menu
spacer
 
| de duurzaamsite / nieuws 2007 |
 
 
 
20% minder CO2 in 2020
Klimaatbesluiten EU-top 7-8 maart

 
Relevante passages uit 'Conclusies van het voorzitterschap' van de bijeenkomst van de Europese Raad, 7 en 8 maart in Brussel.
 
Brussel, 9 maart 2007.
 
III. Een geïntegreerd klimaat- en energiebeleid
 
27. De klimaatverandering is een uitdaging die metterdaad en met spoed moet worden aangegaan. Recente studies over dit onderwerp hebben bijgedragen tot een groter bewustzijn en een betere kennis van de gevolgen ervan op de lange termijn, onder meer voor de wereldwijde economische ontwikkeling, en uit deze studies is duidelijk naar voren gekomen dat onverwijld doortastend moet worden opgetreden. De Europese Raad wijst erop hoezeer het van belang is dat de strategische doelstelling inzake het beperken van de gemiddelde temperatuursstijging wereldwijd tot maximaal twee graden Celsius in vergelijking met het pre-industriële niveau wordt gehaald.
 
28. Aangezien energieproductie en -verbruik de voornaamste bronnen van broeikasgassen zijn, is een geïntegreerde aanpak van het klimaat- en het energiebeleid nodig om deze doelstelling te verwezenlijken. Bij die integratie moeten het energiebeleid en het klimaatbeleid elkaar ondersteunen. Dit principe indachtig en in een geest van solidariteit tussen de lidstaten moeten met het energiebeleid voor Europa (EBE) de volgende drie doelstellingen worden nagestreefd, waarbij de keuze van de lidstaten voor een energiemix en hun soevereiniteit inzake bronnen van primaire energie ten volle geëerbiedigd moeten worden:
  • meer continuïteit van de energiebevoorrading;
  • het waarborgen van het concurrentievermogen van de Europese economieën en van de beschikbaarheid van betaalbare energie;
  • het bevorderen van milieuduurzaamheid en het bestrijden van klimaatverandering. Klimaatbescherming
29. De Europese Raad wijst nadrukkelijk op de leidende rol van de EU in de internationale klimaatbescherming. Hij benadrukt dat een internationaal collectief optreden van cruciaal belang is voor een effectieve, efficiënte en billijke respons van voldoende omvang om de uitdagingen van de klimaatverandering aan te pakken. Daartoe moet tijdens de internationale klimaatconferentie van de VN, die eind 2007 begint en tegen 2009 afgerond moet zijn, een aanvang worden gemaakt met onderhandelingen over een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, die moet voortbouwen op de architectuur van het protocol van Kyoto en dat protocol moet verruimen, en tegelijk moet zorgen voor een billijk en soepel kader voor de breedst mogelijke participatie. In dat verband onderschrijft de Europese Raad de elementen die op 20 februari 2007 door de Raad (Milieu) zijn aangemerkt als essentiële onderdelen van een efficiënt en passend kader voor de periode na 2012, waaronder het verder ontwikkelen van een gedeelde visie om het einddoel van het VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering te bereiken, het robuuster maken en uitbreiden van de mondiale koolstofmarkten, de ontwikkeling, inzet en overdracht van de nodige technologie voor emissieverlaging, de nodige aanpassingsmaatregelen om de gevolgen van de klimaatverandering aan te pakken, en maatregelen tegen ontbossing en tegen emissies van de internationale luchtvaart en het zeevervoer. Alle landen moeten worden verzocht om een bijdrage aan de inspanningen in het kader van dit raamverdrag, al naar gelang van hun verschillende verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten.
 
30. De Europese Raad herhaalt dat absolute emissiereductieverplichtingen de ruggengraat vormen van een wereldwijde koolstofmarkt. De ontwikkelde landen moeten het voortouw blijven nemen door zich te verbinden tot een collectieve vermindering van hun broeikasgasemissies tegen 2020, in de orde van grootte van 30% ten opzichte van 1990. Zij moeten dat ook doen om tegen 2050 hun emissies collectief te verminderen met 60 à 80% ten opzichte van 1990. 31. In dat verband hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan een reductie van de broeikasgasemissies, tegen 2020, met 30% ten opzichte van 1990 als streefcijfer voor de EU, dat haar bijdrage zal vormen tot een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012, op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich tot vergelijkbare emissiereducties verbinden en dat economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en capaciteiten. Hij verzoekt deze landen voorstellen te doen betreffende hun respectieve bijdragen aan de overeenkomst voor de periode na 2012.
 
32. De Europese Raad beklemtoont dat de EU zich ertoe verbindt Europa om te vormen tot een zeer energie-efficiënte economie met een lage uitstoot van broeikasgassen en beslist dat de EU, in afwachting van de sluiting van een wereldwijde en brede overeenkomst voor de periode na 2012 en zonder vooruit te lopen op haar positie in internationale onderhandelingen, vastbesloten en onafhankelijk de verbintenis aangaat om de broeikasgasemissies tegen 2020 met ten minste 20% te verminderen ten opzichte van 1990.
 
33. De Europese Raad beslist dat met betrekking tot de bijdragen van de lidstaten een gedifferentieerde aanpak nodig is die gebaseerd is op billijkheid en transparantie en rekening houdt met nationale omstandigheden en de relevante referentiejaren voor de eerste verbintenisperiode uit hoofde van het Protocol van Kyoto. Hij erkent dat de toepassing van deze streefcijfers gebaseerd zal zijn op communautair beleid en een overeengekomen interne lastenverdeling en verzoekt de Commissie om, als basis voor verdere grondige besprekingen, in nauwe samenwerking met de lidstaten onmiddellijk te beginnen aan een technische analyse van de criteria, waarbij ook rekening wordt gehouden met sociaal-economische parameters en andere relevante en vergelijkbare parameters. De Europese Raad beklemtoont dat, gezien het grote belang van de energie-intensieve sector, kosteneffectieve maatregelen moeten worden genomen om het concurrentievermogen en het milieueffect van deze Europese industrieën te verbeteren.
 
34. De Europese Raad wijst op het toenemende aandeel van de ontwikkelingslanden in broeikasgasemissies en op de noodzaak voor deze landen om de toename van deze emissies tegen te gaan door de emissie-intensiteit van hun economische ontwikkeling te beperken overeenkomstig het algemene beginsel van gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheden en respectieve capaciteiten. De Europese Raad is bereid tot verdere en intensievere ondersteuning van ontwikkelingslanden om deze minder kwetsbaar te maken en hun aanpassing aan de klimaatverandering te bevorderen.
 
35. Gezien de centrale rol van de emissiehandel in de langetermijnstrategie van de EU ter vermindering van de broeikasgasuitstoot verzoekt de Europese Raad de Commissie de EUregeling voor het verhandelen van emissierechten tijdig te evalueren met het oog op meer transparantie en een aanscherping en verruiming van de werkingssfeer van de regeling, door bij de herziening van de EU-regeling voor het verhandelen van emissierechten te overwegen om het toepassingsgebied daarvan eventueel uit te breiden tot landgebruik, verandering in het landgebruik, bosbouw en oppervlaktevervoer.
De Europese Raad beklemtoont het belang van een efficiënt, veilig en duurzaam Europees vervoersbeleid. In dat verband is het van belang maatregelen te nemen om de milieuprestaties van het Europees vervoerssysteem te verhogen. De Europese Raad neemt nota van de werkzaamheden die de Commissie verricht betreffende de beoordeling van de externe kosten van het vervoer en de internalisering daarvan.
 
Energiebeleid
 
36. De opwarming van de aarde in combinatie met de noodzaak de continuïteit van de voorziening te waarborgen en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te verbeteren, maken de invoering van een geïntegreerd energiebeleid waarbij initiatieven op Europees en op nationaal niveau met elkaar gecombineerd worden, voor de EU crucialer en dringender dan ooit tevoren. Als mijlpaal in de totstandbrenging van een energiebeleid voor Europa en als springplank voor verdere initiatieven hecht de Europese Raad zijn goedkeuring aan een alomvattend actieplan voor energie voor de periode 2007-2009 (bijlage I), dat gebaseerd is op de mededeling van de Commissie getiteld "Een energiebeleid voor Europa". De Europese Raad wijst erop dat de keuze van de lidstaten voor een bepaalde energiemix effecten kan hebben op de energiesituatie in andere lidstaten, en op het vermogen van de Unie om de drie doelstellingen van het energiebeleid voor Europa te verwezenlijken. Conclusies van het voorzitterschap - Brussel, 8/9 maart 2007
 
37. In het actieplan wordt omschreven hoe de interne gas- en elektriciteitsmarkt van de EU aanmerkelijk efficiënter kan worden gemaakt en voltooid kan worden, en hoe een onderling meer gekoppelde en geïntegreerde energiemarkt tot stand kan worden gebracht. In het plan wordt de benoeming van EU-coördinatoren voor vier prioritaire projecten van Europees belang voorgenomen. Ook de energievoorzieningszekerheid en de respons op mogelijke crisissen komen daarin als cruciale vraagstukken aan bod. Met betrekking tot de energievoorzieningszekerheid wijst de Europese Raad erop dat het belangrijk is ten volle gebruik te maken van de beschikbare instrumenten om de bilaterale samenwerking van de EU met alle leveranciers te verbeteren en te zorgen voor betrouwbare energiestromen in de Unie. Er worden duidelijke richtsnoeren aangereikt voor een doeltreffend Europees internationaal energiebeleid waarin Europa een gemeenschappelijk geluid laat horen. Er worden zeer ambitieuze streefcijfers bepaald inzake energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en het gebruik van biobrandstoffen en er wordt toe opgeroepen een Europees strategisch plan op te stellen voor energietechnologie, inclusief technologie voor het milieuveilig afvangen en opslaan van koolstofdioxide, waarover van gedachten zal worden gewisseld tijdens de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2008.
 
38. De Europese Raad roept alle betrokken partijen op vastbesloten vaart te zetten achter de uitvoering van alle elementen van het actieplan, een en ander in overeenstemming met de daarin opgenomen bepalingen en voorwaarden. Hij verzoekt in het bijzonder de Commissie de in het actieplan gevraagde voorstellen zo spoedig mogelijk in te dienen.
 
Follow-up
 
39. In het licht van het geïntegreerde klimaat- en energiebeleid zal het Energieactieplan op geregelde tijdstippen worden geëvalueerd in het kader van een jaarlijkse toetsing door de Europese Raad van de geboekte vooruitgang en de behaalde resultaten bij de uitvoering van het klimaat- en energiebeleid van de EU. De Commissie wordt verzocht begin 2009 een bijgewerkt strategisch energieoverzicht voor te leggen, dat als basis zal dienen voor het nieuwe Energieactieplan voor de periode vanaf 2010, dat in het voorjaar van 2010 door de Europese Raad moet worden aangenomen.
 
 
terug/back | de duurzaamsite / nieuws 2007 |