HOOFDSTUK 38 INTERNATIONALE INSTITUTIONELE VOORZIENINGEN
UITGANGSPUNTEN
38.1.Het mandaat van de UNCED is voortgekomen uit resolutie 44/228 van de Algemene Vergadering; in deze resolutie wordt onder andere bevestigd dat de UNCED strategieën en maatregelen dient uit te werken om een halt toe te roepen aan de effecten van de aantasting van het milieu en deze effecten te keren door meer nationale en internationale inspanningen om duurzame en milieuverantwoorde ontwikkeling in alle landen te bevorderen; tevens wordt bevestigd dat de stimulering van economische groei in ontwikkelingslanden van wezenlijk belang is om problemen betreffende de milieudegradatie te kunnen aanpakken. De intergouvernementele voortzetting van het proces dat door de Conferentie in gang is gezet, zal geschieden binnen de structuur van de Verenigde Naties, met de Algemene Vergadering als hoogste beleidsvormend forum dat algemene richtsnoeren geeft aan regeringen, de Verenigde Naties en relevante verdragsluitende partijen. Tegelijkertijd hebben regeringen evenals regionale organisaties op het gebied van economische en technische samenwerking een belangrijke verantwoordelijkheid in de follow-up van de UNCED. Hun verplichtingen en acties dienen op adequate wijze te worden gesteund door de Verenigde Naties en multilaterale financiële instellingen. Nationale en internationale inspanningen kunnen elkaar derhalve ten goede komen.
38.2.Voor de uitvoering van het mandaat van de Conferentie zijn institutionele voorzieningen binnen de Verenigde Naties noodzakelijk, die in overeenstemming zijn met, en een aanzet leveren tot de herstructurering en vernieuwing van de Verenigde Naties in de economische, sociale en verwante sectoren en de algemene hervorming van de Verenigde Naties, met inbegrip van de huidige wijzigingen binnen het Secretariaat. In de geest van hervorming en vernieuwing van de Verenigde Naties zal de implementatie van Agenda 21 en van andere conclusies van de UNCED zijn gebaseerd op een actie- en resultaatgerichte benadering, verenigbaar met de principes van universaliteit, democratie, toegankelijkheid, kosteneffectiviteit en verantwoordelijkheid.
38.3.De Verenigde Naties, met haar multisectorale capaciteit en de ruime ervaring van een aantal van haar bureaus die zijn gespecialiseerd in diverse vormen van internationale samenwerking op het gebied van milieu en ontwikkeling, verkeren in een unieke positie om regeringen te helpen doeltreffender modellen te ontwikkelen voor economische en sociale ontwikkeling ten einde de doelstellingen van Agenda 21 te realiseren en te komen tot duurzame ontwikkeling.
38.4.Alle bureaus van de Verenigde Naties moeten binnen hun eigen bevoegdheden een sleutelrol spelen bij de implementatie van Agenda 21. Ten behoeve van een juiste cordinatie en teneinde overlappingen bij de implementatie van Agenda 21 te voorkomen, dient er een effectieve werkverdeling te zijn tussen de verschillende delen van het VN-systeem, gebaseerdop ieders referenties en relatieve voordelen. Lidstaten kunnen via relevante overheidsorganen zorg dragen voor de juiste uitvoering van deze taken. Om een evaluatie van de prestaties van de bureaus te vergemakkelijken en de bekendheid van hun activiteiten te vergroten, wordt van alle organen van de Verenigde Naties verlangd dat zij regelmatig verslagen opstellen en publiceren over hun activiteiten ten behoeve van de implementatie van Agenda 21. Tevens zal serieuze en permanente heroverweging nodig zijn van hun beleid, programma's, begrotingen en activiteiten.
38.5.De voortdurende actieve en effectieve deelname van niet-gouvernementele organisaties, de wetenschappelijke gemeenschap en de particuliere sector, alsmede van plaatselijke groeperingen en gemeenschappen is van belang voor de implementatie van Agenda 21.
38.6.De institutionele structuur die hieronder wordt voorgesteld is gebaseerd op een overeenstemming ten aanzien van de financiële middelen en mechanismen, technologie-overdracht, de Verklaring van Rio en Agenda 21. Bovendien dient er een effectieve koppeling te bestaan tussen feitelijke actie en financiële steun, en dit vergt een nauwe en doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de Verenigde Naties en de multilaterale financiële instellingen, ten behoeve van de follow-up van Agenda 21 binnen het institutionele geheel.
Doelstellingen
38.7.Het algemene doel is de integratie van milieu- en ontwikkelingszaken op nationaal, subregionaal, regionaal en internationaal niveau, alsook binnen de instellingen van de Verenigde Naties.
38.8.Specifieke doelstellingen zijn:
(a)Het verzekeren en beoordelen van de implementatie van Agenda 21 opdat in alle landen duurzame ontwikkeling kan worden bereikt;
(b)Het versterken van de taak en het functioneren van de Verenigde Naties op het gebied van milieu en ontwikkeling. Alle relevante bureaus, instellingen en programma's van de Verenigde Naties dienen binnen hun competenties concrete programma's aan te nemen voor de implementatie van Agenda 21, en beleidsrichtlijnen te verstrekken voor VN-activiteiten of advies aan regeringen indien zij zulks wensen;
(c)Het verbeteren van de samenwerking en de coördinatie op het gebied van milieu en ontwikkeling binnen de Verenigde Naties;
(d)Het aanmoedigen van interactie en samenwerking tussen de Verenigde Naties en andere intergouvernementele en niet-gouvernementele subregionale, regionaleen mondiale instellingen en niet-gouvernementele organisaties op het gebied van milieu en ontwikkeling;
(e)Het versterken van de vereiste institutionele voorzieningen en mogelijkheden voor de doeltreffende implementatie, follow-up en evaluatie van Agenda 21;
(f)Steun bij de versterking en coördinatie van nationale, subregionale en regionale capaciteiten en acties op het gebied van milieu en ontwikkeling;
(g)Doeltreffende samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de organen, organisaties en programma's van de Verenigde Naties en de multilaterale financiële organen, binnen de institutionele regelingen voor de follow-up van Agenda 21;
(h)Het reageren op bestaande en nieuwe kwesties met betrekking tot milieu en ontwikkeling;
(i)De garantie dat nieuwe institutionele voorzieningen vernieuwing ondersteunen, een duidelijke verdeling van de verantwoordelijkheden mogelijk maken en overlappingen binnen de Verenigde Naties vermijden en dat deze zo veel mogelijk kunnen worden gefinancierd uit bestaande middelen.
INSTITUTIONELE STRUCTUUR
A.Algemene Vergadering
38.9.De Algemene Vergadering, het hoogste intergouvernementele mechanisme, is het belangrijkste orgaan voor beleidsvorming en -evaluatie in zaken met betrekking tot de follow-up van de UNCED. De Algemene Vergadering beoordeelt regelmatig de implementatie van Agenda 21. Hierbij kan de Algemene Vergadering de tijdplanning, de vorm en de organisatorische aspecten van een dergelijke beoordeling bestuderen. In het bijzonder zou zij in overweging kunnen nemen niet later dan 1997 een speciale vergadering te beleggen met als doel een algemene beoordeling en evaluatie van Agenda 21, welke adequaat en op hoog niveau dient te worden voorbereid.
B.Economische en Sociale Raad
38.10.De Economische en Sociale Raad verleent in de context van zijn in het Handvest vastgelegde rol ten opzichte van de Algemene Vergadering en van de huidige herstructurering en vernieuwing van de Verenigde Naties in de economische, sociale en daaraan verwante sectoren,steun aan de Algemene Vergadering door toe te zien op de algehele coördinatie van het hele systeem van de Verenigde Naties en op de implementatie van Agenda 21 waarvoor hij ook aanbevelingen doet. Bovendien belast de Raad zich met de leiding van deze coördinatie en integratie van milieu- en ontwikkelingsaspecten in het beleid en de programma's van de Verenigde Naties, alsmede met het doen van passende aanbevelingen aan de Algemene Vergadering, gespecialiseerde bureaus en lidstaten. Er moeten adequate stappen worden ondernomen opdat de Economische en Sociale Raad regelmatig verslagen ontvangt van gespecialiseerde bureaus over hun plannen en programma's met betrekking tot de implementatie van Agenda 21, ingevolge artikel 64 van het Handvest van de Verenigde Naties. De Economische en Sociale Raad dient periodiek het werk te beoordelen van de Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (zie paragraaf 38.11) alsmede van de binnen het gehele VN-systeem verrichte activiteiten ter integratie van milieu en ontwikkeling; zulks dient te geschieden op hoog niveau en met volledige gebruikmaking van zijn coörderende mogelijkheden.
C.Commissie voor Duurzame Ontwikkeling
38.11.Om zeker te zijn van een doelmatige follow-up van de Conferentie, om de internationale samenwerking te verbeteren, de intergouvernementele besluitvormingscapaciteit voor de integratie van milieu- en ontwikkelingskwesties te rationaliseren en de voortgang van de implementatie van Agenda 21 op nationaal, regionaal en internationaal niveau te kunnen bestuderen, dient er een Commissie voor Duurzame Ontwikkeling op hoog niveau te worden ingesteld, in overeenstemming met artikel 68 van het Handvest van de Verenigde Naties. Deze Commissie zal verslag uitbrengen aan de Economische en Sociale Raad, in diens in het Handvest vastgelegde rol ten opzichte van de Algemene Vergadering. Zij dient te bestaan uit gekozen vertegenwoordigers van de lidstaten, waarbij voldoende wordt gelet op een rechtvaardige geografische verdeling. Vertegenwoordigers van de Staten die geen leden in de Commissie hebben, hebben de status van waarnemer. De Commissie dient organen, programma's en organisaties van de Verenigde Naties, internationale financiële instellingen en andere relevante intergouvernementele organisaties actief bij haar werk te betrekken en de deelname van niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van de industrie, de zakenwereld en de wetenschappelijke gemeenschap aan te moedigen. De eerste bijeenkomst van de Commissie dient niet later dan 1993 te worden gepland. De Commissie wordt ondersteunt door het in paragraaf 38.19 genoemde secretariaat. In de tussentijd kan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zorg dragen voor adequate interimregelingen voor de secretariaatsondersteuning.
38.12.De Algemene Vergadering dient tijdens haar zevenenveertigste zitting te besluiten tot specifieke organisatorische modaliteiten voor het werk van deze Commissie, zoals het lidmaatschap, haar betrekkingen met andere intergouvernementele organen van de Verenigde Naties die zaken behandelen met betrekking tot milieu en ontwikkeling, en de frequentie, duur en plaats van samenkomst voor haar vergaderingen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het huidige proces van vernieuwing en herstructurering van het werk van de VerenigdeNaties in de economische, sociale en daaraan verwante sectoren, in het bijzonder met de maatregelen die door de Algemene Vergadering zijn aanbevolen in haar resoluties 45/264 van 13 mei 1991 en 46/235 van 13 april 1992 en andere relevante resoluties van de Vergadering. In dit verband wordt van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, gesteund door de Secretaris-Generaal van de UNCED, verwacht dat zij voor de Vergadering een verslag opstellen met passende aanbevelingen en voorstellen.
38.13.De Commissie voor Duurzame Ontwikkeling heeft de volgende taken:
(a)Het toezien op de voortgang van de implementatie van Agenda 21 en op activiteiten met betrekking tot de integratie van milieu- en ontwikkelingsdoelstellingen binnen het VN-systeem door verslagen te analyseren en te evalueren van alle relevante organen, organisaties, programma's en instellingen van de Verenigde Naties die te maken hebben met diverse milieu- en ontwikkelingskwesties, met inbegrip van de financiele aspecten;
(b)Het bestuderen van informatie van regeringen, met inbegrip van bij voorbeeld periodieke mededelingen of nationale verslagen over de activiteiten die die regeringen ondernemen om Agenda 21 te implementeren, over de problemen waarmee zij te kampen hebben, zoals met betrekking tot de financiële middelen en technologie-overdracht, en andere milieu- en ontwikkelingskwesties die zij van belang achten;
(c)Het beoordelen van de voortgang bij de implementatie van de verplichtingen in Agenda 21, inclusief zaken met betrekking tot de verschaffing van de financile middelen en technologie-overdracht;
(d)Het ontvangen en analyseren van relevante input van competente niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van de wetenschappelijke en de particuliere sector, in het kader van de algehele implementatie van Agenda 21;
(e)Het binnen het kader van de Verenigde Naties versterken van de dialoog met niet-gouvernementele organisaties en de onafhankelijke sector evenals met andere organen buiten de Verenigde Naties;
(f)Het in voorkomende gevallen bestuderen van informatie over de voortgang bij de implementatie van milieuverdragen die verstrekt wordt door conferenties van de partijen bij deze verdragen;
(g)Het doen van passende aanbevelingen aan de Algemene Vergadering, via de Economische en Sociale Raad, op basis van een geïntegreerde bestudering van de verslagen en kwesties met betrekking tot de implementatie van Agenda 21;
(h)Het te gelegener tijd bestuderen van de resultaten van het overzicht dat door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties op korte termijn moet worden opgesteld van alle UNCED-aanbevelingen voor programma's voor vergroting van capaciteit, informatienetwerken, taakgroepen en andere mechanismen ter ondersteuning van de integratie van milieu en ontwikkeling op regionaal en subregionaal niveau.
38.14.Binnen het intergouvernementele kader dient aandacht te worden besteed aan de beschikbaarstelling van relevante informatie - ook van informatie, verslagen en andere gegevens binnen het VN-systeem zijn gegenereerd - aan niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van de organisaties van belangrijke groepen, vooral vrouwengroepen, die betrokken zijn bij de implementatie van Agenda 21.
D.Secretaris-Generaal
38.15.Een sterk en doeltreffend leiderschap door de Secretaris-Generaal is cruciaal, aangezien hij/zij nu eenmaal de kern vormt van de institutionele voorzieningen binnen de Verenigde Naties ten behoeve van een succesvolle follow-up van de Conferentie en de implementatie van Agenda 21.
E.Coördinatiemechanisme op hoog niveau
38.16.Agenda 21 dient, als uitgangspunt van de internationale gemeenschap voor de integratie van milieu en ontwikkeling, het voornaamste kader te bieden voor de coördinatie van relevante activiteiten binnen het VN-systeem. Voor een doeltreffende controle, coördinatie en supervisie door de Verenigde Naties bij de follow-up van de Conferentie is er een coördinatiemechanisme nodig onder de rechtstreekse leiding van de Secretaris-Generaal.
38.17.Deze taak dient te worden toevertrouwd aan de Administratieve Coördinatie Commissie (ACC), die wordt voorgezeten door de Secretaris-Generaal. De ACC vormt aldus een essentiële verbinding en contactpunt op het hoogste administratieve niveau tussen de multilaterale financiële instellingen en de organen van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal dient het functioneren van deze commissie voortdurend nieuwe impulsen te geven. Van alle hoofden van de bureaus en instellingen van de Verenigde Naties wordt verwacht dat zij volledig met de Secretaris-Generaal samenwerken om ervoor te zorgen dat de ACC op doeltreffende wijze zijn cruciale taak kan vervullen en dat Agenda 21 met succes kan worden geïmplementeerd. De ACC dient de instellingte overwegen van een speciale taakgroep, subcommissie of raad voor duurzame ontwikkeling, rekening houdend met de ervaring van de Designated Officials on Environmental Matters (DOEM) en van het Committee of International Development Institutions (CIDIE), alsmede met de respectieve rol van het UNEP en het UNDP. Het verslag van de ACC dient te worden voorgelegd aan de desbetreffende intergouvernementele organen.
F.Adviesorgaan op hoog niveau
38.18.Intergouvernementele organen, de Secretaris-Generaal en de Verenigde Naties als geheel kunnen ook baat hebben bij de deskundigheid van een adviesraad op hoog niveau, bestaande uit eminente deskundigen op het gebied van milieu en ontwikkeling en de daarvoor relevante wetenschappen, die op persoonlijke titel worden aangewezen door de Secretaris-Generaal. Hiertoe dient de Secretaris-Generaal passende aanbevelingen te doen aan de zevenenveertigste zitting van de Algemene Vergadering.
G.tructuur voor ondersteuning door het secretariaat
38.19.Een structuur voor hooggekwalificeerde en bekwame ondersteuning door een secretariaat binnen het Secretariaat van de Verenigde Naties, dat onder andere gebruik maakt van de bij de voorbereidingen voor de UNCED verworven kennis, is van wezenlijk belang voor de follow-up van de Conferentie en de implementatie van Agenda 21. Deze structuur dient het werk te steunen van zowel intergouvernementele coördinatiemechanismen als van coördinatiemechanismen tussen de verschillende bureaus. Concrete organisatorische besluiten vallen onder de bevoegdheid van de Secretaris-Generaal als hoofd van de administratie van de Organisatie; hem wordt gevraagd zo spoedig mogelijk verslag uit te brengen over de te nemen maatregelen en de mogelijke consequenties hiervan voor het personeelsbeleid, met inachtneming van een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in het personeel, zoals bepaald in artikel 8 van het Handvest van de Verenigde Naties, en van de noodzaak optimaal gebruik te maken van bestaande middelen in het kader van de huidige herstructurering van het Secretariaat van de Verenigde Naties.
H.Organen, programma's en instellingen van de Verenigde Naties
38.20.In de follow-up van de Conferentie, met name bij de implementatie van Agenda 21, zullen alle relevante organen, programma's en instellingen van de Verenigde Naties een belangrijke rol spelen, elk op hun eigen terrein en binnen het mandaat dat zij hebben inzake het ondersteunen en aanvullen van nationale inspanningen. Coördinatie en wederzijdse complementariteit van hun verrichtingen ter bevordering van de integratie van milieu en ontwikkeling kunnen worden versterkt door landen aan te sporen consistente posities in te nemen in de verschillende beheersorganen.
1.Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP)
38.21.In de follow-up van de Conferentie zal het noodzakelijk zijn dat het UNEP en diens beheersraad een grotere rol krijgen toebedeeld. De beheersraad dient binnen zijn mandaat richtsnoeren te blijven geven voor het beleid en coördinerende taken op milieugebied te blijven vervullen zonder het ontwikkelingsperspectief uit het oog te verliezen.
38.22.Het UNEP dient zich onder andere op de volgende prioritaire gebieden te concentreren:
(a)De versterking van zijn katalyserende rol bij het stimuleren en bevorderen van milieu-activiteiten en -overwegingen in de hele Verenigde Naties;
(b)De bevordering van de internationale samenwerking op het gebied van milieu en het doen van passende aanbevelingen hiertoe;
(c)De ontwikkeling en bevordering van de toepassing van milieu-economische en voor technieken als registratie en boekhouding van natuurlijke hulpbronnen;
(d)Milieucontrole en -evaluatie zowel door een grotere deelname van bureaus van de Verenigde Naties die deelnemen aan het Earthwatch-programma als door de uitbreiding van de betrekkingen met particuliere wetenschappelijke en niet-gouvernementele onderzoeksinstellingen; versterking en operationeel maken van zijn systeem voor tijdige waarschuwing;
(e)Coördinatie en bevordering van relevant wetenschappelijk onderzoek met het oog op een stevige basis voor de besluitvorming;
(f)Verbreiding van informatie en gegevens over het milieu onder regeringen en onder de organen, programma's en organisaties van de Verenigde Naties;
(g)Het verhogen van het maatschappelijk bewustzijn op het gebied van milieubescherming en het nemen van maatregelen daartoe in samenwerking met het publiek, niet-gouvernementele organisaties en intergouvernementele instellingen;
(h)Verdere ontwikkeling van internationale milieuwetgeving, in het bijzonder van verdragen en richtlijnen, alsmede de bevordering van de implementatie ervan en de coördinatie van taken die voortvloeien uit het toenemend aantal internationale juridische overeenkomsten, waaronder het functioneren van de secretariaten van de diverse verdragen, rekening houdend met de noodzaak zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van de beschikbare middelen, metinbegrip van eventuele gezamenlijke lokaties voor secretariaten die in de toekomst worden opgericht;
(i)Verdere ontwikkeling en bevordering van een zo ruim mogelijk gebruik van milieu-effectrapportages, met inbegrip van activiteiten die onder auspiciën van gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties worden verricht, en in verband met ieder project of iedere activiteit voor de economische ontwikkeling van enige omvang;
(j)Versoepeling van de informatie-uitwisseling inzake milieuverantwoorde technologieën, met inbegrip van de juridische aspecten ervan, alsmede de bijbehorende opleidingen;
(k)Bevordering van subregionale en regionale samenwerking en steun aan relevante initiatieven en programma's voor milieubescherming, met inbegrip van een grotere bijdrage tot en coördinatie van de regionale milieumechanismen die voor de follow-up van de UNCED zijn aangewezen;
(l)Het op verzoek van regeringen verstrekken van technische, juridische en institutionele adviezen bij het ontwikkelen en versterken van nationale juridische en institutionele structuren, in het bijzonder in samenwerking met het UNDP, dat zich inspant op het gebied van de vergroting van capaciteit;
(m)Het op verzoek steunen van regeringen, ontwikkelingsorganisaties en -organen bij de integratie van milieuaspecten in hun ontwikkelingsbeleid en -programma's, in het bijzonder door het verstrekken van technische adviezen, milieu-adviezen en beleidsadviezen tijdens de fase van het formuleren en implementeren van programma's;
(n)Verdere ontwikkeling van bijstand en evaluatie in geval van milieurampen.
38.23.Teneinde het UNEP in staat te stellen al deze taken uit te voeren en dit orgaan tevens zijn rol te laten spelen als belangrijkste organisatie binnen de Verenigde Naties op het gebied van milieu, en rekening houdend met de ontwikkelingsaspecten van milieukwesties, moet het toegang hebben tot meer deskundigheid, heeft het adequate financiële middelen nodig en is een nauwere samenwerking vereist met ontwikkelingsorganisaties en andere relevante organen van de Verenigde Naties. Bovendien dienen de regionale kantoren van het UNEP te worden versterkt zonder dat dit ten koste gaat van het hoofdkantoor in Nairobi, en dient het UNEP stappen te ondernemen om zijn contacten en interacties met het UNDP en met de Wereldbank te verstevigen en te intensiveren.
2.Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP)
38.24.Evenals het UNEP speelt het UNDP een cruciale rol in de follow-up van de UNCED. Via zijn netwerk van lokale kantoren bevordert het het collectieve streven van de Verenigde Naties, de implementatie van Agenda 21 op nationaal, regionaal, interregionaal en mondiaal niveau te steunen, gebruik makend van de deskundigheid van de gespecialiseerde bureaus en andere instellingen en lichamen van de Verenigde Naties die bij operationele activiteiten zijn betrokken. De rol van de plaatselijke vertegenwoordiger/coördinator van het UNDP dient te worden versterkt uitgebreid, opdat hij/zij de plaatselijke activiteiten van de Verenigde Naties kan coördineren.
38.25.De taak van het UNDP houdt het volgende in:
(a)Optreden als belangrijkste organisatie voor het coördineren van de inspanningen van de Verenigde Naties ten behoeve van de vergroting van capaciteit op lokaal, nationaal en regionaal niveau;
(b)Uit naam van regeringen financiële middelen van donoren vergaren voor de vergroting van capaciteit in de ontvangende landen, in voorkomende gevallen ook via ronde-tafelbijeenkomsten van het UNDP voor donoren;
(c)Zijn eigen programma's versterken ter ondersteuning van de follow-up van de UNCED, zonder afbreuk te doen aan de Vijfde Programmacyclus;
(d)Ontvangende landen op hun verzoek helpen bij de instelling en versterking van nationale coördinatiemechanismen en netwerken in verband met activiteiten voor de follow-up van de UNCED;
(e)Ontvangende landen op hun verzoek helpen de mobilisatie van de eigen financiële middelen te coördineren;
(f)De rol en betrokkenheid in de ontvangende landen van vrouwen, jongeren en andere belangrijke groeperingen bij de implementatie van Agenda 21 bevorderen en versterken.
3.Conferentie van de Verenigde Naties inzake Handel en Ontwikkeling (UNCTAD)
38.26.De Conferentie van de Verenigde Naties inzake Handel en Ontwikkeling dient een belangrijke rol te spelen bij de implementatie van Agenda 21, zoals besproken tijdens de achtste bijeenkomst van de Conferentie, gezien het belang van de onderlinge verbanden tussenontwikkeling, internationale handel en het milieu en in overeenstemming met haar mandaat op het gebied van duurzame ontwikkeling.
4.Soedan-Sahel Bureau van de Verenigde Naties (UNSO)
38.27.De taak van het Soedan-Sahel Bureau van de Verenigde Naties, met de aanvullende middelen die daarvoor eventueel beschikbaar komen, opererend onder de paraplu van het UNDP en met steun van het UNEP, dient te worden uitgebreid, zodat dit orgaan een adequate adviserende rol kan gaan spelen en daadwerkelijk kan deelnemen aan de implementatie van maatregelen uit Agenda 21 met betrekking tot verdroging, woestijnvorming en landbeheer. In dit verband kunnen alle andere landen die te lijden hebben onder verdroging en woestijnvorming, baat hebben bij de opgedane ervaring, in het bijzonder de landen in Afrika, met speciale aandacht voor de zwaarst getroffen landen en de landen die tot de armste worden gerekend.
5.Gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties en verwante organisaties en andere relevante intergouvernementele instellingen
38.28.Alle gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties en verwante organisaties, en andere relevante intergouvernementele instellingen, moeten elk op hun eigen terrein een belangrijke rol spelen bij de implementatie van relevante onderdelen van Agenda 21 en van andere besluiten van de UNCED. De bestuursorganen van deze bureaus en organisaties kunnen bestuderen hoe activiteiten en programma's die stroken met Agenda 21 versterkt en aangepast kunnen worden, in het bijzonder projecten ter bevordering van duurzame ontwikkeling. Bovendien zouden zij kunnen overwegen speciale regelingen te treffen met donoren en financiële instellingen voor de implementatie van projecten waarvoor aanvullende middelen nodig zouden kunnen zijn.
I.Regionale en subregionale samenwerking en implementatie
38.29.Regionale en subregionale samenwerking zal een belangrijk aspect vormen van de resultaten van de Conferentie. De regionale economische commissies van de Verenigde Naties, regionale ontwikkelingsbanken en regionale organisaties voor economische en technische samenwerking kunnen binnen het voor hen overeengekomen mandaat tot dit proces bijdragen door:
(a)Het bevorderen van regionale en subregionale vergroting van capaciteit;
(b)Het bevorderen van de integratie van milieu-aspecten in regionaal en subregionaal ontwikkelingsbeleid;
(c)Het in voorkomende gevallen bevorderen van regionale en subregionale samenwerking bij grensoverschrijdende problemen inzake duurzame ontwikkeling.
38.30.De regionale economische commissies moeten op passende wijze een leidende rol spelen bij de coördinatie van regionale en subregionale activiteiten door sectorale en andere organen van binnen het VN-systeem en zo landen helpen duurzame ontwikkeling te bewerkstelligen. Van deze commissies, regionale programma's binnen de Verenigde Naties en andere regionale organisaties wordt verwacht dat zij beoordelen of aanpassing van huidige activiteiten in het licht van Agenda 21 noodzakelijk is.
38.31.Er moet een actieve samenwerking bestaan tussen de regionale commissies en andere relevante organisaties, regionale ontwikkelingsbanken, niet-gouvernementele organisaties en andere instellingen op regionaal niveau. Het UNEP en het UNDP dienen samen met de regionale commissies een uiterst belangrijke rol te spelen, met name door het verlenen van de nodige bijstand, met bijzondere nadruk op de vergroting en versterking van de nationale capaciteit van lidstaten.
38.32.Er bestaat behoefte aan een nauwere samenwerking tussen het UNEP en het UNDP, alsmede andere relevante instellingen, bij de implementatie van projecten die aantasting van het milieu of de gevolgen hiervan moeten tegengaan of die steun verlenen aan opleidingsprogramma's op het gebied van milieuplanning en -beheer ten behoeve van duurzame ontwikkeling op regionaal niveau.
38.33.Regionale intergouvernementele technische en economische organisaties moeten een belangrijke rol spelen door regeringen te helpen gecoördineerde acties te ondernemen voor de oplossing van milieuproblemen van regionaal belang.
38.34.Regionale en subregionale organisaties dienen een belangrijke taak te hebben bij de implementatie van maatregelen van Agenda 21 met betrekking tot de bestrijding van droogte en woestijnvorming. Het UNEP, het UNDP en het Soedan-Sahel Bureau van de VN dienen deze relevante organisaties te steunen en met hen samen te werken.
38.35.De samenwerking tussen regionale en subregionale organisaties en relevante organisaties van de Verenigde Naties dient, in voorkomende gevallen, ook in andere sectoren te worden aangemoedigd.
J.Nationale implementatie
38.36.Staten hebben een belangrijke taak bij de follow-up van de UNCED en bij de implementatie van Agenda 21. Alle landen dienen zich op nationaal niveau en op geïntegreerdewijze in te spannen opdat zowel milieu- als ontwikkelingsproblemen op samenhangende wijze kunnen worden aangepakt.
38.37.Nationale beleidsbeslissingen en activiteiten die erop zijn gericht Agenda 21 te steunen en te implementeren, dienen op verzoek door de Verenigde Naties te worden gesteund.
38.38.Bovendien kunnen Staten overwegen nationale rapporten op te stellen. In dit verband dienen de organen van de Verenigde Naties landen, met name ontwikkelingslanden, op hun verzoek hierbij te helpen. De Staten zouden ook de voorbereiding van nationale actieplannen voor de implementatie van Agenda 21 kunnen overwegen.
38.39.Bestaande hulpinstanties, adviesgroepen en ronde-tafelorganisaties dienen zich meer in te spannen om milieu-overwegingen en verwante ontwikkelingsdoelstellingen in hun ontwikkelingshulpstrategieën op te nemen en dienen te overwegen hun lidmaatschap en activiteiten te heroriënteren en aan te passen om dit proces te versoepelen en om nationale inspanningen voor de integratie van milieu en ontwikkeling beter te kunnen steunen.
38.40.Staten zouden kunnen overwegen of zij een nationale coördinatiestructuur moeten opzetten die verantwoordelijk is voor de follow-up van Agenda 21. Binnen deze structuur, die baat kan hebben bij de deskundigheid van niet-gouvernementele organisaties, kunnen suggesties worden gedaan en kan relevante informatie worden verstrekt aan de Verenigde Naties.
K.Samenwerking tussen organen van de Verenigde Naties en internationale financiële organisaties
38.41.Het succes van de follow-up van de Conferentie is afhankelijk van een effectieve koppeling tussen feitelijke actie en financiële steun, en dit vergt een nauwe en doeltreffende samenwerking tussen organen van de Verenigde Naties en de multilaterale financiële organisaties. De Secretaris-Generaal en de hoofden van de programma's en organisaties van de Verenigde Naties enerzijds en de multilaterale financiële organisaties anderzijds hebben een speciale verantwoordelijkheid in het tot stand brengen van dergelijke samenwerkingsverbanden, niet alleen door volledige en actieve deelname in het coördinatiemechanisme op hoog niveau van de Verenigde Naties (Administratieve Coördinatie Commissie) maar ook op regionaal en nationaal niveau. In het bijzonder dienen vertegenwoordigers van multilaterale financiële instellingen en mechanismen, evenals het Internationale Fonds voor de Agrarische Ontwikkeling (IFAD), actief betrokken te worden bij de bespreking van de intergouvernementele structuur die verantwoordelijk is voor de follow-up van Agenda 21.
L.Niet-gouvernementele organisaties
38.42.Niet-gouvernementele organisaties en belangrijke groepen zijn voorname partners bij de implementatie van Agenda 21. Relevante niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van de wetenschappelijke gemeenschap, de particuliere sector, vrouwengroepen, enzovoort, moeten de gelegenheid krijgen hun bijdragen te leveren en passende betrekkingen met de Verenigde Naties aan te gaan. Er dient steun te worden verleend aan niet-gouvernementele organisaties in ontwikkelingslanden en aan de netwerken die zij zelf hebben gevormd.
38.43.De Verenigde Naties, met inbegrip van internationale financierings- en ontwikkelingsbureaus, en alle intergouvernementele organisaties en fora dienen in overleg met niet-gouvernementele organisaties maatregelen te treffen om:
(a)Open en doeltreffende wegen te vinden waardoor wordt bereikt dat niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van organisaties van belangrijke groepen, deelnemen aan het op alle niveaus op gang gebrachte proces van beoordeling en evaluatie van de implementatie van Agenda 21, alsmede te bevorderen dat zij hiertoe ook bijdragen leveren;
(b)Rekening te kunnen houden met de bevindingen van beoordelingssystemen en evaluatieprocessen van niet-gouvernementele organisaties bij relevante verslagen van de Secretaris-Generaal aan de Algemene Vergadering en aan alle geëigende VN-bureaus en intergouvernementele organisaties en fora betreffende de implementatie van Agenda 21 in overeenstemming met het toetsingsproces van Agenda 21.
38.44.Er moeten procedures worden gecreëerd om een grotere rol te geven aan niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van organisaties van belangrijke groeperingen, die dienen te worden erkend volgens de bij de UNCED gebruikelijke procedures. Dergelijke organisaties dienen toegang te hebben tot verslagen en andere informatie van de Verenigde Naties. De Algemene Vergadering dient in een vroeg stadium te bestuderen op welke wijze niet-gouvernementele organisaties wat betreft de follow-up van de UNCED beter kunnen worden betrokken bij de Verenigde Naties.
38.45.De Conferentie neemt nota van andere institutionele initiatieven voor de implementatie van Agenda 21, zoals het voorstel een niet-gouvernementele Raad voor de Aarde (Earth Council) in het leven te roepen en het voorstel een beschermheer voor toekomstige generaties aan te wijzen, alsook andere initiatieven van lokale overheden en het bedrijfsleven.