HOOFDSTUK 24 MONDIALE ACTIE VOOR VROUWEN MET BETREKKING TOT DUURZAME EN RECHTVAARDIGE ONTWIKKELING
PROGRAMMATERREIN
Uitgangspunten
24.1.De internationale gemeenschap heeft verscheidene actieplannen en conventies voor de volledige, gelijkwaardige en positieve integratie van vrouwen in alle ontwikkelingsactiviteiten onderschreven, in het bijzonder De toekomstgerichte strategieën van Nairobi ter verbetering van de positie van vrouwen, waarin de nadruk wordt gelegd op de deelname van vrouwen aan nationaal en internationaal ecosysteembeheer en de bestrijding van de aantasting van het milieu. Ook zijn verscheidene andere conventies, waaronder het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (Resolutie 34/180 van de Algemene Vergadering, annex) en conventies van de ILO en de UNESCO, aangenomen om discriminatie op grond van geslacht uit te bannen en om vrouwen de toegang tot land en andere hulpbronnen, onderwijs en veilig en gelijkwaardig werk te verzekeren. Tevens zijn de Universele Verklaring voor overleving, bescherming en ontwikkeling van kinderen van 1990 en het daarbij behorende Actieplan (A/45/625, annex) van belang. Een effectieve implementatie van deze programma's zal afhankelijk zijn van de actieve betrokkenheid van vrouwen bij economische en politieke besluitvorming en zal van cruciaal belang zijn voor de succesvolle uitvoering van Agenda 21.
Doelstellingen
24.2.De volgende doelstellingen worden voorgesteld voor de nationale overheden:
(a)Het implementeren van De toekomstgerichte strategieën van Nairobi ter verbetering van de positie van vrouwen, in het bijzonder met betrekking tot de deelname van vrouwen aan nationaal beheer van ecosysteem en de bestrijding van de aantasting van het milieu;
(b)Het vergroten van het aantal vrouwelijke besluitvormers, planners, technische adviseurs, managers en voorlichters op het gebied van milieu en ontwikkeling;
(c)Het overwegen van maatregelen om niet later dan het jaar 2000 een strategie te ontwikkelen en uit te vaardigen voor veranderingen die nodig zijn om constitutionele, juridische, administratieve, culturele, maatschappelijke, economische en gedragsafhankelijke obstakels voor de volledige deelname van vrouwen aan duurzame ontwikkeling en het openbare leven te slechten;
(d)Het instellen, niet later dan het jaar 1995, van mechanismen op nationaal, regionaal en internationaal niveau om de implementatie van ontwikkelings- en milieubeleid en -programma's en de invloed daarvan op vrouwen te evalueren en te waarborgen dat zij hun bijdrage kunnen leveren en voordeel van deze mechanismen hebben;
(e)Het evalueren, heroverwegen, aanpassen en implementeren, voor zover van toepassing, van onderwijsprogramma's en educatief materiaal met als doel de verspreiding van geslachtsrelevante kennis onder zowel mannen als vrouwen, en de waardering van de rol van vrouwen te bevorderen door middel van formeel en informeel onderwijs, alsook door middel van opleidingen, in samenwerking met non-gouvernementele organisaties;
(f)Het formuleren en implementeren van een duidelijk overheidsbeleid en van nationale richtlijnen, strategieën en plannen om gelijkheid tot stand te brengen in alle facetten van de samenleving, met inbegrip van alfabetiseringscampagnes ten behoeve van vrouwen en de voorlichting, opleiding, voeding en gezondheid van vrouwen, alsmede hun deelname aan essentiële processen op het gebied van besluitvorming en milieubeheer, in het bijzonder waar dit verband houdt met hun toegang tot hulpbronnen, te bereiken door een verbeterde toegang tot alle vormen van krediet, in het bijzonder in de informele sector, waarbij maatregelen genomen worden ter verzekering van de toegang van vrouwen tot zowel eigendomsrechten als de grondstoffen en werktuigen voor de landbouw;
(g)Het implementeren, met een hoge mate van urgentie en in overeenstemming met de voor ieder land specifieke voorwaarden, van maatregelen om te waarborgen dat vrouwen en mannen gelijke rechten hebben om vrij en op verantwoorde wijze het aantal kinderen en de tijdspannes tussen geboorten te bepalen, en toegang verkrijgen tot informatie, educatie en geschikte middelen om hen in staat te stellen dit recht uit te oefenen in overeenstemming met de beginselen van vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden;
(h)Het overwegen van het aannemen, aanscherpen en handhaven van wetgeving die geweld tegen vrouwen verbiedt en het nemen van alle noodzakelijkebestuurlijke, maatschappelijke en educatieve maatregelen om geweld tegen vrouwen in al zijn vormen uit te bannen.
Activiteiten
24.3.Van de regeringen wordt verwacht dat zij actieve stappen ondernemen om het volgende te implementeren:
(a)Maatregelen om het beleid te heroverwegen en om plannen op te stellen ter vergroting van het aantal vrouwen dat als besluitvormers, planners, managers, wetenschappers en technische adviseurs betrokken is bij het ontwerp, de ontwikkeling en de implementatie van beleidslijnen en programma's voor duurzame ontwikkeling;
(b)Maatregelen om specifieke instellingen en non-gouvernementele organisaties van vrouwen en vrouwengroepen te versterken en meer invloed te geven inzake de vergroting van capaciteit ten behoeve van duurzame ontwikkeling;
(c)Maatregelen om het analfabetisme onder vrouwen te bestrijden en het aantal vrouwen en meisjes dat zich inschrijft bij een onderwijsinstelling uit te breiden, teneinde het doel van universele toegang tot lager en middelbaar onderwijs voor meisjes te bevorderen en om de onderwijs- en opleidingskansen voor vrouwen en meisjes in wetenschap en technologie, in het bijzonder op het niveau van hoger onderwijs, te vergroten;
(d)Programma's om de verlichting van de zware werklast van vrouwen en meisjes binnens- en buitenshuis te bevorderen door het oprichten van meer en betaalbare kinderdagverblijven en kleuterscholen door regeringen, plaatselijke overheden, werkgevers en andere relevante organisaties en door het delen van huishoudelijke taken door man en vrouw op basis van gelijkheid, alsmede programma's ter bevordering van de beschikbaarheid van milieuverantwoorde technologieën die in overleg met vrouwen ontworpen, ontwikkeld en verbeterd zijn, van gemakkelijk verkrijgbaar schoon water, van een efficiënte brandstoftoevoer en van adequate sanitaire voorzieningen;
(e)Programma's voor het instellen en versterken van preventieve en curatieve gezondheidszorg, met inbegrip van op vrouwen gerichte en door vrouwen geleide, veilige en effectieve zwangerschapszorg en betaalbare, toegankelijke en verantwoorde gezinsplanning, in overeenstemming met de beginselen van vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden. In de programma's dient de nadruk te liggen op het onderhouden van een veelomvattende gezondheidszorg,daarbij inbegrepen prenatale zorg, voorlichting en informatie betreffende gezondheid en verantwoord ouderschap, en dient aan alle vrouwen de gelegenheid te worden gegeven om minstens gedurende de eerste vier maanden na de bevalling volledige borstvoeding te geven. De programma's dienen de produktieve en reproduktieve rol van vrouwen, alsmede hun welzijn, volledig te ondersteunen en bijzondere aandacht te schenken aan de behoefte aan gelijke en verbeterde gezondheidszorg voor alle kinderen, alsook de kans op ziekte en sterfte onder moeders en kinderen te verkleinen;
(f)Programma's om gelijke arbeidskansen en rechtvaardige beloning voor vrouwen in de formele en informele sector te ondersteunen en te versterken met adequate economische, politieke en maatschappelijke ondersteunende systemen en diensten, waaronder systemen voor kinderverzorging, in het bijzonder dagopvangfaciliteiten en en zwangerschaps- en verzorgingsverlof voor de ouders, alsmede gelijke toegang tot krediet en tot land en andere natuurlijke hulpbronnen;
(g)Programma's om op het platteland banksystemen te creëren met de bedoeling om de toegang voor plattelandsvrouwen tot krediet en tot grondstoffen en werktuigen voor de landbouw te vergemakkelijken en te vergroten;
(h)Programma's om het maatschappelijk bewustzijn van de consument en de actieve deelname van vrouwen te stimuleren, waarbij de nadruk wordt gelegd op hun cruciale rol bij het doorvoeren van veranderingen die nodig zijn om niet duurzame consumptie- en produktiepatronen terug te dringen of uit te bannen, in het bijzonder in geïndustrialiseerde landen, teneinde investering in milieuverantwoorde produktie-activiteiten aan te moedigen en tot milieu- en maatschappijvriendelijke industriële ontwikkeling aan te sporen;
(i)Programma's om hardnekkige negatieve beelden en stereotypen van en houdingen en vooroordelen jegens vrouwen te bestrijden door middel van veranderingen in socialisatiepatronen, de media, reclame en formeel en informeel onderwijs;
(j)Maatregelen om de op deze gebieden geboekte vooruitgang te beoordelen, daarbij inbegrepen de voorbereiding van een evaluatierapport met aanbevelingen die aan de wereldvrouwenconferentie in 1995 voorgelegd zullen worden.
24.4.Regeringen wordt dringend verzocht alle relevante verdragen met betrekking tot vrouwen te ratificeren, als zij dit niet reeds gedaan hebben. Van de regeringen die verdragen geratificeerd hebben wordt verwacht dat zij juridische, constitutionele en administratieve procedures doorvoerenen instellen om de overeengekomen rechten om te zetten in binnenlandse wetgeving, en maatregelen nemen om deze procedures te implementeren, teneinde de wettelijke mogelijkheden voor vrouwen met betrekking tot volledige en gelijke deelname aan discussies en beslissingen met betrekking tot duurzame ontwikkeling te versterken.
24.5.Staten die partij zijn bij het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen dienen niet later dan het jaar 2000 amendementen bij het verdrag te heroverwegen en voor te stellen, met als doel die elementen van het verdrag die betrekking hebben op milieu en ontwikkeling te versterken door speciale aandacht te schenken aan het verlenen van toegang tot en rechten op natuurlijke hulpbronnen, technologie, creatieve financieringsfaciliteiten en goedkope huisvesting, en de bestrijding van verontreiniging en gifstoffen in de leef- en werkomgeving. De staten-partijen dienen tevens de reikwijdte van het Verdrag met betrekking tot milieu- en ontwikkelingskwesties duidelijk aan te geven en de Commissie inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie jegens vrouwen te verzoeken richtlijnen uit te werken betreffende de wijze van verslaglegging over dergelijke kwesties, zoals geëist op grond van bepaalde artikelen van het Verdrag.
(a) Terreinen waarop dringend actie nodig is
24.6.Landen dienen op korte termijn maatregelen te nemen ter bestrijding van de aanhoudende snelle achteruitgang van milieu en economie in ontwikkelingslanden, die doorgaans een negatieve invloed heeft op het leven van vrouwen en kinderen in landelijke gebieden die te kampen hebben met droogte, woestijnvorming en ontbossing, gewapende conflicten, natuurrampen, giftig afval en de gevolgen van gebruik van ongeschikte chemische middelen in de landbouw.
24.7.Voor het realiseren van deze doelstellingen is het nodig dat vrouwen volledig worden betrokken bij de besluitvorming over en de implementatie van activiteiten op het gebied van duurzame ontwikkeling.
(b) Onderzoek, verzameling van gegevens en verspreiding van informatie
24.8.Van de landen wordt verwacht dat zij seksespecifieke gegevensbestanden, informatiesystemen en actiegericht groepsonderzoek en beleidsanalyses ontwikkelen met de medewerking van academische instellingen en plaatselijke vrouwelijke onderzoekers, met betrekking tot de volgende aspecten:
(a)Kennis en ervaring van vrouwen inzake het beheer en de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen die kan worden opgenomen in gegevensbestanden en informatiesystemen voor duurzame ontwikkeling;
(b)De invloed van structurele reorganisatieprogramma's op vrouwen. Bij onderzoek naar structurele reorganisatieprogramma's dient bijzondere aandacht geschonken te worden aan de specifieke invloed op vrouwen, met name wat betreft bezuinigingen op het gebied van maatschappelijke dienstverlening, onderwijs en gezondheidszorg en het afschaffen van subsidies op voedsel en brandstof;
(c)De invloed op vrouwen van de aantasting van het milieu, in het bijzonder verdroging, woestijnvorming, giftige stoffen en gewapende conflicten;
(d)Analyse van de structurele verwevenheid van de relaties tussen de seksen met problemen van milieu en ontwikkeling;
(e)Het opnemen van de waarde van onbetaald werk, met inbegrip van werk dat momenteel als "huishoudelijk" bekend staat, in de nationale rekeningen, teneinde de werkelijke waarde van de bijdrage van vrouwen aan de economie beter weer te geven. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de herziene richtlijnen voor het United Nations System of National Accounts, die in 1993 zullen verschijnen;
(f)Maatregelen ter ontwikkeling en invoering van analyses van milieukundige, sociale en sekse-specifieke invloeden als essentiële stap in de ontwikkeling van en de controle op programma's en beleidsmaatregelen;
(g)Programma's om op het platteland en in de steden, in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden, opleidings-, onderzoeks- en ondersteuningscentra te creëren die kunnen dienen om milieuverantwoorde technologieën onder vrouwen te verbreiden.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
24.9.De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties dient een onderzoek in te stellen naar de geschiktheid van alle instellingen van de Verenigde Naties, met inbegrip van die welke speciale aandacht besteden aan de rol van vrouwen, voor het realiseren van ontwikkelings- en milieudoelstellingen, en aanbevelingen te doen voor de versterking van hun capaciteiten. Tot de instellingen die wat dit betreft speciale aandacht behoeven, behoren de Afdeling voor de Vooruitgang van Vrouwen (Centre for Social Development and Humanitarian Affairs, Bureau van de Verenigde Naties te Wenen), het United Nations Development Fund for Women (UNIFEM), het Internationaal Onderzoeks- en Opleidingsinstituut voor de Vooruitgang van Vrouwen (INSTRAW) en de vrouwenprogramma's van de regionale commissies. In dit onderzoek dient bekeken te worden hoe de milieu- en ontwikkelingsprogramma's van alle instellingen binnen het systeem van de Verenigde Naties versterkt zouden kunnen worden ter implementatievan Agenda 21, en hoe de rol van vrouwen kan worden opgenomen in de programma's en beslissingen die verband houden met duurzame ontwikkeling.
24.10.Iedere instelling binnen het systeem van de Verenigde Naties dient het aantal vrouwen dat werkzaam is op het hoogste beleidsniveau en in besluitvormingsposities te heroverwegen, en voor zover van toepassing, programma's aan te nemen om dat aantal te verhogen in overeenstemming met resolutie 1991/17 van de Economische en Sociale Raad inzake de verbetering van de positie van vrouwen in het Secretariaat.
24.11.UNIFEM dient regelmatig besprekingen met donoren te houden, in samenwerking met UNICEF, met als doel het versterken van die operationele programma's en projecten inzake duurzame ontwikkeling die de deelname van vrouwen, in het bijzonder vrouwen met een laag inkomen, aan duurzame ontwikkeling en besluitvorming bevorderen. Het UNDP dient in elk van zijn permanente vertegenwoordigingen een vrouwensteunpunt voor ontwikkeling en milieu op te richten, teneinde informatie te verschaffen en uitwisseling van ervaring en informatie op deze gebieden te bevorderen. De instellingen van de Verenigde Naties, alsmede de regeringen en non-gouvernementele organisaties die betrokken zijn bij de follow-up van de Conferentie en de implementatie van Agenda 21 dienen te waarborgen dat seksespecifieke aspecten volledig geïntegreerd worden in alle beleidsmaatregelen, programma's en activiteiten.
Middelen ter implementatie
Financiering en kostenraming
24.12.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van dit programma de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $40 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.