HOOFDSTUK 26 ERKENNING EN VERSTERKING VAN DE ROL VAN INHEEMSE VOLKEREN EN HUN GEMEENSCHAPPEN
PROGRAMMATERREIN
Uitgangspunten
26.1.Inheemse volkeren en hun gemeenschappen hebben een historische band met hun land en zijn over het algemeen de afstammelingen van de oorspronkelijke bewoners van dat land. In de context van dit hoofdstuk wordt de term "land" zo opgevat dat deze het milieu van de gebieden die deze mensen van oudsher bewonen, omvat. Inheemse volkeren en hun gemeenschappen maken een aanzienlijk deel uit van de wereldbevolking. Zij hebben gedurende vele generaties een holistische, traditioneel-wetenschappelijke kennis van hun land, natuurlijke hulpbronnen en milieu ontwikkeld. Inheemse volkeren en hun gemeenschappen moeten volledig kunen beschikken over mensenrechten en fundamentele vrijheden, zonder belemmering of discriminatie. Hun vermogen om ten volle deel te nemen aan de toepassing van duurzame ontwikkeling op hun grondgebied is vaak beperkt als gevolg van factoren van economische, maatschappelijke en historische aard. Gezien het onderling verband tussen het natuurlijke milieu en zijn duurzame ontwikkeling enerzijds en het culturele, maatschappelijke, economische en fysieke welzijn van inheemse volkeren anderzijds, dient bij nationale en internationale inspanningen voor de implementatie van milieuverantwoorde en duurzame ontwikkeling de rol van de inheemse volkeren en hun gemeenschappen erkend, aangepast, bevorderd en versterkt te worden.
26.2.Enkele van de doelen die inherent zijn aan de doelstellingen en activiteiten van dit programmaterrein zijn reeds vervat in internationale juridische instrumenten als het Verdrag van de ILO inzake inheemse en in stamverband levende volkeren (Nr. 169) en worden momenteel opgenomen in het ontwerp voor een universele verklaring inzake rechten van inheemse volkeren, die door de werkgroep inzake inheemse volkeren van de Verenigde Naties wordt opgesteld. Het Internationale Jaar van de Inheemse Volkeren van de Wereld (1993), dat door de Algemene Vergadering in haar resolutie 45/164 van 18 december 1990 is uitgeroepen, biedt een geschikte gelegenheid om verdere internationale technische en financiële samenwerking op gang te brengen.
Doelstellingen
26.3.In volledige samenwerking met inheemse volkeren en hun gemeenschappen dienen regeringen en, voor zover van toepassing, intergouvernementele organisaties de realisatie na te streven van de volgende doelstellingen:
(a)Het op gang brengen van een proces om inheemse volkeren en hun gemeenschappen meer zeggenschap te geven door middel van onder meer de volgende maatregelen:
(i)Het invoeren of versterken van passende beleidsmaatregelen en/of juridische instrumenten op nationaal niveau;
(ii)De erkenning van het feit dat het grondgebied van inheemse volkeren en hun gemeenschappen beschermd zou moeten worden tegen milieu-onverantwoorde activiteiten of activiteiten die de betrokken inheemse volkeren als maatschappelijk of cultureel onjuist beschouwen;
(iii)De erkenning van hun waarden, overgeleverde kennis en activiteiten op het gebied van het beheer van hulpbronnen, met de bedoeling een milieuverantwoorde en duurzame ontwikkeling te bevorderen;
(iv)De erkenning van het feit dat traditionele en directe afhankelijkheid van duurzame hulpbronnen en ecosystemen, waaronder duurzame oogstmethoden, nog steeds van essentieel belang is voor het culturele, economische en fysieke welzijn van inheemse volkeren en hun gemeenschappen;
(v)Het ontwikkelen en versterken van nationale regelingen voor het oplossen van geschillen met betrekking tot land en het beheer van hulpbronnen;
(vi)Het verlenen van steun aan alternatieve, milieuverantwoorde produktiemiddelen om ervoor te zorgen dat de inheemse volkeren kunnen kiezen uit een reeks van opties voor het verbeteren van de kwaliteit van hun bestaan, opdat zij daadwerkelijk deel hebben aan duurzame ontwikkeling;
(vii)Het versterken van de vergroting van capaciteit voor inheemse gemeenschappen, gebaseerd op de aanpassing en uitwisseling van overgeleverde ervaring, kennis en activiteiten op het gebied van het beheer van hulpbronnen, teneinde hun duurzame ontwikkeling te waarborgen;
(b)Het invoeren, voor zover van toepassing, van regelingen ter versterking van de actieve deelname van inheemse volkeren en hun gemeenschappen aan de formulering op nationaal niveau van beleidslijnen, wetten en programma'sop het gebied van het beheer van hulpbronnen en andere ontwikkelingsprocessen die hen eventueel aangaan, en van hun mogelijkheden voor het indienen van voorstellen voor dergelijke beleidslijnen en programma's;
(c)Het op nationaal en lokaal niveau betrekken van inheemse volkeren en hun gemeenschappen bij het beheer van hulpbronnen en bij natuurbehoudstrategieën en andere relevante programma's ter ondersteuning en heroverweging van strategieën voor duurzame ontwikkeling, bijvoorbeeld die welke in andere programmaterreinen van Agenda 21 worden voorgesteld.
Activiteiten
26.4.Sommige inheemse volkeren en hun gemeenschappen zullen wellicht, op basis van de nationale wetgeving, een grotere mate van zeggenschap verlangen over hun land, het beheer over hun hulpbronnen en inspraak in ontwikkelingsbesluiten die hen aangaan, met inbegrip van, voor zover van toepassing, inspraak bij de instelling van of het beheer over beschermde gebieden. Hieronder volgen enkele van de specifieke maatregelen die regeringen zouden kunnen nemen:
(a)Het overwegen van de ratificatie en toepassing van bestaande internationale verdragen met betrekking tot inheemse volkeren en hun gemeenschappen (voor zover dit nog niet gebeurd is) en het verlenen van steun voor het aannemen van een verklaring inzake de rechten van inheemse volkeren door de Algemene Vergadering;
(b)Het aannemen of versterken van geschikte beleidsmaatregelen en/of juridische instrumenten ter bescherming van de intellectuele en culturele eigendom van inheemse volkeren en het recht om hun traditionele bestuurlijke systemen en gebruiken te handhaven;
26.5.Organisaties van de Verenigde Naties en andere internationale ontwikkelings- en financieringsorganisaties en regeringen dienen, waar mogelijk met actieve participatie van inheemse volkeren en hun gemeenschappen, onder meer de volgende maatregelen te nemen teneinde de waarden, zienswijzen en kennis van deze volkeren, met inbegrip van de unieke bijdrage die geleverd kan worden door inheemse vrouwen, deel te laten uitmaken van het beheer van hulpbronnen en andere beleidsmaatregelen en programma's die hun kunnen aangaan:
(a)Het aanwijzen van een speciaal steunpunt binnen iedere internationale organisatie en het, voor zover van toepassing, organiseren van jaarlijkse coördinatiebijeenkomsten tussen organisaties in overleg met regeringen en organisaties van inheemse volkeren, alsmede het ontwikkelen van een procedurebinnen en tussen operationele instanties om regeringen bij te staan in het waarborgen van het coherent en gecoördineerd opnemen van de zienswijzen van inheemse volkeren in de opzet en implementatie van beleidsmaatregelen en programma's. Bij deze procedure dienen inheemse volkeren en hun gemeenschappen geïnformeerd en geraadpleegd te worden, en dient het hun toegestaan te worden deel te nemen aan het proces van nationale besluitvorming, in het bijzonder met betrekking tot regionale en internationale samenwerkingsinitiatieven. Bovendien dient in deze beleidsmaatregelen en deze programma's ten volle rekening te worden gehouden met strategieën die gebaseerd zijn op plaatselijke initiatieven van inheemse volkeren;
(b)Het verschaffen van technische en financiële bijstand aan programma's voor de vergroting van capaciteit, ter ondersteuning van de duurzame zelfontwikkeling van inheemse volkeren en hun gemeenschappen;
(c)Het versterken van onderzoeks- en educatieve programma's die gericht zijn op:
(i)Het verkrijgen van een beter inzicht in de kennis van inheemse volkeren en in hun ervaringen op het gebied van milieubeheer, en het toepassen hiervan op actuele ontwikkelingsvraagstukken;
(ii)Het vergroten van de doeltreffendheid van inheemse systemen voor het beheer van hulpbronnen, bijvoorbeeld door de aanpassing en verspreiding van geëigende technologische vernieuwingen te bevorderen;
(d)Het ondersteunen van de inspanningen van inheemse volkeren en hun gemeenschappen op het gebied van strategieën voor het beheer van hulpbronnen en voor natuurbehoud (bijvoorbeeld die welke ontwikkeld moeten gaan worden in projecten gefinancierd door de Global Environmental Facility en het Actieplan voor het Tropische Regenwoud en andere programmatereinen van Agenda 21, met inbegrip van programma's om gegevens en andere informatie ter ondersteuning van projecten voor duurzame ontwikkeling te verzamelen, te analyseren en te gebruiken.
26.6.Van regeringen wordt verwacht dat zij, voor zover van toepassing in volledige samenwerking met inheemse volkeren en hun gemeenschappen:
(a)Nationale regelingen ontwikkelen of versterken voor het plegen van overleg met inheemse volkeren en hun gemeenschappen, teneinde te waarborgen dathun behoeften, waarden en traditionele en andere kennis en gebruiken opgenomen worden in nationaal beleid en nationale programma's op het gebied van het beheer van natuurlijke hulpbronnen en natuurbehoud en andere ontwikkelingsprogramma's die hun aangaan;
(b)Op regionaal niveau samenwerken, voor zover van toepassing, bij de aanpak van gemeenschappelijke kwesties met betrekking tot inheemse volkeren, met de bedoeling hun deelname aan duurzame ontwikkeling te erkennen en te versterken.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
26.7.Het secretariaat van de UNCED schat dat voor de implementatie van dit programma de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $3 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Juridische en bestuurlijke structuren
26.8.De regeringen van alle landen dienen, in samenwerking met de betrokken inheemse volkeren, de rechten en plichten van inheemse volkeren en hun gemeenschappen in de wetgeving van hun land op te nemen, met inachtneming van de specifieke situatie van het land. Ontwikkelingslanden zullen wellicht technische bijstand behoeven om deze activiteiten te implementeren.
(c) Vorming
26.9.Internationale ontwikkelingsinstanties dienen financiële en andere middelen toe te wijzen aan voorlichting en opleiding voor inheemse volkeren en hun gemeenschappen, om hun capaciteiten voor duurzame zelfontwikkeling te versterken, en hen in staat te stellen bij te dragen en deel te nemen aan een duurzame en rechtvaardige ontwikkeling op nationaal niveau. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan het versterken van de rol van inheemse vrouwen.