HOOFDSTUK 19 MILIEUVERANTWOORD BEHEER VAN GEVAARLIJKE STOFFEN MET INBEGRIP VAN DE VOORKOMING VAN INTERNATIONALE HANDEL IN TOXISCHE EN GEVAARLIJKE PRODUKTEN
INLEIDING
19.1.Het omvangrijke gebruik van gevaarlijke stoffen is van groot belang voor de verwezenlijking van de maatschappelijke en economische doelen van de wereldgemeenschap, en de beste werkwijzen van dit moment laten zien dat ze op grote schaal en op een betaalbare en zeer veilige wijze kunnen worden gebruikt. Er dient echter nog heel wat te gebeuren om gevaarlijke stoffen op milieuverantwoorde wijze te beheren, uitgaande van de beginselen van duurzame ontwikkeling en een betere kwaliteit van het leven voor de mensheid. Twee van de grootste problemen, vooral in ontwikkelingslanden, zijn: (a) onvoldoende wetenschappelijke informatie voor het evalueren van de gevaren die aan het gebruik van veel chemische stoffen kleven, en (b) gebrek aan middelen voor het evalueren van chemische stoffen waarvoor wel gegevens beschikbaar zijn.
19.2.In sommige van de grootste industriegebieden ter wereld treedt nog steeds grootschalige chemische verontreiniging op, met ernstige schade voor de volksgezondheid, genen en de voortplanting, en het milieu. Voor sanering zullen grote investeringen en de ontwikkeling van nieuwe technieken vereist zijn. Pas de laatste tijd krijgt men inzicht in de lange-termijneffecten van verontreiniging, die zelfs de fundamentele chemische en fysische processen van de atmosfeer en het klimaat van de aarde aantasten, en ook pas sinds kort wordt het belang van die effecten erkend.
19.3.Een aanzienlijk aantal internationale instanties is bij chemische veiligheid betrokken. In veel landen worden werkprogramma's voor de bevordering van chemische veiligheid uitgevoerd. Dergelijke activiteiten hebben internationale implicaties, aangezien risico's ten gevolge van blootstelling aan gevaarlijke stoffen niet ophouden bij de landsgrenzen. Er is echter een aanmerkelijke uitbreiding van zowel nationale als internationale inspanningen vereist om tot milieuverantwoord beheer van chemische stoffen te komen.
19.4.Er worden zes programmaterreinen voorgesteld:
(a)Uitbreiding en versnelling van de internationale beoordeling van risico's ten gevolge van blootstelling aan gevaarlijke stoffen;
(b)Harmonisatie van de classificatie en etikettering van stoffen;
(c)Uitwisseling van informatie over gevaarlijke stoffen en risico's ten gevolge van blootstelling aan gevaarlijke stoffen;
(d)Invoering van programma's voor het verminderen van risico's;
(e)Uitbreiding van nationale capaciteiten en mogelijkheden voor het beheren van chemische stoffen;
(f)Voorkoming van internationale illegale handel in gevaarlijke produkten.
Bovendien wordt in de korte afsluitende subsectie G de verbetering van de samenwerking inzake verscheidene programmaterreinen behandeld.
19.5.De geslaagde implementatie van de zes programmaterreinen is afhankelijk van intensieve internationale inspanningen en de verbeterde coördinatie van de huidige internationale activiteiten, alsook van het zoeken en toepassen van technische, wetenschappelijke, financiële en onderwijsmiddelen, vooral voor ontwikkelingslanden. In variërende mate omvatten de programmaterreinen beoordeling voor mogelijk gevaar (uitgaande van de intrinsieke eigenschappen van chemische stoffen), risicoschatting (waaronder ook evaluatie van blootstellingsrisico's), risico-aanvaardbaarheid en risicobeheer.
19.6.Samenwerking inzake chemische veiligheid tussen het UNEP, ILO en WHO in het IPCS dient de kern te vormen van de internationale samenwerking inzake milieuverantwoord beheer van gevaarlijke stoffen. Er dient alles aan gedaan te worden om dit programma uit te breiden. Samenwerking met andere programma's, zoals die van de OESO en de Europese Gemeenschappen en andere regionale en gouvernementele chemische programma's, dient te worden bevorderd.
19.7.Verbetering van de coördinatie van instanties van de VN en andere internationale organisaties die betrokken zijn bij de evaluatie en het beheer van stoffen, dient verder te worden bevorderd. In het kader van het Internationale Programma voor de Veiligheid van Chemische Stoffen is in december 1991 door de uitvoerend Directeur van het UNEP een intergouvernementele bijeenkomst in Londen bijeengeroepen om deze kwestie nader te onderzoeken (zie paragrafen 19.75 en 19.76).
19.8.Een zo breed mogelijk bewustzijn van gevaren voor blootstelling aan chemische stoffen is een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van veiligheid in het omgaan met chemische stoffen. Het beginsel van het recht van de gemeenschap en van werknemers om die gevaren te kennen, dient te worden erkend. Het recht om de identiteit van gevaarlijke bestanddelen te kennen dient echter afgewogen te worden tegen het recht van de industrie om vertrouwelijke informatie te beschermen. (In dit hoofdstuk wordt onder industrie zowel grote industriëleondernemingen en transnationale ondernemingen als binnenlandse industrieën verstaan.) Bij de industrie moeten initiatieven voor verantwoordelijke zorg en rentmeesterschap met betrekking tot producten worden ontwikkeld en gestimuleerd. In alle landen dient de industrie adequate bedrijfsnormen toe te passen om de volksgezondheid en het milieu niet te schaden.
19.9.Er bestaat internationale bezorgdheid dat bij een deel van het internationale transport van gevaarlijke produkten wordt gehandeld in strijd met bestaande nationale wetten en internationale instrumenten, wat leidt tot schade aan het milieu en de volksgezondheid in alle landen, vooral in ontwikkelingslanden.
19.10.In resolutie 44/226 van 22 december 1989 verzocht de Algemene Vergadering iedere regionale commissie, voorzover de bestaande middelen dat toelaten, bij te dragen aan de voorkoming van de illegale handel in gevaarlijke produkten en afvalstoffen door die illegale handel en de gevolgen ervan voor milieu en gezondheid te controleren en regionale evaluaties uit te voeren. De Algemene Vergadering verzocht de regionale commissies tevens om onderling en met het UNEP samen te werken teneinde op doelmatige en gecoördineerde wijze controles en evaluaties uit te voeren van de illegale handel in gevaarlijke produkten en afvalstoffen.
PROGRAMMATERREINEN
A.Uitbreiding en versnelling van de internationale evaluatie van risico's ten gevolge van blootstelling aan chemische stoffen
19.11.Het inschatten van de gevaren die een chemische stof kan veroorzaken voor de volksgezondheid en het milieu is een noodzakelijke voorwaarde voor het opstellen van plannen voor een veilig en nuttig gebruik van chemische stoffen. Van de ongeveer 100.000 chemische stoffen in de handel en de duizenden stoffen van natuurlijke oorsprong waarmee mensen in contact komen, komen er veel voor als vervuilende stoffen of verontreinigingen in voedsel, handelsprodukten en de verschillende milieucomponenten. Gelukkig is de blootstelling aan de meeste chemische stoffen (ongeveer 1500 stoffen maken meer dan 95 procent van de totale wereldproduktie uit) nogal beperkt, aangezien de meeste in zeer kleine hoeveelheden worden gebruikt. Het is echter een ernstig probleem dat zelfs voor veel chemische stoffen die in grote hoeveelheden geproduceerd worden, cruciale gegevens voor risicoschatting ontbreken. In het kader van het chemische stoffenprogramma van de OESO worden dergelijke gegevens nu voor een aantal chemische stoffen verzameld.
19.12.Risicoschatting is kostbaar, maar kan kostendekkend worden gemaakt door het intensiveren van de internationale samenwerking en betere coördinatie, waardoor beschikbare middelen optimaal gebruikt worden en onnodige overlap tussen inspanningen vermeden wordt. Elk land moet echter een zeker minimum aan technisch personeel hebben met ervaring in toxiciteitstesten en blootstellingsanalyses, beide belangrijke onderdelen van de risicoschatting.
Doelstellingen
19.13.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het uitbreiden van de internationale risicoschatting. Niet later dan het jaar 2000 dienen enige honderden van de belangrijkste chemische stoffen of groepen van chemische stoffen te worden onderzocht, waaronder de stoffen die mondiaal gezien de meeste verontreiniging veroorzaken, met gebruikmaking van gangbare criteria voor selectie en evaluatie;
(b)Het opstellen van richtlijnen voor aanvaardbare blootstelling voor een groter aantal chemische stoffen, op basis van beoordelingen door vakgenoten en wetenschappelijke consensus, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen blootstellingsgrenzen die uitgaan van de gezondheid of het milieu en die welke gebaseerd zijn op sociaal-economische factoren.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
19.14.Van regeringen wordt verwacht dat zij, in samenwerking met betrokken internationale organisaties en de industrie, voor zover van toepassing:
(a)Programma's verbeteren en uitbreiden inzake de evaluatie van ten gevolge van blootstelling aan chemische stoffen binnen het Internationale Programma voor de Veiligheid van Chemische Stoffen (opgezet door het UNEP, de ILO en de WHO) en de FAO, samen met andere organisaties, waaronder de OESO, waarbij men dient uit te gaan van een overeengekomen werkwijze voor het waarborgen van de kwaliteit van gegevens, de toepassing van evaluatiecriteria, beoordeling door vakgenoten en koppelingen met activiteiten inzake risicobeheer, en het voorzorgsbeginsel;
(b)Het instellen van mechanismen bevorderen om de samenwerking te vergroten tussen regeringen, de industrie, universiteiten en niet-gouvernementele organisaties die bij de uiteenlopende aspecten van risicoschatting van chemische stoffen en verwante processen betrokken zijn, en daarbij in het bijzonder onderzoeksactiviteiten bevorderen en coördineren ten behoeve van het verdiepen van het inzicht in de werking van toxische gevaarlijke stoffen;
(c)De ontwikkeling stimuleren van procedures voor de uitwisseling tussen landen van hun evaluatierapporten over chemische stoffen, teneinde deze te kunnen gebruiken in nationale programma's voor de evaluatie van chemische stoffen.
(b) Gegevens en informatie
19.15.Van regeringen wordt verwacht dat zij via samenwerking met betrokken internationale organisaties en de industrie, voor zover van toepassing:
(a)Voorrang verlenen aan de beoordeling van gevaren van chemische stoffen, waarmee bedoeld wordt de beoordeling van hun intrinsieke eigenschappen als geschikte basis voor een risico beoordeling;
(b)Gegevens produceren die nodig zijn voor evaluatie, waarbij onder andere voortgebouwd wordt op programma's van het Internationale Programma voor de Veiligheid van Chemische Stoffen (UNEP, WHO en ILO), de FAO, de OESO en de EG en op andere regionale en nationale programma's. De industrie dient hier actief aan deel te nemen.
19.16.De industrie dient voor geproduceerde stoffen de gegevens te verschaffen die specifiek nodig zijn voor de evaluatie van potentiële risico's voor de volksgezondheid en het milieu.Dergelijke gegevens dienen beschikbaar te worden gesteld aan betrokken nationale bevoegde overheden, internationale instanties en andere belanghebbende partijen die bij de beoordeling van gevaren en risico's betrokken zijn, en ook zoveel mogelijk aan het publiek, met inachtneming van gerechtvaardigde aanspraken op geheimhouding.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
19.17.Van regeringen wordt verwacht dat zij, via samenwerking met betrokken internationale organisaties en de industrie, voor zover van toepassing:
(a)Criteria opstellen om vast te stellen welke over chemische stoffen van mondiaal belang met voorrang moeten worden geëvalueerd;
(b)Strategieën voor schatting voor de mate van blootstelling en milieucontrole evalueren om beschikbare middelen optimaal te benutten, om ervoor te zorgen dat gegevens uitwisselbaar zijn en om het opstellen van samenhangende nationale en internationale strategieën voor die evaluatie te bevorderen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
19.18.De meeste gegevens en methoden voor de evaluatie van risico's ten gevolge van blootstelling aan chemische stoffen worden in de ontwikkelde landen voortgebracht, en een uitbreiding en versnelling van de evaluatie-activiteiten zal een aanzienlijke toename vereisen van onderzoek en veiligheidstest en door de industrie en onderzoeksinstellingen. Bij de kostenprognoses is rekening gehouden met de noodzaak om de capaciteiten van betrokken VN-instanties uit te breiden; ze zijn gebaseerd op de huidige ervaringen in het Internationale Programma voor de Veiligheid van Chemische Stoffen. Opgemerkt dient te worden dat er aanzienlijke, vaak niet te kwantificeren kosten zijn die hierin niet zijn opgenomen. Het gaat daarbij om kosten voor de industrie en regeringen voor het voortbrengen van de veiligheidsgegevens die ten grondslag liggen aan de evaluaties en kosten voor regeringen voor het verschaffen van achtergronddocumenten en concept-evaluatieverklaringen aan het Internationale Programma voor de Veiligheid van Chemische Stoffen, het Internationale Register van Potentieel Giftige Chemicaliën (IRPTC) en de OESO. Ook gaat het daarbij om kosten voor de versnelling van activiteiten in organisaties buiten de VN, zoals de OESO en de EG.
19.19.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $30 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten,en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet-concessioneel van aard zijn, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technische middelen
19.20.Er moet veel onderzoek verricht worden om de methoden voor de evaluatie van chemische stoffen te verbeteren als bijdrage tot een gemeenschappelijk kader voor risicoschatting en om de procedures voor het gebruik van toxicologische en epidemiologische gegevens bij het voorspellen van de effecten van chemische stoffen op de volksgezondheid en het milieu te verbeteren, teneinde besluitvormers in staat te stellen om adequate beleidsplannen en maatregelen op te stellen om de risico's van chemische stoffen te verminderen.
19.21.Tot de activiteiten behoren:
(a)Het uitbreiden van het onderzoek naar veilige of veiliger alternatieven voor gevaarlijke stoffen die een buitensporig en anderszins onbeheersbaar risico voor het milieu of de volksgezondheid vormen en voor die welke toxisch, moeilijk afbreekbaar en biologisch accumulatief zijn en niet voldoende beheerst kunnen worden;
(b)Het bevorderen van onderzoek naar en het vaststellen van de validiteit van methoden die dienen als vervanging van methoden waarbij proefdieren gebruikt worden (om zo het gebruik van dieren voor proeven te verminderen);
(c)Het bevorderen van relevante epidemiologische studies teneinde een causaal verband vast te stellen tussen blootstelling aan chemische stoffen en het vóórkomen van bepaalde ziekten;
(d)Het bevorderen van ecotoxicologische studies met als doel de risico's van chemische stoffen voor het milieu te schatten.
(c) Vorming
19.22.Internationale organisaties dienen met deelname van regeringen en niet-gouvernementele organisaties scholings- en voorlichtingsprojecten op te zetten voor vrouwen en kinderen, die de grootste risico's lopen, teneinde landen, en vooral ontwikkelingslanden, in staat te stellen om maximaal gebruik te maken van internationale schattingen van risico's ten gevolge van blootstelling aan chemische stoffen.
(d) Vergroting van capaciteit
19.23.Internationale organisaties dienen, voortbouwend op vroegere, huidige en toekomstige evaluatie-activiteiten, steun te verlenen aan landen, vooral ontwikkelingslanden, bij het ontwikkelen en uitbreiden van voorzieningen voor risicoschatting op nationaal en regionaal niveau, om risico's bij de produktie en het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen te minimaliseren en voor zover mogelijk te bestrijden en te voorkomen. Er dient technisch te worden samengewerkt en financiële en andere steun te worden verleend voor activiteiten die gericht zijn op het uitbreiden en versnellen van de nationale evaluaties en bestrijding van risico's ten gevolge van blootstelling aan chemische stoffen, teneinde een optimale keuze van chemische stoffen mogelijk te maken.
B.Harmonisering van de classificatie en etikettering van chemische stoffen
Uitgangspunten
19.24.Adequate etikettering van chemische stoffen en de verspreiding van informatiebladen over veiligheid zoals ICSC's (Internationale Chemische Veiligheidskaarten) en soortgelijk schriftelijk materiaal, gebaseerd op vastgestelde gevaren voor gezondheid en milieu, zijn de eenvoudigste en meest doelmatige manier om aan te geven hoe men chemische stoffen veilig moet behandelen en gebruiken.
19.25.Voor het veilige vervoer van gevaarlijke goederen, met inbegrip van chemische stoffen, wordt momenteel een uitgebreid systeem gebruikt dat binnen de Verenigde Naties is uitgewerkt. Bij dit systeem wordt voornamelijk rekening gehouden met de acute gevaren die chemische stoffen kunnen opleveren.
19.26.Er zijn nog geen mondiaal geharmoniseerde classificatie- en etiketteringssystemen voor gevaren beschikbaar om het veilige gebruik van chemische stoffen, onder andere op de werkplek en thuis, te bevorderen. Chemische stoffen kunnen voor verschillende doeleinden worden geclassificeerd en dit classificeren is een belangrijk hulpmiddel voor het opstellen van etiketteringssystemen. Het is noodzakelijk om geharmoniseerde classificatie- en etiketteringssystemen voor gevaren te ontwikkelen, waarbij op bestaande activiteiten wordt voortgebouwd.
Doelstellingen
19.27.Een mondiaal geharmoniseerd systeem voor classificatie en uitwisselbare etiketteringen, met inbegrip van informatiebladen over de veiligheid van stoffen en gemakkelijk te begrijpen symbolen, dient indien haalbaar niet later dan het jaar 2000 beschikbaar te zijn.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
19.28.Regeringen dienen via samenwerking met betrokken internationale organisaties en de industrie, voor zover van toepassing, een project op te zetten voor het opstellen en uitwerken van een geharmoniseerd systeem voor classificatie en uitwisselbare etiketteringen voor chemische stoffen, voor gebruik in alle officiële talen van de Verenigde Naties, met inbegrip van adequate pictogrammen. Het gebruik van een dergelijk etiketteringssysteem mag niet leiden tot het opleggen van niet gerechtvaardigde handelsbelemmeringen. Het nieuwe systeem dient zoveel mogelijkgebruik te maken van de bestaande systemen; het dient in stappen ontwikkeld te worden en dient gericht te zijn op de uitwisselbaarheid van etiketteringen voor uiteenlopende toepassingen.
(b) Gegevens en informatie
19.29.Internationale instanties, waaronder ook het Internationale Programma voor de Veiligheid van Chemische Stoffen (UNEP, ILO, WHO), de FAO, de IMO, de VN-Commissie van Deskundigen voor het Vervoer van Gevaarlijke Goederen en de OESO, dienen in samenwerking met regionale en nationale instanties die reeds classificatie- en etiketteringssystemen en andere systemen voor informatieverspreiding in gebruik hebben, een coördinatiegroep op te richten voor het ontplooien van de volgende activiteiten:
(a)Het evalueren en zonodig verrichten van studies naar bestaande classificatie- en informatiesystemen voor gevaren, teneinde algemene principes op te stellen voor een mondiaal geharmoniseerd systeem;
(b)Het ontwikkelen en implementeren van een werkplan voor het oprichten van een mondiaal geharmoniseerd gevaarsclassificatiestelsel. In het plan moet een beschrijving opgenomen zijn van de uit te voeren taken, een tijdslimiet voor de voltooiing, en de toewijzing van taken aan de deelnemers van de coördinatiegroep;
(c)Het uitwerken van een geharmoniseerd gevaarsclassificatiesysteem;
(d)Het voorbereiden van voorstellen voor de standaardisering van de terminologie en symbolen op het gebied van de aanduiding van gevaren teneinde het risicobeheer van chemische stoffen te verbeteren en zowel de internationale handel als de vertaling van informatie in de taal van de eindgebruiker te stimuleren;
(e)Het uitwerken van een geharmoniseerd stelsel van etikettering.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
19.30.Het secretariaat van de Conferentie heeft de kosten van technische bijstand in verband met dit programma opgenomen in de ramingen voor programmaterrein E. Geschat wordt dat voor het versterken van de internationale organisaties de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $3 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicatiesvoor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Vorming
19.31.Regeringen en instituten en organisaties dienen in samenwerking met betrokken organisaties en programma's van de Verenigde Naties scholingscursussen en voorlichtingscampagnes op te zetten om het begrip en gebruik van een nieuw geharmoniseerd stelsel voor de classificatie en uitwisselbare etikettering van chemische stoffen te bevorderen.
(c) Vergroting van capaciteit
19.32.Bij het uitbreiden van nationale capaciteiten voor het beheren van chemische stoffen, met inbegrip van de ontwikkeling en implementatie van en aanpassing aan nieuwe classificatie- en etiketteringssystemen, dient het scheppen van handelsbelemmeringen te worden vermeden en dient rekening gehouden te worden met de beperkte capaciteiten en middelen van een groot aantal landen, vooral ontwikkelingslanden, voor het implementeren van dergelijke systemen.
C.Uitwisseling van informatie over gevaarlijke stoffen en risico's ten gevolge van blootstelling aan stoffen
Uitgangspunten
19.33.De volgende activiteiten in verband met informatie-uitwisseling over de voordelen en gevaren van het gebruik van chemische stoffen beogen de verbetering van het verstandige beheer van gevaarlijke stoffen door de uitwisseling van wetenschappelijke, technische, economische en juridische informatie.
19.34.De London Guidelines for the Exchange of Information on Chemicals in International Trade vormen een leidraad die door regeringen zijn aanvaard ten einde veiligheid in het omgaan met chemische stoffen te vergroten door de uitwisseling van informatie over chemische stoffen. In deze richtlijnen zijn speciale voorzieningen opgenomen met betrekking tot de uitwisseling van informatie over verboden en strikt beperkte chemische stoffen.
19.35.De uitvoer naar ontwikkelingslanden van chemische stoffen die in producerende landen zijn verboden of waarvan het gebruik in sommige industrielanden strikt aan banden is gelegd, heeft tot bezorgdheid geleid, aangezien sommige invoerende landen niet voor het veilig gebruik ervan kunnen instaan als gevolg van een inadequate infrastructuur voor het controleren van de invoer, distributie, opslag en verwijdering van chemische stoffen en de samenstelling ervan.
19.36.Om deze kwestie aan te pakken zijn in 1989 bepalingen voor toestemmingsprocedures, de zogenaamde PIC-procedure (Prior Informed Consent, voorafgaande toestemming met kennis van zaken) opgenomen in de Richtlijnen van Londen (UNEP) en in de Internationale Gedragscode inzake de Handel in en het Gebruik van Pesticiden (FAO). Bovendien is er een gezamenlijk programma van de FAO en het UNEP opgezet voor de toepassing van de PIC-procedures voor chemische stoffen, met inbegrip van het selecteren van chemische stoffen die in de PIC-procedure moeten worden opgenomen en het opstellen van adviesdocumenten inzake beslissingen over die procedure. De overeenkomst over chemische stoffen van de ILO roept op tot communicatie tussen uitvoerende en invoerende landen wanneer gevaarlijke chemische stoffen zijn verboden omdat ze een gevaar zijn voor de gezondheid en de veiligheid op het werk. Binnen het kader van de GATT (de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel) is er onderhandeld over het in het leven roepen van een bindend instrument voor produkten die op de binnenlandse markt verboden of strikt aan banden gelegd zijn. Verder heeft de GATT-raad ermee ingestemd, zoals vermeld in haar besluit in C/M/251, om het mandaat van de werkgroep voor een periode van drie maanden te verlengen, te beginnen op de datum van de volgende vergadering van de groep, en heeft de raad de voorzitter gemachtigd om overleg te plegen over het tijdstip voor deze vergadering.
19.37.Niettegenstaande het belang van de PIC-procedure is uitwisseling van informatie over alle chemische stoffen noodzakelijk.
Doelstellingen
19.38.De doelstellingen van dit programmaterrein zijn:
(a)Het bevorderen van intensievere uitwisseling tussen alle betrokken partijen van informatie over veiligheid, gebruik en emissies van chemische stoffen;
(b)Het voor zover haalbaar niet later dan het jaar 2000 bereiken van volledige deelname aan en implementatie van de PIC-procedure, met inbegrip van mogelijke verplichte toepassingen via juridisch bindende instrumenten die opgenomen zijn in de Gewijzigde Richtlijnen van Londen en in de Internationale Gedragscode van de FAO, met inachtneming van de ervaring die in de PIC-procedure is opgedaan.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
19.39.Van regeringen en betrokken internationale organisaties wordt verwacht dat zij, in samenwerking met de industrie:
(a)Nationale instellingen uitbreiden die verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling van informatie over gevaarlijke stoffen, en de oprichting van nationale centra stimuleren voor zover dergelijke centra nog niet bestaan;
(b)Internationale instellingen en netwerken uitbreiden, zoals het Internationale Register van Potentieel Toxische Chemicaliën (IRPTC), die verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling van informatie over gevaarlijke stoffen;
(c)Technisch samenwerken met en informatie verschaffen aan andere landen, vooral die met een tekort aan technische vakkennis, onder andere door scholing in de interpretatie van relevante technische gegevens, zoals "Environmental Health Criteria Documents, Health and Safety Guidelines" en Internationale Chemische Veiligheidskaarten (gepubliceerd door het Internationale Programma voor de Veiligheid van Chemische Stoffen); monografieën in het kader van de "Evaluation of Carcinogenic risks of Chemicals to Humans" (gepubliceerd door het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC); en adviesdocumenten ten behoeve van beslissingen (beschikbaar gesteld doorhet gezamenlijke programma van de FAO en het UNEP over de PIC-procedure), alsook die welke door de industrie en anderen verschaft worden.
(d)De PIC-procedures zo snel mogelijk implementeren en in het licht van opgedane ervaringen betrokken internationale organisaties zoals het UNEP, de GATT, de FAO en de WHO uitnodigen om op hun eigen terrein van bevoegdheid te overwegen om versneld te werken aan het creëren van juridisch bindende instrumenten.
(b) Gegevens en informatie
19.40.Van regeringen en betrokken internationale organisaties wordt verwacht dat zij, in samenwerking met de industrie:
(a)Bijstand verlenen bij het in het leven roepen van nationale systemen voor informatie over gevaarlijke stoffen in ontwikkelingslanden en de toegankelijkheid van bestaande internationale systemen verbeteren;
(b)Gegevensbestanden en informatiesystemen inzake gevaarlijke stoffen, zoals programma's voor het inventariseren van emissies, verbeteren door het verschaffen van scholing in het gebruik van die systemen alsook van de programmatuur, apparatuur en andere faciliteiten;
(c)Aan invoerende landen kennis en informatie verschaffen over strikt aan banden gelegde of verboden chemische stoffen, om hen in staat te stellen te beoordelen of men die chemische stoffen zal invoeren en hoe men dergelijke stoffen moet behandelen, en gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor de handel in chemische stoffen tussen invoerende en uitvoerende landen;
(d)Gegevens verschaffen die noodzakelijk zijn voor het evalueren van risico's voor de gezondheid en het milieu van mogelijke alternatieven voor verboden of strikt aan banden gelegde chemische stoffen.
19.41.Organisaties van de Verenigde Naties dienen voor zover mogelijk al het internationale informatiemateriaal over gevaarlijke stoffen in alle officiële talen van de Verenigde Naties beschikbaar te stellen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
19.42.Regeringen en betrokken internationale organisaties dienen, met de medewerking van de industrie, samen te werken bij het oprichten, verbeteren en uitbreiden, voor zover vantoepassing, van het netwerk van aangewezen nationale instanties voor het uitwisselen van informatie over chemische stoffen, en een technisch uitwisselingsprogramma op te zetten om ervoor te zorgen dat elk deelnemend land over een kern van geschoold personeel beschikt.
Middelen ter implementatie
Financiering en kostenraming
19.43.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $10 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
D.Invoeren van programma's voor het verminderen van risico's
Uitgangspunten
19.44.Voor de gevaarlijke stoffen die momenteel in gebruik zijn bestaan vaak alternatieven. Soms kunnen risico's dan ook verminderd worden door andere chemische stoffen te gebruiken of zelfs niet-chemische technologieën. De bekendste manier om risico's te verminderen is schadelijke stoffen te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen. Een andere manier is om procedures te ontwikkelen voor het voorkomen van verontreiniging en normen op te stellen voor chemische stoffen voor elke compartement van het milieu, met inbegrip van voedsel en water en voor consumptiegoederen. In een ruimer kader gaat het bij het verminderen van risico's om breed-georiënteerde benaderingen voor het verminderen van de risico's van gevaarlijke stoffen, waarbij rekening gehouden wordt met de volledige levenscyclus van de chemische stoffen. Dergelijke benaderingen zouden zowel wettelijke als niet-wettelijke maatregelen kunnen omvatten, zoals de bevordering van het gebruik van schonere produkten en technologieën, procedures en programma's voor het voorkomen van verontreiniging, overzichten van emissies, produktetikettering, gebruiksbeperkingen, economische stimuleringsmaatregelen, procedures voor veilige behandeling en blootstellingsvoorschriften, en het geleidelijk afschaffen of verbieden van chemische stoffen die buitensporige en anderszins onbeheersbare risico's voor de gezondheid en het milieu opleveren en van chemische stoffen die vergiftig, moeilijk afbreekbaar en bio-accumulatief zijn, en waarvan het gebruik niet voldoende beheerst kan worden.
19.45.Op het gebied van de landbouw is geïntegreerde plaagbestrijding, met inbegrip van het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen als alternatieven voor gevaarlijke pesticiden, een van de mogelijke benaderingen om risico's te verminderen.
19.46.Andere gebieden van risicovermindering zijn de voorkoming van grote ongevallen, de voorkoming van vergiftiging door chemische stoffen en het waakzaam blijven voor vergiftiging, en het coördineren van de schoonmaak en sanering van gebieden die door gevaarlijke stoffen verontreinigd zijn.
19.47.De Raad van de OESO heeft besloten dat lidstaten van de OESO nationale programma's voor het verminderen van risico's dienen op te stellen of uit te breiden. De International Council of Chemical Associations (ICCA) heeft initiatieven genomen voor verantwoordelijke zorg en rentmeesterschap met betrekking tot produkten die een vermindering van risico's beogen. Het programma Awareness and Preparedness for Emergencies at Local Level (APELL) van het VN-milieuprogramma is ontworpen om degenen die beslissingen nemen en technisch personeel bij te staan bij het vergroten van het bewustzijn in de gemeenschap van gevaarlijke installaties en bij het opstellen van bestrijdingsplannen. De ILO heeft een Gedragscode gepubliceerd voor de voorkoming van grote industriële ongevallen en is bezig een internationaal instrument opte zetten inzake de voorkoming van industriële rampen, dat in 1993 uiteindelijk moet worden goedgekeurd.
Doelstellingen
19.48.De doelstelling van dit programmaterrein is om onaanvaardbare of buitensporige risico's uit te bannen en voor zover economisch haalbaar risico's van gevaarlijke stoffen te verminderen door een op breed georiënteerde benadering toe te passen waarbij een grote verscheidenheid aan mogelijkheden voor risicoreductie wordt gebruikt en door voorzorgsmaatregelen te treffen op basis van een breed opgezette levenscyclusanalyse.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
19.49.Van regeringen wordt verwacht dat zij, in samenwerking met betrokken internationale organisaties en de industrie, voor zover van toepassing:
(a)Overwegen om beleid in te voeren dat uitgaat van algemeen aanvaarde principes voor de aansprakelijkheid van de producent, voor zover van toepassing, alsook van preventieve, en op het voorzorgsbeginsel en de levenscyclus gebaseerde benaderingen voor het beheer van chemische stoffen, en dat de produktie, de handel, het vervoer, het gebruik en de verwijdering ervan bestrijkt;
(b)Gezamenlijke activiteiten ontplooien om risico's van gevaarlijke stoffen te verminderen, waarbij met de gehele levenscyclus van de chemische stoffen rekening gehouden wordt. Deze activiteiten zouden zowel wettelijke als niet-wettelijke maatregelen kunnen omvatten, zoals de bevordering van het gebruik van schonere produkten en technieken; emissie-overzichten; produktetikettering; gebruiksbeperkingen; en het geleidelijk uitbannen of verbieden van gevaarlijke stoffen die een buitensporig en anderszins onbeheersbaar risico voor het milieu of de gezondheid vormen en van chemische stoffen die vergiftig, moeilijk afbreekbaar en bio-accumulatief zijn en waarvan het gebruik niet voldoende beheerst kan worden;
(c)Beleidsplannen en wettelijke en niet-wettelijke maatregelen goedkeuren om gevaarlijke stoffen te inventariseren en de blootstelling eraan te minimaliseren door ze te vervangen door minder schadelijke stoffen en uiteindelijk chemische stoffen uit te bannen die een buitensporig en anderszins onbeheersbaar risico voor de gezondheid en het milieu vormen alsook die welke vergiftig, moeilijkafbreekbaar en bio-accumulatief zijn en waarvan het gebruik niet adequaat beheerst kan worden;
(d)Inspanningen opvoeren om te bepalen welke nationale behoeften er bestaan om normen vast te stellen en te implementeren in de context van de Codex Alimentarius van de FAO en WHO, teneinde ongewenste effecten van chemische stoffen in voedsel te minimaliseren;
(e)Nationale beleidsplannen ontwerpen en het noodzakelijke wettelijke kader goedkeuren voor het voorkomen van, zich voorbereiden op en bestrijden van ongevallen, onder andere door ruimtelijke ordening, vergunningenstelsels en rapportage-eisen voor ongevallen, en gebruik maken van het internationale adressenbestand van regionale rampenbestrijdingscentra van de OESO en het VN-milieuprogramma en het APELL-programma;
(f)De oprichting en uitbreiding, voor zover van toepassing, bevorderen van nationale centra voor gifbestrijding om vergiftigingen snel en adequaat te kunnen diagnostiseren en behandelen;
(g)Overmatige afhankelijkheid van het gebruik van landbouwchemicaliën te verminderen door alternatieve landbouwmethoden, geïntegreerde plaagbestrijding en andere passende middelen;
(h)Verlangen dat fabrikanten, importeurs en anderen die met gevaarlijke stoffen omgaan, in samenwerking met de producenten van dergelijke chemische stoffen, voor zover van toepassing, rampenbestrijdingsprocedures opstellen en plannen voor het bestrijden van rampen op het bedrijfsterrein en daarbuiten;
(i)De risico's van de opslag van verouderde chemische stoffen inventariseren, evalueren, verminderen en minimaliseren, of voor zover haalbaar door milieuverantwoorde verwijderingsmethoden elimineren.
19.50.De industrie moet worden aangemoedigd om:
(a)In samenwerking met regeringen en betrokken internationale organisaties en instellingen van de Verenigde Naties een internationaal overeengekomen code van beginselen voor het beheer van de handel in chemische stoffen te ontwikkelen, waarin in het bijzonder de verantwoordelijkheid wordt erkend voor het beschikbaar stellen van informatie over potentiële risico's en milieuverantwoorde verwijderingsmethoden als die afvalstoffen worden;
(b)Het principe van 'verantwoordelijke zorg' door producenten en fabrikanten toe te laten passen met betrekking tot chemische produkten, daarbij rekening houdend met de totale levenscyclus van dergelijke produkten;
(c)Uitgaande van internationale richtlijnen op vrijwillige basis programma's toe te passen voor het recht van de gemeenschap op informatie, met inbegrip van het vrijgeven van informatie over oorzaken van onopzettelijke en mogelijke lozingen en middelen om die te voorkomen, en van verslaglegging over normale jaarlijkse emissies van gevaarlijke stoffen in het milieu indien er in het invoerende land geen voorschriften hiervoor bestaan.
(b) Gegevens en informatie
19.51.Van regeringen wordt verwacht dat zij, in samenwerking met betrokken internationale organisaties en de industrie, voor zover van toepassing:
(a)De uitwisseling bevorderen van informatie over nationale en regionale activiteiten om de gevaren van gevaarlijke stoffen te verminderen;
(b)Samenwerken bij het opstellen van richtlijnen voor de communicatie over risico's ten gevolge van blootstelling aan chemische stoffen op nationaal niveau, om uitwisseling van informatie met het publiek en meer inzicht in de risico's te bevorderen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
19.52.Van regeringen wordt verwacht dat zij, in samenwerking met betrokken internationale organisaties en de industrie, voor zover van toepassing:
(a)Samenwerken om gemeenschappelijke criteria op te stellen teneinde vast te stellen welke chemische stoffen in aanmerking komen voor gezamenlijke activiteiten ter vermindering van risico's;
(b)Gezamenlijke activiteiten ter vermindering van risico's coördineren;
(c)Richtlijnen en beleidslijnen opstellen voor het vrijgeven door producenten, importeurs en anderen die gevaarlijke stoffen gebruiken, van informatie over toxiciteit en voor het bekend maken van de risico's en van handelwijzen in noodsituaties;
(d)Grote industriële ondernemingen, waaronder transnationale- en andere ondernemingen, stimuleren om overal waar ze hun bedrijfsactiviteiten uitoefenen ten behoeve van het milieuverantwoorde beheer van gevaarlijke stoffen beleidsmaatregelen in te voeren die gericht zijn op het toepassen van bedrijfsnormen die gelijkwaardig zijn aan of niet minder strikt zijn dan die welke in het land van oorsprong gelden;
(e)Het door kleine en middelgrote industrieën ontwerpen en toepassen van relevante procedures voor risicobeperking bij hun bedrijfsactiviteiten stimuleren en steunen;
(f)Wettelijke en niet-wettelijke maatregelen en procedures opstellen die gericht zijn op het voorkomen van de uitvoer van chemische stoffen die om gezondheids- of milieuredenen zijn verboden, uit de handel genomen zijn, of niet zijn goedgekeurd, behalve wanneer voor de uitvoer ervan voorafgaande schriftelijke toestemming is verleend door het invoerende land of de invoer ervan anderszins in overeenstemming is met de PIC-procedure;
(g)Nationale en regionale activiteiten stimuleren om de beoordeling van pesticiden te harmoniseren;
(h)Mechanismen voor het veilig produceren, beheren en gebruiken van gevaarlijke materialen stimuleren en ontwikkelen, door het opstellen van programma's voor het vervangen van deze materialen door veiliger alternatieven, voor zover van toepassing;
(i)Netwerken van rampenbestrijdingscentra vormen;
(j)De industrie stimuleren om via multilaterale samenwerking alle verboden chemische stoffen die men nog in voorraad of in gebruik heeft, op een milieuverantwoorde manier geleidelijk te vervangen, voor zover van toepassing, en te verwijderen, dan wel ze op een veilige manier te hergebruiken, voor zover goedgekeurd en van toepassing.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
19.53.Het secretariaat van de Conferentie heeft de meeste kosten voor dit programma opgenomen in ramingen voor programmaterrein A en E. Men schat dat voor de andere vereisten op het gebied van scholing en het uitbreiden van de rampencentra en gifbestrijdingscentra deinternationale gemeenschap per jaar een gemiddeld bedrag van circa $4 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technische middelen
19.54.Van regeringen wordt verwacht dat zij, in samenwerking met de betrokken internationale organisaties en programma's:
(a)In alle landen het gebruik bevorderen van technieken die het vrijkomen van en de blootstelling aan gevaarlijke stoffen zouden minimaliseren;
(b)Op nationaal niveau eerder goedgekeurde pesticiden opnieuw beoordelen, voor zover van toepassing, waarvan de goedkeuring was gebaseerd op criteria die nu als ontoereikend of verouderd gelden, en dat zij zich beraden over de mogelijke vervanging ervan door andere methoden voor de bestrijding van plagen, in het bijzonder in het geval van pesticiden die vergiftig, moeilijk afbreekbaar of bio-accumulatief zijn.
E.Uitbreiding van nationale capaciteiten en mogelijkheden voor het beheren van chemische stoffen
Uitgangspunten
19.55.Veel landen ontbreekt het aan nationale stelsels voor het bestrijden van risico's. De meeste landen ontbreekt het aan wetenschappelijke middelen voor het verzamelen van bewijsmateriaal voor misbruik en voor het beoordelen van het effect van milieugevaarlijke stoffen, vanwege de moeilijkheden van het opsporen en stelselmatig traceren van veel problematische chemische stoffen. Belangrijke nieuwe toepassingsmethoden behoren tot de potentiële gevaren voor de menselijke gezondheid en het milieu in ontwikkelingslanden. In verscheidene landen waar dergelijke stelsels reeds aanwezig zijn, moeten ze dringend doelmatiger gemaakt worden.
19.56.De kernelementen voor het milieuverantwoord beheren van chemische stoffen zijn: (a) adequate wetgeving, (b) het verzamelen en verspreiden van informatie, (c) capaciteit voor het evalueren en interpreteren van risico's, (d) het instellen van een beleid voor risicobeheer, (e) implementatie- en handhavingscapaciteit, (f) capaciteit voor het saneren van vervuilde terreinen en behandelen van personen die met vergiftige stoffen in aanraking zijn geweest, (g) doeltreffende voorlichtingsprogramma's en (h) capaciteit voor rampenbestrijding.
19.57.Doordat het beheer van chemische stoffen plaatsvindt in een aantal sectoren die onder uiteenlopende nationale ministeries vallen, heeft de ervaring geleerd dat een coördinatiemechanisme van wezenlijk belang is.
Doelstelling
19.58.Niet later dan het jaar 2000 dienen er in alle landen voor zover mogelijk nationale stelsels te zijn voor het milieuverantwoorde beheer van chemische stoffen, met inbegrip van wetgeving en voorzieningen voor implementatie en handhaving.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
19.59.Van regeringen wordt verwacht dat zij, voor zover van toepassing, en in samenwerking met betrokken intergouvernementele organisaties, instellingen en programma's van de Verenigde Naties:
(a)Multidisciplinaire benaderingen van problemen aangaande veiligheid in het omgaan met chemische stoffen bevorderen en steunen;
(b)De noodzaak overwegen van het waar nodig instellen en uitbreiden van een nationaal coördinatiemechanisme voor alle partijen die activiteiten inzake veiligheid ontplooien (bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, milieu, educatie, de industrie, arbeid, gezondheid, transport, politie, burgerbescherming, economische zaken, onderzoeksinstituten en vergiftigingen informatie-centra);
(c)Institutionele mechanismen ontwerpen voor het beheer van chemische stoffen, met inbegrip van doeltreffende handhavingsmiddelen;
(d)Voor zover van toepassing netwerken van rampenbestrijdingscentra, waaronder vergiftigingen informatie-centra, oprichten en uitbreiden;
(e)Nationale en plaatselijke voorzieningen ontwikkelen voor de voorbereiding op en bestrijding van ongevallen, met inachtneming van het APELL-programma van het UNEP, alsmede soortgelijke programma's inzake het voorkomen van, zich voorbereiden op en bestrijden van ongevallen, voor zover van toepassing, met inbegrip van regelmatig uitgeteste en aangepaste rampenplannen;
(f)In samenwerking met de industrie rampenbestrijdingsprocedures opstellen waarin vastgelegd wordt welke middelen en apparatuur in industrieën en fabrieken aanwezig dienen te zijn om de gevolgen van ongevallen te verminderen.
(b) Gegevens en informatie
19.60.Van regeringen wordt verwacht dat zij:
(a)Voorlichtingscampagnes voeren, zoals programma's die informatie verschaffen over chemische voorraden, meer milieuverantwoorde alternatieven en emissie-overzichten, die ook voor het grote publiek een middel kunnen zijn voor risicovermindering door het bewustzijn van de problemen van chemische veiligheid te vergroten;
(b)In samenwerking met het IRPTC registers en gegevensbanken over chemische stoffen op te zetten, die onder andere veiligheidsinformatie bevatten;
(c)Veldinspectiegegevens verschaffen voor gevaarlijke stoffen die zeer aanzienlijke effecten hebben op het milieu;
(d)Met internationale organisaties samenwerken, voor zover van toepassing, om effectief toezicht te houden op, voortbrenging produktie, distributie, vervoer en verwijdering van gevaarlijke stoffen, om preventieve en op het voorzorgsbeginsel gebaseerde benaderingen te bevorderen en naleving van veiligheidsvoorschriften te waarborgen, en om nauwgezet relevante gegevens te rapporteren.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
19.61.Van regeringen wordt verwacht dat zij, in samenwerking met internationale organisaties, voor zover van toepassing:
(a)Richtlijnen ontwerpen, waar die niet reeds voorhanden zijn, met adviezen en controlelijsten voor het ontwerpen van wetten op het gebied van veiligheid in het omgaan met chemische stoffen;
(b)Landen, vooral ontwikkelingslanden, steunen bij het ontwerpen en verder uitbreiden van nationale wetten en de implementatie daarvan;
(c)De toepassing overwegen van programma's met betrekking tot het recht van de gemeenschap op informatie of andere programma's voor verspreiding van informatie aan het publiek, voor zover van toepassing, als mogelijke middelen om risico's te beperken. Betrokken internationale organisaties, in het bijzonder het VN-milieuprogramma, de OESO, de Economische Commissie voor Europa (ECE) en andere belanghebbende partijen, dienen de mogelijkheid te overwegen van het opstellen van een adviesdocument inzake het instellen van zulke programma's voor gebruik door belanghebbende regeringen. Deze leidraad dient voort te bouwen op bestaande activiteiten inzake ongevallen en nieuwe richtlijnen te bevatten over overzichten van toxische emissies en berichtgeving over risico's. Dergelijke richtlijnen dienen harmonisatie van voorschriften, definities en gegevenscategorieën te omvatten, teneinde uniformiteit te bevorderen en internationale uitwisseling van gegevens mogelijk te maken.
(d)Aansluiten bij eerdere, huidige en toekomstige risicoschattingen op internationaal niveau om landen, in het bijzonder ontwikkelingslanden, te steunen bij het ontwikkelen en uitbreiden van voorzieningen voor risicoschatting op nationaal en regionaal niveau, teneinde de risico's bij het produceren en gebruiken van gevaarlijke stoffen te minimaliseren;
(e)De implementatie van het APELL-programma van het VN-milieuprogramma bevorderen en in het bijzonder ook het gebruik van het internationale adressenbestand van rampenbestrijdingscentra van de OESO en het VN-milieuprogramma;
(f)Met alle landen, in het bijzonder ontwikkelingslanden, samenwerken bij het opzetten van een institutioneel mechanisme op nationaal niveau en bij het ontwikkelen van geschikte hulpmiddelen voor het beheer van chemische stoffen;
(g)Informatieve cursussen organiseren op alle niveaus van produktie en gebruik die gericht zijn op het personeel dat zich met de veiligheid van chemische stoffen bezighoudt;
(h)Mechanismen ontwikkelen om in alle landen maximaal gebruik te maken van internationaal beschikbare informatie;
(i)Het UNEP verzoeken om bij regeringen, de industrie en het publiek principes voor voorkoming van, voorbereiding op en bestrijding van ongelukken te stimuleren die voortbouwen op het werk op dit gebied van de ILO, de OESO en de ECE.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
19.62.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $600 miljoen nodig zou zijn, waarvan circa $150 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technische middelen
19.63.Van internationale organisaties wordt verwacht dat zij:
(a)De vestiging en verbetering van nationale laboratoria bevorderen om ervoor te zorgen dat alle landen de invoer, de produktie en het gebruik van chemische stoffen op adequate wijze zelf kunnen controleren;
(b)Voor zover mogelijk het vertalen in plaatselijke talen bevorderen van internationale documenten over veiligheid in het omgaan met chemische stoffen, en steun verlenen aan regionale activiteiten op uiteenlopende niveaus in verband met de overdracht van technologie en de uitwisseling van informatie.
(c) Vorming
19.64.Van internationale organisaties wordt verwacht dat zij;
(a)De technische scholing voor ontwikkelingslanden op het gebied van risicobeheer van chemische stoffen verbeteren;
(b)Steun voor onderzoeksactiviteiten op plaatselijk niveau bevorderen en vergroten door subsidies en beurzen te verlenen voor onderzoek door erkende onderzoeksinstellingen die actief zijn op gebieden die van belang zijn voor programma's inzake veiligheid.
19.65. Regeringen dienen in samenwerking met de industrie en vakbonden scholingsprogramma's te organiseren inzake het beheren van chemische stoffen, waaronder ook het bestrijden van rampen, die bedoeld zijn voor alle niveaus. In alle landen dienen de belangrijkste beginselen van veiligheid opgenomen te worden in de onderwijsprogramma's.
F.Voorkoming van internationale illegale handel in gevaarlijke produkten
19.66.Momenteel bestaat er geen internationale mondiale overeenkomst over illegale handel in gevaarlijke produkten (gevaarlijke produkten zijn produkten die door regeringen zijn verboden, strikt aan banden gelegd, uit de handel genomen of niet goedgekeurd voor gebruik of verkoop teneinde de volksgezondheid en het milieu te beschermen). Er bestaat echter internationale bezorgdheid dat internationale illegale handel in deze produkten schadelijk is voor de volksgezondheid en het milieu, vooral in ontwikkelingslanden, zoals door de Algemene Vergadering in resoluties 42/183 en 44/226 erkend is. Met illegale handel wordt bedoeld handel die in strijd met de wetten van een land of toepasselijke internationale juridische instrumenten gedreven wordt. De bezorgdheid betreft ook de grensoverschrijdende overbrenging van produkten die niet volgens de desbetreffende internationaal aanvaarde richtlijnen en beginselen geschiedt. Activiteiten in het kader van dit programmaterrein zijn bedoeld om de desbetreffende handel beter te kunnen opsporen en voorkomen.
19.67.Er moet internationaal en regionaal nog nauwer worden samengewerkt om de illegale grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke produkten te voorkomen. Bovendien moeten er op nationaal niveau capaciteiten worden opgebouwd om de controle- en handhavingsmogelijkheden te verbeteren, aangezien er wellicht passende straffen moeten worden opgelegd in het kader van een doeltreffend handhavingsprogramma. Andere in dit hoofdstuk activiteiten (zoals in paragraaf 19.39 (d)) zullen ook bijdragen tot het verwezenlijken van deze doelstellingen.
Doelstellingen
19.68.De doelstellingen van het programma zijn:
(a)Het uitbreiden van nationale capaciteiten voor het opsporen en tegenhouden van illegale pogingen om gevaarlijke produkten in een land in te voeren in strijd met de nationale wetgeving en de desbetreffende internationale juridische instrumenten.
(b)Het steunen van alle landen, en in het bijzonder ontwikkelingslanden, bij het verkrijgen van alle relevante informatie over illegale handel in gevaarlijke produkten.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
19.69.Van regeringen wordt verwacht dat zij, naar gelang hun capaciteiten en beschikbare middelen, en in samenwerking met de Verenigde Naties en andere betrokken organisaties, voor zover van toepassing:
(a)Waar nodig wetten aannemen en implementeren om de illegale in- en uitvoer van gevaarlijke produkten te voorkomen;
(b)Passende nationale handhavingsprogramma's ontwikkelen om de naleving van die wetten te controleren en om schendingen op te sporen en passende straffen toe te passen als afschrikmiddel.
(b) Gegevens en informatie
19.70.Regeringen dienen, voor zover van toepassing, nationale alarmeringssystemen te ontwikkelen als hulpmiddel bij het opsporen van illegale handel in gevaarlijke produkten; plaatselijke gemeenschappen en anderen zouden bij het beheren van een dergelijk systeem betrokken kunnen worden.
19.71.Regeringen dienen samen te werken bij de uitwisseling van informatie over de illegale grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke produkten en dienen die informatie ter beschikking te stellen aan betrokken VN-instanties, zoals het UNEP en de regionale commissies.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
19.72.Verdere intensivering van internationale en regionale samenwerking is nodig om illegale grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke produkten te voorkomen.
19.73.De regionale commissies dienen in samenwerking met, en met deskundige steun, en advies van het VN-milieuprogramma en andere betrokken instanties van de VN op basis van door regeringen verstrekte gegevens en informatie de illegale handel in gevaarlijke produkten en de gevolgen ervan voor het milieu, de economie en de volksgezondheid in elke regio te controleren en doorlopend regionaal te evalueren, en daarbij gebruik te maken van de resultaten van en de ervaring opgedaan bij de gezamenlijke voorlopige evaluatie van het UNEP en de Economische en Sociale Commissie voor Azië en de Stille Oceaan (ESCAP) met betrekking tot illegale handel, die naar verwachting in augustus 1992 voltooid zal zijn.
19.74.Regeringen en internationale organisaties, voor zover van toepassing, dienen met ontwikkelingslanden samen te werken bij het uitbreiden van hun institutionele en regelgevende capaciteiten om illegale in- en uitvoer van gevaarlijke produkten te voorkomen.
G.Verbeteren van de internationale samenwerking inzake verscheidene programmaterreinen
19.75.Tijdens een in december 1991 in Londen gehouden vergadering van door regeringen aangewezen deskundigen zijn aanbevelingen opgesteld voor een betere coördinatie tussen VN-instanties en andere internationale organisaties die bij het evalueren en beheren van risico's betrokken zijn. Tijdens die vergadering werd opgeroepen tot het treffen van afdoende maatregelen om de rol van het Internationale Programma voor de Veiligheid van Chemische Stoffen te vergroten en een intergouvernementeel forum op te richten inzake het evalueren en beheren van risico's.
19.76.Om deze aanbevelingen van de Londense vergadering nader te overwegen en ze uit te voeren, voor zover van toepassing, wordt de hoofden van de Wereldgezondheidsorganisatie, de Internationale Arbeidsorganisatie en het VN-milieuprogramma verzocht om binnen een jaar een intergouvernementele vergadering bijeen te roepen die de eerste vergadering van het intergouvernementele forum zou kunnen zijn.