingen en andere nationale mechanismen nuttig zijn.
33.10.Voor de implementatie van de enorme programma's voor duurzame ontwikkeling van Agenda 21 hebben de ontwikkelingslanden aanzienlijke nieuwe en aanvullende financiële middelen nodig. Giften of vormen van concessionele financiering moeten beschikbaar worden gesteld overeenkomstig gezonde en evenwichtige criteria en indicatoren. De geleidelijke implementatie van Agenda 21 moet gepaard gaan met het verstrekken van dergelijke noodzakelijke financiële middelen. De beginfase zal versneld kunnen worden doorgevoerd indien er sprake is van een aanzienlijk aantal vroegtijdige toezeggingen voor concessionele financiering.
Doelstellingen
33.11.De doelstellingen zijn de volgende:
(a)Het invoeren van maatregelen betreffende financiële middelen en mechanismen ten behoeve van de implementatie van Agenda 21.
(b)Het op adequate wijze en regelmatig beschikbaar stellen van nieuwe en aanvullende financiële middelen.
(c)Een streven naar volledige benutting en voortdurende kwalitatieve verbetering van de te hanteren financieringsmechanismen voor de implementatie van Agenda 21.
Activiteiten
33.12.De in dit hoofdstuk genoemde activiteiten zijn onlosmakelijk verbonden met de implementatie van alle andere hoofdstukken van Agenda 21.
Middelen ter implementatie
33.13.Over het algemeen zal de implementatie van Agenda 21 worden gefinancierd door de eigen overheids- en particuliere sectoren van een land. Voor de ontwikkelingslanden, en met name voor de armste landen, is de officiële ontwikkelingshulp (ODA) een belangrijke bron van externe financiering, en er zullen aanzienlijk meer nieuwe en aanvullende financiële middelen nodig zijn voor duurzame ontwikkeling en de implementatie van Agenda 21. De rijke landen bevestigen opnieuw hun verplichting te voldoen aan het binnen de Verenigde Natiesovereengekomen doel om 0,7% van het BNP te besteden aan officiële ontwikkelingshulp, en voor zover zij dit percentage nog niet hebben bereikt, stemmen zij in met een uitbreiding van hun steunprogramma's teneinde het beoogde niveau zo spoedig mogelijk te halen en een snelle en doeltreffende implementatie van Agenda 21 zeker te stellen. Sommige landen hebben ermee ingestemd, dat zij genoemd percentage niet later dan het jaar 2000 zullen bereiken. Besloten werd dat de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling regelmatig de voortgang op dit terrein zal beoordelen en controleren. In dit beoordelingsproces dient systematisch de controle op de implementatie van Agenda 21 systematisch te worden gekoppeld aan een toetsing van de beschikbare financiële middelen. De landen die het overeengekomen doel al hebben bereikt, moeten worden geprezen en aangemoedigd bij te blijven dragen tot de gemeenschappelijke inspanning om het grote volume aan extra middelen dat moet worden gemobiliseerd, beschikbaar te stellen. Andere ontwikkelde landen stemmen ermee in, in overeenstemming met hun steun aan de hervormingspogingen in bepaalde ontwikkelingslanden, hun uiterste best te doen het niveau van hun officiële ontwikkelingshulp te verhogen. In dat verband wordt het belang van een evenwichtige lastenverdeling tussen de ontwikkelde landen erkend. Tenslotte zijn er landen, met inbegrip van de landen die zich thans in een overgangsfase naar een markteconomie bevinden, die op vrijwillige basis de bijdragen van de ontwikkelde landen kunnen aanvullen.
33.14.De financiering van Agenda 21 en van de overige resultaten van deze Conferentie dient zodanig plaats te vinden dat er zoveel mogelijk nieuwe en aanvullende middelen beschikbaar komen en dat alle beschikbare middelen en mechanismen worden gebruikt. Daarbij gaat het onder andere om:
(a)De multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen:
(i)DeInternationale Ontwikkelingsassociatie (IDA). Van de verschillende thema's en opties die door de afgevaardigden van de IDA bij de komende tiende middelenaanvulling zullen worden bestudeerd, verdient de verklaring van de President van de Wereldbank tijdens de plenaire zitting van de Conferentie bijzondere aandacht, namelijk dat de armste landen moeten worden geholpen hun duurzame-ontwikkelingsdoelen, zoals vervat in Agenda 21, te bereiken.
(ii)Regionale en subregionale ontwikkelingsbanken. De regionale en subregionale ontwikkelingsbanken en -fondsen moeten een grotere en effectievere rol spelen bij het verstrekken, onder concessionele of andere gunstige voorwaarden, van de middelen die nodig zijn voor de implementatie van Agenda 21.
(iii)DeGlobal Environment Facility (GEF), die gezamenlijk door de Wereldbank, het VN-Ontwikkelingsprogramma en het VN-Milieuprogramma wordt beheerd, en wier aanvullende schenkingen en zachte leningen bestemd zijn voor de verbetering van het mondiale milieu, dient de overeengekomen extra kosten te dekken van relevante activiteiten uit Agenda 21, in het bijzonder voor de ontwikkelingslanden. Daartoe dient het GEF te worden geherstructureerd, zodat dit onder andere:
Aanmoedigt tot universele participatie;
Voldoende flexibel is om zijn werkterrein en dekking uit te breiden naar relevante programma-onderdelen van Agenda 21 ter verbetering van het wereldmilieu, zoals is overeengekomen;
Op transparante en democratische wijze wordt beheerd, ook in termen van besluitvorming en werkzaamheden, door het waarborgen van een evenwichtige en rechtvaardige vertegenwoordiging van de belangen van de ontwikkelingslanden, alsmede door het geven van de juiste aandacht aan de financieringsinspanningen van donorlanden;
Nieuwe en aanvullende financiële middelen in de vorm van schenkingen en zachte leningen beschikbaar stelt, vooral aan ontwikkelingslanden;
Zorgt voor regelmatige toevoer van middelen uit bijdragen van ontwikkelde landen, waarbij rekening wordt gehouden met het belang van een rechtvaardige lastenverdeling;
Zorgt voor de toegang tot en de uitbetaling van de middelen op grond van wederzijds erkende criteria zonder nieuwe voorwaarden toe te voegen.
(b)De desbetreffende gespecialiseerde organisaties, andere VN-organen en internationale organisaties, die ieder een eigen taak hebben nationale regeringen te steunen bij de implementatie van Agenda 21;
(c)Multilaterale instellingen voor vergroting van capaciteit en technische samenwerking. Het VN-Ontwikkelingsprogramma (UNDP) dient de nodige financiële middelen te krijgen opdat het zijn netwerk van plaatselijke kantoren en zijn ruime mandaat en grote ervaring op het gebied van technischesamenwerking kan inschakelen ter bevordering van de vergroting van capaciteit op nationaal niveau, waarbij volledig gebruik wordt gemaakt van de deskundigheid van de verschillende gespecialiseerde organisaties en andere VN-organen, met name van het VN-Milieuprogramma (UNEP), en ook van de multilaterale en regionale ontwikkelingsbanken;
(d)Bilaterale steunprogramma's. Deze zullen moeten worden versterkt opdat zij duurzame ontwikkeling kunnen bevorderen;
(e)Verlichting van schulden. Het is belangrijk definitieve oplossingen te vinden voor de schuldenproblematiek van de ontwikkelingslanden met een laag of gemiddeld inkomen per hoofd van de bevolking, zodat zij de nodige middelen krijgen voor duurzame ontwikkeling. Er dient voortdurend te worden gezocht naar maatregelen om de aanhoudende schuldproblemen van deze landen aan te pakken. Van alle schuldeisers van de Club van Parijs wordt verwacht dat zij onverwijld de overeenkomst van december 1991 implementeren, om de schulden te verlichten van de armste, zwaar belaste landen die structurele hervormingen nastreven; maatregelen ter verlichting van schulden moeten voortdurend opnieuw bekeken worden, zodat de voortdurende problemen van deze landen kunnen worden aangepakt;
(f)Particuliere financiering. Vrijwillige bijdragen langs niet-gouvernementele kanalen, welke ongeveer 10% van de officiële ontwikkelingshulp uitmaken, zouden kunnen worden uitgebreid;
33.15.Investeringen. Uitbreiding van de directe investeringen en van de overdracht van technologie uit het buitenland moet worden aangemoedigd door een nationaal beleid dat investeringen bevordert en door joint ventures en andere modaliteiten;
33.16.Nieuwe financieringsvormen. Er dient te worden gezocht naar nieuwe wegen voor het vergaren van publieke en particuliere financiële middelen, met name:
(a)Diverse vormen van verlichting van schulden anders dan de staatsschuld of schulden aan de leden van de Club van Parijs, waarbij ook kan worden gedacht aan het vaker toepassen van schuldenruil;
(b)Economische en fiscale impulsen en mechanismen;
(c)De mogelijkheden van verhandelbare vergunningen;
(d)Nieuwe plannen voor het vergaren van fondsen en voor vrijwillige bijdragen via particuliere kanalen, inclusief niet-gouvernementele organisaties;
(e)Herverdeling van middelen die momenteel worden besteed aan militaire doeleinden.
33.17.Een gunstig internationaal en nationaal economisch klimaat, bevorderlijk voor economische groei en ontwikkeling, is vooral voor ontwikkelingslanden belangrijk voor het bereiken van duurzame ontwikkeling.
33.18.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van Agenda 21 in de ontwikkelingslanden per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van meer dan $600 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $125 miljard ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten zullen onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
33.19.De ontwikkelde landen en anderen die in een positie verkeren om zulks te doen, dienen alvast financiële toezeggingen te doen en zo beginnen met het in de praktijk brengen van de besluiten van de Conferentie. Zij dienen verslag te doen van deze plannen en toezeggingen tijdens de zevenenveertigste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in het najaar van 1992.
33.20.De ontwikkelingslanden dienen eveneens te beginnen met het uitvoeren van de besluiten van de Conferentie door nationale plannen voor duurzame ontwikkeling uit te werken.
33.21.Het is van wezenlijk belang dat de financiering van Agenda 21 voortdurend wordt beoordeeld en gecontroleerd. Kwesties met betrekking tot de daadwerkelijke follow-up van de Conferentie komen in hoofdstuk 38 aan de orde. Het zal belangrijk zijn, regelmatig te beoordelen of de middelen en de mechanismen adequaat zijn de inspanningen om de in dit hoofdstuk overeengekomen doelstellingen en eventuele streefcijfers te realiseren.