HOOFDSTUK 29 VERSTERKING VAN DE ROL VAN WERKNEMERS EN HUN VAKBONDEN
PROGRAMMATERREIN
Uitgangspunten
29.1.Inspanningen om duurzame ontwikkeling te implementeren zullen aanpassingen en mogelijkheden op nationaal en ondernemingsniveau met zich meebrengen, met als belangrijkste betrokkenen de werknemers. Als hun vertegenwoordigers zijn de vakbonden belangrijke medespelers bij de realisatie van duurzame ontwikkeling, gezien hun ervaring met betrekking tot industriële verandering, de extreem hoge voorrang die zij geven aan bescherming van de werkomgeving en de daarmee verbonden natuurlijke omgeving, en hun activiteiten ter bevordering van maatschappelijk verantwoordelijke economische ontwikkeling. Het bestaande netwerk van samenwerking tussen de vakbonden en hun grote ledental bieden belangrijke kanalen langs welke de theorie en praktijken van duurzame ontwikkeling ondersteund kunnen worden. De gevestigde principes van het tripartiete systeem bieden een basis voor uitgebreide samenwerking tussen werknemers en hun vertegenwoordigers, regeringen en werkgevers bij de implementatie van duurzame ontwikkeling.
Doelstellingen
29.2.De algemene doelstelling is bestrijding van armoede en volledige en duurzame werkgelegenheid, hetgeen bijdraagt aan veilige, schone en gezonde omgevingen: de werkomgeving, de gemeenschapsomgeving en de fysieke omgeving. Werknemers dienen volledig te participeren in de implementatie van activiteiten met betrekking tot Agenda 21.
29.3.Voor dit doel worden de volgende doelstellingen voorgesteld, die niet later dan het jaar 2000 bereikt dienen te zijn:
(a)Bevordering van de ratificatie van relevante verdragen van de ILO en van de invoering van wetgeving ter ondersteuning van deze verdragen;
(b)Vorming van bipartiete en tripartiete mechanismen inzake veiligheid, gezondheid en duurzame ontwikkeling;
(c)Verhoging van het aantal collectieve milieu-afspraken gericht op de realisatie van duurzame ontwikkeling;
(d)Vermindering van het aantal beroepsongevallen, -verwondingen en -ziekten, op basis van erkende statistische rapportageprocedures;
(e)Uitbreiding van de vorming, opleiding en bijscholing van werknemers, in het bijzonder op het gebied van gezondheids-, veiligheids- en milieu-aspecten van hun werk.
Activiteiten
(a) Bevordering van de vrijheid van vereniging
29.4.Om werknemers en hun vakbonden een volledige en terzake kundige rol te laten spelen ter ondersteuning van duurzame ontwikkeling, dienen regeringen en werkgevers maatregelen te nemen ter bevordering van de rechten van individuele werknemers met betrekking tot vrijheid van vereniging en de bescherming van het recht om zich te organiseren, zoals neergelegd in ILO-verdragen. Regeringen dienen te overwegen deze verdragen te ratificeren en te implementeren, voor zover ze dat nog niet gedaan hebben.
(b) Versterking van participatie en overleg
29.5.Regeringen en het bedrijfsleven dienen de actieve participatie te bevorderen van werknemers en hun vakbonden in beslissingen inzake ontwerp, implementatie en evaluatie van nationaal en internationaal beleid en programma's inzake milieu en ontwikkeling, met inbegrip van werkgelegenheidsbeleid, bedrijfsstrategieën, werkaanpassingsprogramma's en de overdracht van technologieën.
29.6.Vakbonden, werkgevers en regeringen dienen samen te werken om te garanderen dat het concept van duurzame ontwikkeling rechtvaardig wordt geïmplementeerd.
29.7.Er dienen bipartiete (werkgever/werknemer) of tripartiete (werkgever/werknemer/regering) samenwerkingsmechanismen gecreëerd te worden op werkvloer-, gemeenschaps- en nationaal niveau, met betrekking tot veiligheid, gezondheid en milieu, onder bijzondere verwijzing naar de rechten en status van vrouwen op de werkplek.
29.8.Regeringen en werkgevers dienen te garanderen dat werknemers en hun vertegenwoordigers voorzien worden van alle relevante informatie om een doeltreffende participatie in deze besluitvormingsprocessen mogelijk te maken.
29.9.Vakbonden dienen door te gaan met het bepalen, ontwikkelen en bevorderen van beleid inzake alle aspecten van duurzame ontwikkeling.
29.10.Vakbonden en werkgevers dienen een kader voor een gezamenlijk milieubeleid te scheppen en prioriteiten te stellen om de werkomgeving en de algemene gang van zaken met betrekking tot het milieu in ondernemingen te verbeteren.
29.11.Van de vakbonden wordt verwacht dat zij:
(a)Proberen te garanderen dat werknemers in staat zijn te participeren in milieu-inspecties in de werkruimte, en in milieu-effectrapportages;
(b)Participeren in milieu- en ontwikkelingsactiviteiten binnen de plaatselijke gemeenschap en gezamenlijke actie bevorderen inzake potentiële problemen van gemeenschappelijk belang;
(c)Een actieve rol spelen in activiteiten van duurzame ontwikkeling van internationale en regionale organisaties, in het bijzonder binnen de Verenigde Naties.
(c) Voorzien in adequate scholingsmogelijkheden
29.12.Werknemers en hun vertegenwoordigers dienen toegang te hebben tot adequate scholingsmogelijkheden om hun milieubewustzijn te vergroten, hun veiligheid en gezondheid te garanderen en hun economisch en maatschappelijk welzijn te verbeteren. Dergelijke scholingsmogelijkheden dienen te waarborgen dat de noodzakelijke vaardigheden voorhanden zijn om duurzaam levensonderhoud te bevorderen en de werkomgeving te verbeteren. Vakbonden, werkgevers, regeringen en internationale instanties dienen samen te werken bij het inschatten van de scholingsbehoeften binnen hun respectieve werkingssfeer. Werknemers en hun vertegenwoordigers dienen betrokken te worden bij het ontwerpen en implementeren van scholingsprogramma's voor werknemers onder leiding van werkgevers en regeringen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
29.13.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de in dit hoofdstuk genoemde activiteiten de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $300 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Vergroting van capaciteit
29.14.Bijzondere aandacht dient geschonken te worden aan het versterken van de capaciteit van elk van de tripartiete sociale partners (regeringen, organisaties van werkgevers en van werknemers) om zo een meer intensieve samenwerking met betrekking tot duurzame ontwikkeling te bevorderen.