HOOFDSTUK 22 VEILIG EN MILIEUVERANTWOORD BEHEER VAN RADIOACTIEF AFVAL
PROGRAMMATERREIN
Het bevorderen van een veilig en milieuverantwoord beheer van radioactieve afvalstoffen
Uitgangspunten
22.1.Radioactieve afvalstoffen ontstaan bij de splijtstofcyclus alsook bij nucleaire toepassingen (het gebruik van radionucliden in de geneeskunde, bij onderzoek en in de industrie). Het stralings- en veiligheidsrisico van radioactieve afvalstoffen varieert van zeer laag bij afvalstoffen met kortstondige en geringe radioactiviteit tot zeer hoog bij afvalstoffen met intensieve radioactiviteit. Jaarlijks wordt er over de hele wereld bij de produktie van kernenergie ongeveer 200.000 m³ licht en matig actief afval en 10.000 m³ hoog-radioactief afval (alsmede verbruikte splijtstof bestemd voor eindverwerking) geproduceerd. Deze hoeveelheden nemen toe naarmate er meer kerncentrales in bedrijf worden genomen, kernfaciliteiten ontmanteld worden en het gebruik van radionucliden toeneemt. Het hoog-radioactieve afval omvat ongeveer 99 procent van de radionucliden en vormt derhalve het grootste stralingsrisico. De hoeveelheden afval van nucleaire toepassingen zijn over het algemeen veel kleiner, meestal enige tientallen kubieke meters of minder per jaar per land. De concentratie van radioactiviteit, vooral bij gesloten stralingsbronnen, kan echter hoog zijn, hetgeen zeer strikte maatregelen ter bescherming tegen straling rechtvaardigt. De toename in de hoeveelheden afval moet nauwlettend in het oog worden gehouden.
22.2.Een veilig en milieuverantwoord beheer van radioactieve afvalstoffen, met inbegrip van minimalisering van de produktie ervan en van het vervoer en de verwerking ervan, is in het licht van de eigenschappen van deze stoffen van groot belang. In de meeste landen met een aanzienlijk kernenergieprogramma zijn technische en bestuurlijke maatregelen genomen om een systeem voor afvalbeheer te implementeren. In veel andere landen die pas bezig zijn met het voorbereiden van een nationaal kernenergieprogramma of die alleen nucleaire toepassingen kennen, moeten dergelijke systemen nog opgezet worden.
Doelstelling
22.3.De doelstelling van dit programmaterrein is om ervoor te zorgen dat radioactieve afvalstoffen veilig worden beheerd, vervoerd, opgeslagen en verwijderd, teneinde de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen, binnen het bredere kader van een interactieve en samenhangende benadering voor de veiligheid en het beheer van radioactief afval.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
22.4.Van de landen wordt verwacht dat zij, voorzover van toepassing, in samenwerking met betrokken internationale organisaties:
(a)Beleidsplannen en praktische maatregelen stimuleren om, voorzover van toepassing, het ontstaan van radioactieve afvalstoffen te minimaliseren en hiervoor limieten vast te stellen en te zorgen voor veilige be-/verwerking, behandeling, vervoer en verwijdering;
(b)Inspanningen binnen het IAEA (International Atomic Energy Agency) ondersteunen om ten aanzien van radioactief afval veiligheidsnormen of -richtlijnen en gedragscodes te ontwikkelen en te verspreiden, internationaal aanvaarde basis voor het veilig en milieuverantwoord beheren en verwijderen van radioactieve afvalstoffen;
c)In alle landen, en in het bijzonder in ontwikkelingslanden, veilige methoden van opslag, vervoer en verwijdering bevorderen van radioactieve afvalstoffen, alsook van afgewerkte stralingsbronnen en afgewerkte splijtstof uit kernreactoren bestemd voor eindverwerking, door de overdracht van relevante technologieën aan die landen te bevorderen en/of het na gebruik terugvoeren naar de leverancier van de stralingsbronnen, conform de desbetreffende internationale voorschriften of richtlijnen;
(d)Een goede planning, met inbegrip van milieu-effectrapportages, voorzover van toepassing, van veilig en milieuverantwoord beheer van radioactieve afvalstoffen, waaronder ook noodprocedures, opslag, vervoer en verwijdering, voor en na de activiteiten waarbij dergelijk afval ontstaat.
(b) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
22.5.Van de landen wordt verwacht dat zij, voorzover van toepassing in samenwerking met betrokken internationale organisaties:
(a)Hun inspanningen vergroten om de Code of Practice on the Transboundary Movements of Radioactive Waste te implementeren en om, onder de hoede van het IAEA en in samenwerking met betrokken internationale organisaties voor de diverse vormen van transport, de problemen van dergelijk vervoer actief in het oog te houden, met inbegrip van de wenselijkheid van het creëren van een wettelijk bindend instrument;
(b)Er bij de partijen bij het Verdrag van Londen inzake de Voorkoming van Verontreiniging van de Zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen op aan te dringen de voltooiing te versnellen van studies naar het vervangen van de huidige vrijwillige opschorting van de lozing van laag-radioactieve afvalstoffen in zee door een verbod, daarbij uitgaande van de voorzorgsbenadering, om zodoende te waarborgen dat er tijdig en op grond van goede informatie een beslissing genomen kan worden;
(c)De opslag of lozing van laag-, middelhoog- en hoog-radioactief afval nabij het mariene milieu niet bevorderen of toestaan, tenzij de landen bepalen dat uit wetenschappelijk onderzoek, in overeenstemming met de van toepassing zijnde internationaal afgesproken principes en richtlijnen, blijkt dat de opslag of lozing geen onaanvaardbaar risico vormt voor de mens en het mariene milieu, noch ander rechtmatig gebruik van de zee hindert, waarbij, tijdens de afweging, de voorzorgsbenadering wordt toegepast;
(d)Radioactieve afvalstoffen niet uitvoeren naar landen die, individueel of via internationale overeenkomsten, de invoer van dergelijke afvalstoffen verbieden, zoals de ondertekenende partijen van het Verdrag van Bamako inzake het invoerverbod in Afrika en de controle op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen binnen Afrika, de Vierde Vedrag van Lomé en andere overeenkomsten die voorzien in een dergelijk verbod;
(e)Overeenkomstig het internationaal recht en voorzover op hen van toepassing de beslissingen respecteren die genomen zijn door ondertekenaars van andere regionale overeenkomsten inzake andere aspecten van veilig en milieuverantwoord beheer van radioactieve afvalstoffen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
22.6.De kosten op nationaal niveau van het behandelen en verwijderen van radioactieve afvalstoffen zijn aanzienlijk en variëren naar gelang de voor de verwijdering gebruikte technieken.
22.7.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $8 miljoen ter beschikking zou moeten stellen. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technische middelen
22.8.Van de landen wordt verwacht dat zij, voorzover van toepassing in samenwerking met internationale organisaties:
(a)Onderzoek naar en ontwikkeling van methoden voor veilig en milieuverantwoord beheer, behandeling, be-/verwerking en verwijdering, met inbegrip van de opslag van hoog-radioactief afval in diepe bodemlagen, bevorderen;
(b)Onderzoek doen en beoordelingsprogramma's uitvoeren met betrekking tot het evalueren van de gezondheids- en milieu-effecten van de verwijdering van radioactief afval.
(c) Vergroting van capaciteit, met inbegrip van vorming
22.9.Van de landen wordt verwacht dat zij, voorzover van toepassing in samenwerking met betrokken internationale organisaties, bijstand verlenen aan ontwikkelingslanden bij het opzetten of verbeteren van infrastructuren voor het beheer van radioactief afval, met inbegrip van wetgeving, organisaties, geschoold personeel en faciliteiten voor het vervoeren, verwerken, opslaan en verwijderen van afvalstoffen die bij nucleaire toepassingen ontstaan.