SECTIE II. BEHOUD EN BEHEER VAN HULPBRONNEN VOOR ONTWIKKELING
HOOFDSTUK 9 BESCHERMING VAN DE ATMOSFEER
INLEIDING
9.1.De bescherming van de atmosfeer is een veelomvattende opdracht die vele kanten heeft en waarin tal van economische sectoren een rol spelen. De mogelijkheden en maatregelen die in dit hoofdstuk worden beschreven, worden ter overweging en, voor zover van toepassing, ter implementatie aanbevolen aan regeringen en andere organen bij hun inspanningen ten behoeve van de bescherming van de atmosfeer.
9.2.Erkend wordt dat veel van de onderwerpen die in dit hoofdstuk ter sprake komen ook aan de orde zijn gesteld in internationale overeenkomsten zoals de Conventie van Wenen inzake bescherming van de ozonlaag van 1985, het Protocol van Montreal inzake stoffen die de ozonlaag afbreken van 1987, met de amendementen daarop, het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering van 1992, en andere internationale en regionale instrumenten. Voor wat betreft activiteiten die binnen dergelijke overeenkomsten vallen, spreekt het vanzelf dat de aanbevelingen die in dit hoofdstuk worden gedaan geen enkele regering verplichten om maatregelen te nemen die verder gaan dan datgene waarin dit wettelijk instrumentarium voorziet. Regeringen zijn echter, binnen het kader van dit hoofdstuk, vrij om additionele maatregelen te nemen die in overeenstemming zijn met dit wettelijk instrumentarium.
9.3.Ook wordt onderkend dat de activiteiten die mogelijk ondernomen worden bij het streven de doelstellingen van dit hoofdstuk te verwezenlijken in samenhang gebracht moeten worden met sociale en economische ontwikkeling, om ongewenste effecten daarop te vermijden; daarbij moeten de gerechtvaardigde voornaamste behoeften van ontwikkelingslanden voor het bereiken van duurzame economische groei en verdrijving van armoede volledig tot hun recht kunnen komen.
9.4.In deze context wordt ook specifiek verwezen naar Programmaterrein A van hoofdstuk 2 van Agenda 21.
9.5.Dit hoofdstuk behandelt de volgende vier programmaterreinen:
a.Vermindering van de onzekerheden: verbetering van de wetenschappelijke basis voor besluitvorming;
b.Het stimuleren van duurzame ontwikkeling:
i.Opwekking, efficiënt gebruik en consumptie van energie;
ii.Vervoer;
iii.Industriële ontwikkeling;
iv.Ontginning van continentale en mariene hulpbronnen en grondgebruik.
c.Het voorkomen van de afbraak van ozon in de stratosfeer;
d.Grensoverschrijdende verontreiniging van de atmosfeer.
PROGRAMMATERREINEN
A.Vermindering van de onzekerheden: verbetering van de wetenschappelijke basis voor besluitvorming
Uitgangspunten
9.6.De bezorgdheid over veranderingen en wisselingen in het klimaat, over luchtverontreiniging en over de afbraak van de ozonlaag heeft nieuwe vraag geschapen naar wetenschappelijke, economische en sociale kennis om de onzekerheden die er op deze gebieden nog resten te verkleinen. Beter inzicht in en voorspelling van de verschillende eigenschappen van de atmosfeer en van de ecosystemen die erdoor worden beïnvloed, van de effecten op de gezondheid en van de interactie tussen gezondheidseffecten en sociaal-economische factoren zullen nodig zijn.
Doelstellingen
9.7.De voornaamste doelstelling van dit programmaterrein is te komen tot verbetering van het inzicht in processen die van invloed zijn op en beïnvloed worden door de atmosfeer van de aarde, op mondiale, regionale en lokale schaal, waarbij onder andere fysische, chemische, geologische, biologische, oceanografische, hydrologische, economische en sociale processen in de beschouwing moeten worden betrokken; voorts zal er meer capaciteit moeten worden opgebouwd en zal de internationale samenwerking moeten worden uitgebreid; en er zal meer inzicht verkregen moeten worden in de economische en sociale gevolgen van veranderingen in de atmosfeer en in maatregelen om het effect van die veranderingen tegen te gaan.
Activiteiten
9.8.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met medewerking van de relevante instellingen van de Verenigde Naties en, waar van toepassing, van intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties en de particuliere sector:
a.Onderzoek stimuleren dat betrekking heeft zowel op de natuurlijke processen die van invloed zijn op en beïnvloed worden door de atmosfeer, als op het cruciale verband dat er bestaat tussen duurzame ontwikkeling en veranderingen in de atmosfeer, waarbij inbegrepen gevolgen voor de volksgezondheid, voor ecosystemen, voor economische sectoren en voor de samenleving.
b.Een evenwichtiger geografische spreiding waarborgen van het Global Climate Observing System en de onderdelen daarvan, waaronder de Global AtmosphereWatch, door het vergemakkelijken van onder andere de oprichting en de werkzaamheden van extra stations voor het stelselmatig doen van waarnemingen en door het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling, het gebruik en de toegankelijkheid van deze gegevensbestanden;
c.De samenwerking stimuleren op het gebied van
i.De ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige signalering van veranderingen en fluctuaties in de atmosfeer,
ii.Het creëren en verbeteren van technische voorzieningen om dergelijke veranderingen en fluctuaties te voorspellen en de effecten ervan op milieu en sociaal-economische omstandigheden in te schatten;
d.Samenwerken bij onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van methodologieën en het vaststellen van drempelwaarden voor atmosferische verontreinigingen, en van die concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer, waarbij een gevaarlijke, antropogene verstoring van het klimaatsysteem en van het hele milieu optreedt, en van een daarmee samenhangend tempo van verandering waardoor het natuurlijke aanpassingsvermogen van ecosystemen wordt aangetast.
e.Stimulansen geven en medewerking verlenen aan de vergroting van de wetenschappelijke capaciteit en de uitwisseling van wetenschappelijke gegevens en kennis, en de participatie en opleiding vergemakkelijken van deskundigen en technisch personeel, in het bijzonder afkomstig uit de ontwikkelingslanden, op het gebied van onderzoek, van ordening, verzameling en evaluatie van gegevens en van systematische waarneming met betrekking tot de atmosfeer.
B.Stimuleren van duurzame ontwikkeling
1.Opwekking, efficiënt gebruik en consumptie van energie
Uitgangspunten
9.9.Energie is van het grootste belang voor economische en sociale ontwikkeling en voor verbetering van de kwaliteit van het leven. Veel van de energie op de wereld wordt op dit moment echter geproduceerd en geconsumeerd op manieren die niet gehandhaafd kunnen blijven wanneer de technologie op hetzelfde niveau zou blijven terwijl de totale winbare hoeveelheden belangrijk zouden stijgen. Aan de noodzaak om de uitstoot in de atmosfeer van broeikasgassen, andere gassen en vaste stoffen onder controle te brengen, zal in toenemende mate tegemoet gekomen moeten worden door efficiëntie bij produktie, vervoer, distributie en consumptie van energie en door het toenemend gebruik van milieuverantwoorde energiesystemen, in het bijzonder van nieuwe en vernieuwbare energiebronnen. Alle bronnen van energie zullen gebruikt moeten worden op manieren die de atmosfeer, de gezondheid van mensen en het milieu als geheel zo min mogelijk schaden.
9.10.De bestaande belemmeringen voor de uitbreiding van het aanbod van milieuverantwoorde energie, die nodig is om het pad naar duurzame ontwikkeling te kunnen blijven volgen, in het bijzonder in de ontwikkelingslanden, moeten worden opgeheven.
Doelstellingen
9.11.De voornaamste en uiteindelijke doelstelling van dit programmaterrein is te komen tot vermindering van de schadelijke effecten op de atmosfeer vanuit de energiesector door het steunen van passende beleidsmaatregelen of programma's die de bijdrage van milieuverantwoorde en kosten-effectieve energiesystemen kunnen vergroten, in het bijzonder die van nieuwe en vernieuwbare systemen, door minder vervuilende en efficiëntere produktie, vervoer, distributie en consumptie van energie. Deze doelstelling dient in overeenstemming te zijn met de behoefte aan rechtvaardigheid, adequate energievoorziening en aan een verhoogde energieconsumptie in de ontwikkelingslanden. Tevens dient rekening gehouden te worden met de omstandigheden van landen die in hoge mate afhankelijk zijn van inkomen uit de produktie,verwerking en export, en/of de consumptie van fossiele brandstoffen en van daarmee verwante energie-intensieve produkten en/of het gebruik van fossiele brandstoffen waarvoor deze landen zeer moeilijk alternatieven kunnen vinden, en met de omstandigheden van landen die zeer kwetsbaar zijn voor de schadelijke effecten van klimaatverandering.
Activiteiten
9.12.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met medewerking van de relevante instellingen van de Verenigde Naties en, waar van toepassing, van intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties en de particuliere sector:
a.Samenwerken bij het opsporen en ontwikkelen van economisch levensvatbare en milieuverantwoorde bronnen van energie, om ervoor te zorgen dat er grotere energievoorraden beschikbaar komen ten behoeve van het streven naar duurzame ontwikkeling, in het bijzonder in ontwikkelingslanden;
b.Op nationaal niveau de uitwerking stimuleren van methoden voor het nemen van beleidsbeslissingen waarin met het oog op duurzame ontwikkeling energie, milieu en ontwikkeling geïntegreerd worden, onder andere via milieu-effectrapportages;
c.Stimulansen geven voor onderzoek, ontwikkeling, overdracht en toepassing van betere, energie-efficiënte technologieën en werkwijzen, waaronder traditionele technologieën in alle relevante sectoren, met speciale aandacht voor het opknappen en moderniseren van energiecentrales, met name in de ontwikkelingslanden;
d.Stimulansen geven voor onderzoek, ontwikkeling, overdracht en toepassing van technologieën en werkwijzen voor milieuverantwoorde energiesystemen, waaronder nieuwe en vernieuwbare, met bijzondere aandacht voor ontwikkelingslanden;
e.De ontwikkeling stimuleren van institutionele en wetenschappelijke capaciteiten en mogelijkheden voor beheer en planning, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, teneinde steeds efficiëntere en minder vervuilende vormen van energie te ontwikkelen, te produceren en toe te passen;
f.Een analyse maken van de huidige samenstelling van het energie-aanbod, om te bepalen hoe de totale bijdrage van milieuverantwoorde energiesystemen, in het bijzonder nieuwe en vernieuwbare, op een economisch verantwoorde manier kan worden vergroot, waarbij rekening wordt gehouden met de voorelk land afzonderlijk unieke sociale, fysische, economische en politieke kenmerken. Tevens moet onderzoek gedaan worden naar maatregelen om alle belemmeringen tegen ontwikkeling en toepassing van milieuverantwoorde energiesystemen weg te nemen en moeten deze maatregelen, voor zover van toepassing, geïmplementeerd worden;
g.Waar mogelijk energieplannen op regionaal en subregionaal niveau coördineren, en bestuderen of een efficiënte distributie van milieuverantwoorde energie uit nieuwe en vernieuwbare bronnen haalbaar is;
h.In overeenstemming met prioriteiten op het gebied van nationale sociaal-economische ontwikkeling en van het milieu kosten-effectieve beleidsmaatregelen en programma's overwegen en waar mogelijk bevorderen, met inbegrip van bestuurlijke, sociale en economische maatregelen, om een efficiënter gebruik van energie te bevorderen;
i.De opbouw van capaciteit stimuleren voor planning op het gebied van energie en voor het leiden van programma's op het gebied van efficiënter energiegebruik, alsmede voor de ontwikkeling, introductie en stimulering van nieuwe en vernieuwbare energiebronnen;
j.Op nationaal niveau de invoering bevorderen van geschikte normen of aanbevelingen voor energie-efficiëntie en emissie, gericht op de ontwikkeling en het gebruik van technologieën die schadelijke effecten voor het milieu zoveel mogelijk beperken;
k.Op lokaal, nationaal, subregionaal en regionaal niveau aanmoedigen van voorlichting en van programma's die mensen beter bekend moeten maken met de problematiek van het efficiënt gebruik van energie en milieuverantwoorde energiesystemen;
l.In samenwerking met de particuliere sector, voor zover van toepassing, programma's ontwikkelen of uitbreiden voor het etiketteren van produkten, om zodoende beleidmakers en consumenten te voorzien van informatie over mogelijkheden voor een efficiënt gebruik van energie.
2.Vervoer
Uitgangspunten
9.13.Voor de vervoerssector is een essentiële en positieve rol weggelegd bij de economische en sociale ontwikkeling, en ongetwijfeld zal de behoefte aan vervoer stijgen. Maar aangezien de vervoerssector ook een bron is van uitstoot in de atmosfeer, is er behoefte aan een heroverweging van bestaande vervoersystemen, en aan een doeltreffender opzet en beheer van verkeers- en vervoerssystemen.
Doelstellingen
9.14.De voornaamste doelstelling van dit programmaterrein is de ontwikkeling en stimulering van kosten-effectieve beleidsmaatregelen of, waar dat van toepassing is, van programma's ter begrenzing, vermindering of bestrijding van schadelijke uitstoot in de atmosfeer en andere schadelijke effecten van de vervoerssector op het milieu, daarbij rekening houdend met prioriteiten van ontwikkeling en met specifieke lokale en nationale omstandigheden en met veiligheidsaspecten.
Activiteiten
9.15.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met medewerking van de relevante instellingen van de Verenigde Naties en, waar van toepassing, van intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties en de particuliere sector:
a.Waar van toepassing kosten-effectieve, efficiëntere, minder vervuilende en veiliger vervoerssystemen ontwikkelen en stimuleren. In het bijzonder gaat het daarbij om geïntegreerde systemen voor openbaar vervoer in de stad en op het platteland en om milieuverantwoorde aanleg van wegennetten, daarbij rekening houdend met de behoeften voortvloeiend uit de prioriteiten met betrekking tot duurzaamheid op sociaal en economisch gebied wat ontwikkeling betreft, in het bijzonder in ontwikkelingslanden;
b.Op internationaal, regionaal, subregionaal en nationaal niveau de toegankelijkheid van en de overdracht van veilige, efficiënte (ook in termen van omgang met hulpbronnen), en minder vervuilende vervoerstechnologieën bevorderen, in het bijzonder voor de ontwikkelingslanden, met inbegrip van het implementeren van geschikte opleidingsprogramma's;
c.Voor zover van toepassing hun inspanningen vergroten om relevante kennis met betrekking tot de relatie tussen milieu en vervoer te verzamelen, teanalyseren en uit te wisselen, met speciale nadruk op het systematisch meten van emissies en op de ontwikkeling van een gegevensbestand op het gebied van het vervoer;
d.In overeenstemming met prioriteiten op het gebied van nationale sociaal-economische ontwikkeling en van het milieu, kosten-effectieve beleidsmaatregelen of programma's in overweging nemen en waar mogelijk bevorderen, met inbegrip van bestuurlijke, sociale en economische maatregelen om het gebruik aan te moedigen van vervoermiddelen die schadelijke gevolgen voor de atmosfeer zoveel mogelijk beperken;
e.Mechanismen voor de integratie van planningsstrategieën voor het vervoer en voor stedelijke en regionale ruimtelijke ordening ontwikkelen en waar nodig uitbreiden, met de bedoeling de druk op het milieu als gevolg van het vervoer te verminderen;
f.Binnen het kader van de Verenigde Naties en hun regionale economische commissies de mogelijkheid bestuderen om regionale conferenties over vervoer en milieu bijeen te roepen.
3.Industriële ontwikkeling
Uitgangspunten
9.16.De industrie is van essentieel belang voor de produktie van goederen en diensten en ze is een van de belangrijkste bronnen van werkgelegenheid en inkomsten, en is als zodanig onontbeerlijk voor economische groei. Tegelijkertijd moet de industrie gerekend worden tot de grootste verbruikers van hulpbronnen en grondstoffen, als gevolg waarvan industriële activiteiten resulteren in emissies in de atmosfeer en in het milieu als geheel. Bescherming van de atmosfeer kan onder andere verbeterd worden door een efficiëntere omgang met hulpbronnen en grondstoffen in de industrie, door het installeren of verbeteren van minder vervuilende technologieën en door het vervangen van chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's) en andere ozonafbrekende stoffen door geschikte vervangende stoffen, alsmede door het verminderen van de hoeveelheden afval en bijprodukten;
Doelstellingen
9.17.De voornaamste doelstelling van dit programmaterrein is het aanmoedigen van een industriële ontwikkeling die schadelijke effecten op de atmosfeer zoveel mogelijk beperkt door onder andere het vergroten van de efficiëntie van de produktie en de consumptie door de industrie van alle hulpbronnen en grondstoffen, door het verbeteren van minder vervuilende technologieën, en door het ontwikkelen van nieuwe milieuverantwoorde technologieën.
Activiteiten
9.18.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met medewerking van de relevante instellingen van de Verenigde Naties en, waar van toepassing, van intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties en de particuliere sector:
a.In overeenstemming met prioriteiten op het gebied van nationale sociaal-economische ontwikkeling en op het gebied van het milieu, kosten-effectieve beleidsmaatregelen of programma's evalueren en waar nodig stimuleren, met inbegrip van bestuurlijke, sociale en economische maatregelen, om industriële verontreiniging en nadelige gevolgen voor de atmosfeer zoveel mogelijk te beperken;
b.De industrie aanmoedigen tot het uitbreiden en versterken van haar capaciteit voor het ontwikkelen van technologieën, produkten en processen die veilig en minder vervuilend zijn en efficiënter gebruik maken van alle hulpbronnen en grondstoffen, inclusief energie;
c.Samenwerken bij de ontwikkeling en de overdracht van dergelijke industriële technologieën en bij de ontwikkeling van de benodigde capaciteit om dergelijke technologieën te beheren en te gebruiken, in het bijzonder waar het de ontwikkelingslanden betreft;
d.De ontwikkeling, verbetering en toepassing van milieu-effectrapportages stimuleren, ten dienste van duurzame industriële ontwikkeling;
e.Efficiënt gebruik van grondstoffen en hulpbronnen stimuleren, daarbij rekening houdend met de levenscycli van produkten, met de bedoeling de voordelen voor economische en milieu van een efficiënter gebruik van hulpbronnen te realiseren en minder afval te produceren;
f.Impulsen geven voor gebruik van minder vervuilende en efficiëntere technologieën en processen in de industrie, daarbij rekening houdend met winbare energievoorraden in bepaalde gebieden, met name veilige en vernieuwbare energiebronnen, met de bedoeling industriële verontreiniging en schadelijke gevolgen voor de atmosfeer zoveel mogelijk te beperken.
4.Ontginning van continentale en mariene hulpbronnen en exploitatie van de bodem
Uitgangspunten
9.19.Beleidsmaatregelen op het gebied van bodemexploitatie en op het gebied van hulpbronnen zullen zowel van invloed zijn op, als beïnvloed worden door, veranderingen in de atmosfeer. Bepaalde werkwijzen die verband houden met continentale en mariene hulpbronnen en met het grondgebruik kunnen de absorptie van broeikasgassen uit de atmosfeer verhinderen en atmosferische emissies doen toenemen. Het verlies aan biologische diversiteit kan de weerstand van ecosystemen tegen veranderingen in het klimaat en tegen schade door luchtverontreiniging verkleinen. Veranderingen in de atmosfeer kunnen belangrijke gevolgen hebben voor bossen, voor de biodiversiteit en voor de ecosystemen van zoet en zout water, alsmede voor economische activiteiten als landbouw. Beleidsdoelstellingen in verschillende sectoren kunnen vaak uiteenlopen en zullen op elkaar afgestemd moeten worden.
Doelstellingen
9.20.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het bevorderen van het gebruik van continentale en mariene hulpbronnen en van geschikte manieren van bodemexploitatie die bijdragen tot:
i.Het terugdringen van de verontreiniging van de atmosfeer en/of de beperking van antropogene emissies van broeikasgassen;
ii.Behoud, duurzaam beheer en, voor zover van toepassing, uitbreiding van alle gebieden die kunnen dienen als opslag voor broeikasgassen;
iii.Behoud en duurzaam gebruik van natuurlijke en ecologische hulpbronnen;
(b)Garanderen dat er volledig rekening gehouden wordt met de feitelijke en mogelijke veranderingen in de atmosfeer, en de sociaal-economische en ecologische gevolgen daarvan, bij de planning en implementatie van beleidsmaatregelen en programma's betreffende het gebruik van continentale en mariene hulpbronnen en de praktijk van het grondgebruik.
Activiteiten
9.21.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met medewerking van de relevante instellingen van de Verenigde Naties en, waar van toepassing, van intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties en de particuliere sector:
a.In overeenstemming met prioriteiten op het gebied van nationale sociaal-economische ontwikkeling en op het gebied van het milieu kosten-effectieve beleidsmaatregelen of programma's evalueren en waar nodig stimuleren, met inbegrip van bestuurlijke, sociale en economische maatregelen, om milieuverantwoorde wijzen van grondgebruik aan te moedigen.
b.Beleidsmaatregelen en programma's implementeren waardoor ongewenste en vervuilende methoden van bodemexploitatie ontmoedigd worden en duurzaam gebruik van continentale en mariene hulpbronnen gestimuleerd wordt;
c.Stimulering overwegen van het tot ontwikkeling brengen en toepassen van continentale en mariene hulpbronnen en methoden van grondgebruik die beter bestand zijn tegen veranderingen en fluctuaties in de atmosfeer;
d.Duurzaam beheer en samenwerking stimuleren bij het behoud en, voor zover van toepassing, de uitbreiding van opslag en reservoirs van broeikasgassen, met inbegrip van biomassa, bossen en oceanen, en andere ecosystemen op het vasteland, aan de kust en in zee.
C.Voorkomen van de afbraak van ozonlaag
Uitgangspunten
9.22.De analyse van recente wetenschappelijke gegevens heeft de bevestiging geleverd voor de groeiende bezorgdheid over de nog steeds voortdurende afbraak van de ozonlaag in de stratosfeer van de aarde door reactief chloor en broom, afkomstig van door mensen geproduceerde CFK's, halonen en daarmee verwante stoffen. Hoewel het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag van 1985 en het Protocol van Montreal inzake stoffen die de ozonlaag afbreken van 1987 (zoals in 1990 te Londen gewijzigd) belangrijke stappen waren op weg naar internationale actie, is de totale belasting van de atmosfeer door chloor uit ozon-afbrekende stoffen, blijven stijgen. Hierin kan verandering gebracht worden door naleving van de controlemaatregelen die in het Protocol zijn vastgelegd.
Doelstellingen
9.23.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
a.Het verwezenlijken van de doelstellingen die zijn vastgelegd in het Verdrag van Wenen en het Protocol van Montreal met de wijzigingen die daarop in 1990 zijn aangebracht, tevens gelet op de aandacht die in die documenten wordt besteed aan de bijzondere behoeften en omstandigheden van de ontwikkelingslanden en de beschikbaarheid voor hen van alternatieven voor stoffen die de ozonlaag afbreken. Technologieën en natuurlijke produkten die de vraag naar deze stoffen beperken dienen te worden aangemoedigd;
b.Het ontwikkelen van strategieën die gericht zijn op vermindering van de schadelijke werking van ultraviolette straling die tengevolge van de afbraak en verandering van de ozonlaag, het aardoppervlak bereikt.
Activiteiten
9.24.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met medewerking van de relevante instellingen van de Verenigde Naties en, voor zover van toepassing, van intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties en de particuliere sector:
a.Het Protocol van Montreal en de wijzigingen van 1990 daarop ratificeren, aanvaarden of goedkeuren; hun bijdragen aan de Wenen/Montreal-trustfondsen en het tijdelijke multilaterale ozonfonds stipt betalen; en naar vermogenbijdragen aan de verdere inspanningen uit hoofde van het Protocol van Montreal en aan de mechanismen voor de implementatie daarvan, daarbij inbegrepen het ontwikkelen van vervangende stoffen voor CFK's en andere ozon-afbrekende stoffen en het vergemakkelijken van de overdracht van de daarmee samenhangende technologieën aan ontwikkelingslanden, om het hen mogelijk te maken de verplichtingen van het Protocol na te komen;
b.Verdere uitbreiding van het Global Ozone Observing System ondersteunen door - via bilaterale en multilaterale financiering - oprichting en werkzaamheden van extra stations voor het stelselmatig doen van waarnemingen te bevorderen, vooral in de tropische gordel van het zuidelijk halfrond.
c.Actief deelnemen aan de voortdurende evaluatie van wetenschappelijke gegevens, van de gevolgen voor gezondheid en milieu en van de technologische/economische implicaties van de afbraak van de ozonlaag; verdere acties overwegen die op grond van deze evaluaties gerechtvaardigd en haalbaar blijken;
d.Op basis van de resultaten van onderzoek naar de effecten van de toename van de ultraviolette straling die het aardoppervlak bereikt, overwegen welke herstelmaatregelen genomen moeten worden op het gebied van de volksgezondheid, de landbouw en het mariene milieu;
e.CFK's en andere ozon-afbrekende stoffen vervangen, in overeenstemming met het Protocol van Montreal, in het besef dat de geschiktheid als vervangend middel holistisch beoordeeld dient te worden en niet eenvoudigweg gebaseerd moet zijn op de bijdrage daarvan aan de oplossing van één enkel atmosferisch probleem of milieuprobleem.
D.Grensoverschrijdende verontreiniging van de atmosfeer
Uitgangspunten
9.25.Grensoverschrijdende luchtverontreiniging heeft schadelijke gevolgen voor mensen en andere nadelige gevolgen voor het milieu, zoals het verlies van bomen en bos en de verzuring van oppervlaktewater. De geografische spreiding van netwerken voor de controle van verontreiniging van de atmosfeer is onevenwichtig, waarbij de ontwikkelingslanden ernstig onderbedeeld zijn. Het ontbreken buiten Europa en de Verenigde Staten van betrouwbare gegevens over emissies is een belangrijke beperking bij het meten van grensoverschrijdende luchtverontreiniging. Ook is er onvoldoende informatie over de gevolgen van luchtverontreiniging voor het milieu en de gezondheid in andere regio's.
9.26.Het Verdrag inzake grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand van de Economische Commissie voor Europa van 1979, en de protocollen daarbij, hebben in Europa en Noord-Amerika geleid tot een regionaal beleid dat gebaseerd is op een heroverwegingsproces en samenwerkingsprogramma's voor systematische waarneming van luchtverontreiniging en voor de evaluatie en uitwisseling van informatie. Deze programma's dienen te worden voortgezet en uitgebreid, en de ervaring die daarin is opgedaan moet gedeeld worden met andere regio's van de wereld.
Doelstellingen
9.27.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
a.Het ontwikkelen en toepassen van technologieën voor vermindering en meting van luchtverontreiniging door stationaire en mobiele emissiebronnen en het ontwikkelen van alternatieve, milieuverantwoorde technologieën;
b.Het systematisch observeren en evalueren van de bronnen en de omvang van grensoverschrijdende luchtverontreiniging, hetzij als gevolg van natuurlijke processen hetzij voortvloeiend uit menselijke activiteiten;
c.Het versterken van de voorzieningen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, voor het meten, in een model onderbrengen en evalueren van de bewegingen en de effecten van grensoverschrijdende luchtverontreiniging, door onder andere uitwisseling van informatie en opleiding van deskundigen;
d.Het ontwikkelen van voorzieningen om de grensoverschrijdende luchtverontreiniging die het gevolg is van industriële en nucleaire ongevallen, natuurrampenen de opzettelijke en/of onopzettelijke vernietiging van natuurlijke hulpbronnen te onderzoeken en te beperken;
e.De bevordering van het sluiten van nieuwe en het implementeren van bestaande regionale overeenkomsten voor de beperking van grensoverschrijdende luchtverontreiniging;
f.Het ontwikkelen van strategieën voor de vermindering van emissies die verantwoordelijk zijn voor grensoverschrijdende luchtverontreiniging en van de gevolgen van zulke emissies.
Activiteiten
9.28.Van de regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met medewerking van de relevante instellingen van de Verenigde Naties en, voor zover van toepassing, van intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties, de particuliere sector en financiële instellingen:
a.Regionale overeenkomsten voor de controle op grensoverschrijdende luchtverontreiniging sluiten en/of versterken, en samenwerken, in het bijzonder met ontwikkelingslanden, bij het stelselmatig doen van waarnemingen en de evaluatie, bij het construeren van modellen en bij de ontwikkeling en uitwisseling van technologieën op het gebied van de vermindering van emissies vanuit mobiele en stationaire bronnen van luchtverontreiniging. In dit verband dienen de omvang, de oorzaken, de sociaal-economische effecten en de gevolgen voor de gezondheid van ultraviolette straling, de verzuring van het milieu en schade door fotochemische smog aan bossen en andere vegetatie met grotere nadruk aan de orde te worden gesteld;
b.Systemen voor tijdige waarschuwing in het leven roepen, alsmede mechanismen om te kunnen ingrijpen bij grensoverschrijdende luchtverontreiniging als gevolg van industriële ongevallen en natuurrampen en de opzettelijke en/of onopzettelijke vernietiging van natuurlijke hulpbronnen;
c.Opleidingsmogelijkheden en de uitwisseling van gegevens, informatie en nationale en/of regionale ervaringen vergemakkelijken;
d.Op regionale, multilaterale en bilaterale basis samenwerken om grensoverschrijdende luchtverontreiniging te onderzoeken; programma's uitwerken en implementeren waarin specifieke acties zijn opgenomen om emissies in deatmosfeer terug te dringen en om de economische, maatschappelijke, milieu- en andere effecten daarvan aan te pakken.
Middelen ter implementatie
Internationale en Regionale Samenwerking
9.29.Met behulp van het bestaande juridische instrumentarium zijn institutionele structuren geschapen die gericht zijn op het bereiken van de doelstellingen van dat instrumentarium, en het is op de eerste plaats in die contexten dat verder relevant werk gedaan dient te worden. Regeringen dienen hun samenwerking voort te zetten en op regionaal en mondiaal niveau uit te breiden, ook binnen het systeem van de Verenigde Naties. In dit verband wordt verwezen naar de aanbevelingen, gedaan in hoofdstuk 38 (Internationale institutionele voorzieningen) van Agenda 21.
Vergroting van capaciteit
9.30.Van de landen wordt verwacht dat zij, in samenwerking met de relevante instellingen van de Verenigde Naties, internationale donoren en niet-gouvernementele organisaties, technische en financiële middelen mobiliseren en technische samenwerking met ontwikkelingslanden bevorderen, teneinde hun capaciteit op technisch, leidinggevend en bestuurlijk gebied en op dat van de planning te versterken, om zodoenduurzame ontwikkeling en de bescherming van de atmosfeer te bevorderen in alle sectoren die hierbij van belang zijn.
Vorming
9.31.Voorlichtingsprogramma's en programma's die het milieubewustzijn vergroten, dienen te worden geïntroduceerd en versterkt op de lokale, nationale en internationale niveaus die zich bezighouden met het stimuleren van duurzame ontwikkeling en bescherming van de atmosfeer, in alle sectoren die daarbij van belang zijn.
Financiering en kostenraming
9.32.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van programmaterrein A de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $640 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze schattingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
9.33.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van het vierledige programma van programmaterrein B de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $20 miljard ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze schattingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
9.34.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van programmaterrein C de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van tussen de $160 miljoen en de $590 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze schattingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
9.35.Het secretariaat van de UNCED heeft een raming van de kosten voor technische ondersteuning en proefprogramma's opgenomen onder 9.32 en 9.33 hierboven.