[Menu] [dDH]

Kosova en Nederland 1998
Toestand in Kosovo erfenis koude oorlog

"De desintegratie van Joegoslavië is begonnen in Kosovo, toen de Albanese meerderheid daar in 1981 eiste dat het autonome gebied Kosovo van Servië losgemaakt werd en de status van republiek kreeg", aldus begint de bekende Belgische slavist van universiteit, pers, radio en TV Raymond Detrez, het hoofdstuk over Kosovo in zijn boek "De Balkan van burenruzie tot burgeroorlog". Een keihard wetenschappelijk bewijs voor het feit dat het uiteenvallen van de Joegoslavische Federatie niet door het Servië van Slobodan Milosevic in 1989 is begonnen toen "de Servische leider de Albanezen van Kosovo hun grondwettelijk gegarandeerde autonomie afpakte", zoals Peter Michielsen in zijn artikel van 17-01-1998 "Kosovo's 'roestige passiviteit' voorbij" beweert. Bij de grote reconstructie van de Joegoslavische Socialistische Federatie en zijn grondwet van 1974 onder leiding van President Tito, kreeg het autonome gebied Kosovo nog meer zelfstandigheid aangeboden dan het voordien al had, evenals de andere delen en staten van deze Federatie trouwens. Maar bij Kosovo ging men duidelijk het verst.

Maar de Albanezen onder leiding van Ibrahim Rugova in dat gebied vonden deze bijna onafhankelijkheid nog niet ver genoeg. Het moest absolute onafhankelijkheid worden. Met deze eis manoeuvreerde Rugova c.s. zich in een vergelijkbare positie als de extremistische Basken binnen Spanje en de extreme Corsicanen binnen Frankrijk. Namelijk van absolute onaanvaardbaarheid. Met dit grote verschil dat hij zijn doel met geweldloze middelen en zij hun doel met alle geweld trachten te verkrijgen. Maar dat wil niet zeggen dat alle Albanezen binnen en buiten Kosovo de methode van Rugova aanvaardden, net zo min als alle leiders en aanhangers van Gandhi en de Congres Partij van India zijn geweldloze methode aanvaarden. Denken wij allen maar aan Nehru.

Iedereen die de geschiedenis van de Balkan kent weet dat de Serviërs de soevereiniteit over het gebied waar hun staatsvorming begon meer dan zeshonderd jaar geleden, en waar hun Koning Lazar op 25 juni 1389 door de Turken op Kosovo Polje (het merelveld) verslagen en gedood werd, nooit zouden opgeven, of hun hele Servische staat zou van de kaart moeten worden geveegd. Deze toestand en mentaliteit is alleen te vergelijken met de toestand van Jeruzalem als de Palestijnen en hun Moslim-bondgenoten blijven eisen dat Jeruzalem uitsluitend Moslim-Palestijns moet worden, en de Israelieten ook tot geen enkel compromis bereid zijn. Hetzelfde geldt min of meer van de Katholieken en Protestanten van Noord-Ierland.

Maar als nationalisten met geweldloze middelen even extreme doelen nastreven en eisen stellen als violente separatistische chauvinisten, dan raken zijn in de klem en leggen naar twee kanten het loodje. In deze positie bevinden Rugova c.s. zich nu tussen de Serviërs van Kosovo en van het Servische moederland, dat alle internationale verdragen aan haar kant heeft enerzijds, en de violente Albanese bewoners van Kosovo anderzijds, met op de achtergrond de Albanezen van Albanië zelf die voor een groot deel een Groot-Albanië nastreven, dus inclusief hun volksgenoten van Servië, Macedonië en Griekenland. Als dat ook nog ondersteund wordt door monarchistisch-revanchistische tendensen en andere interventionistische krachten, dan zijn de rapen gaar. Het doel en de middelen van de non-violente Rugova lijken een lang geleden gepasseerd station. Betere positie dan dat van 1974 kon hij nooit krijgen en kreeg hij ook niet en dat geldt ook voor de andere separatisten en revanchisten van andere deelrepublikeinen en hun steunkrachten van buiten Joegoslavië. Vanaf dat moment zijn de spanningen in Kosovo op gaan lopen en steeds meer gewelddadige botsingen hebben plaatsgevonden.

Tito stierf in 1981 en de spanningen tussen, zowel als binnen de deelstaten van de Joegoslavische Federatie namen nog sterker toe dan toen hij nog leefde. Voornamelijk omdat Tito in de grondwet van 1974 deze staten bijna absolute onafhankelijkheid had toegestaan, ja zelfs eigen nationale milities, in de hoop dat zij zich beter en feller zouden verdedigen bij toestanden a la Hongarije-Suez 1956, Tsjecho-Slowakije 1968. Tito stond toen onder grote druk en kreeg verschrikkelijke verwijten. Maar het middel bleek erger dan de kwaal. De anti-communistische separatisten tussen en binnen de republieken meenden hun kans schoon te zien en namen die met alle geweld en gevolgen, zoals we vanaf 1991 hebben meegemaakt.

Deze kansen werden vooral gegrepen en verdedigd vanaf het moment dat de spanningen binnen Kosovo tot uitbarstingen kwamen en de veranderingen tussen Oost en West onder leiding van de Sovjet Unie van Gorbatsjov na Tsjernobyl (1986) zo ingrijpend werden dat separatisten op de Balkan, het Balticum en de Kaukasus tot actie meenden te kunnen overgaan.

Dat werd nog erger en duidelijker toen in 1989 door Otto van Habsburg, Volker Ruhe, de Secretaris-Generaal van de CDU van Kohl, Mock, de Minister van Buitenlandse Zaken van Oostenrijk en Horn, van Hongarije, het IJzeren Gordijn tussen Hongarije en Oostenrijk letterlijk werd stuk geknipt en opzij geschoven en duizenden aspirant emigranten die in de Oostbloklanden als Joegoslavië en Hongarije op vakantie waren, niet langer door het IJzeren Gordijn werden tegengehouden.

Zij stroomden naar het Westen als het water bij een dijkdoorbraak, en dat had Gorbatsjov alleen nog maar met de militaire middelen van 1956 en 1968 kunnen stoppen. Maar dat had in de situatie van 1989, na de grote bewapeningsrace van de periode Reagan, praktisch zeker de Derde Wereldoorlog betekend en dat wilde en kon Gorbatsjov niet aan. Hij wist dat dat het einde van Oost en West en van de gehele mensheid zou betekenen.

Armenië, Littouwen, Kroatië en Slovenië, en alle andere chanteurs grepen hun kansen aangemoedigd en gesteund door het Vaticaan van de Poolse Paus Johannes Paulus II, het Duitsland van Kohl en alle Oost-Europese revanchisten die hun feodalistische en clericalistische posities na de Eerste en Tweede Wereldoorlog waren kwijt geraakt. Ook Jeltsin en alle anderen die hem binnen en buiten Rusland steunden sedert zijn conflict met Gorbatsjov over doel, middelen en tempo van de perestroijka en glasnost, grepen hun kans om Gorbatsjov onderuit te halen en te vernederen. Zo kwam in 1991 het einde van de Joegoslavische en Russische Federaties.

Dit te meer omdat het Irak van Saddam Hoessein meende een oude rekening met Koeweit te kunnen vereffenen, en terzake verslagen was door Amerika en zijn bondgenoten. Toen was eerst recht het hek van de dam, of de gaten in de dijk. De grootmachten hadden immers hun handen vol met de gaten in het gordijn en de val van de muur en de gevolgen daarvan diplomatiek, militair, economisch. De consequenties van het rampjaar 1989 werden toen pas duidelijk en zijn nog steeds niet uitgewerkt. Daar de "Roll Back"-strategie van John Foster Dulles en Adenauer door krachten in Amerika, Duitsland, Polen, het Vaticaan, de Baltische landen, de Oekraïne, de Kaukasus, Turkije en de Turkse cultuurlanden tegen de buik van Rusland, nog steeds wordt voortgezet via de NATO, WEU enz., zijn nieuwe uitbarstingen bijna niet te vermijden.

Zeker niet tussen Albanië en Servië, met alle mogelijke gevolgen vandien in Bosnië, en verder tussen Albanië en Macedonië, Griekenland en Turkije.

Het primaat van de UNO zal moeten worden hersteld en er zal een permanent beraad moeten plaats vinden tussen alle krachten binnen alle landen, kerken, spirituele organisaties, humanitaire organisaties, NGO, enz., enz., om nog grotere catastrofes af te wenden dan die wij de laatste tien jaar en eigenlijk onze gehele twintigste eeuw hebben meegemaakt.

[Johan W.E.Riemers, Oud-directeur van het Verkeersbureau van Joegoslavië en Jugoslavenski Dom; januari 1998]


[Menu] [dDH]