HOOFDSTUK 16 MILIEUVERANTWOORDE TOEPASSING VAN BIOTECHNOLOGIE
INLEIDING
16.1.In de biotechnologie worden de nieuwe technieken die voortkomen uit de moderne biotechnologie gecombineerd met de gevestigde werkwijzen van de traditionele biotechnologie. Biotechnologie, een snel opkomende kennisintensieve discipline, bestaat in feite uit een aantal technieken waardoor mensen gerichte veranderingen kunnen aanbrengen in het desoxyribonucleïnezuur (DNA, d.w.z. het erfelijk materiaal) van planten, dieren en micro-organismen en waardoor bruikbare produkten en technologieën ter beschikking komen. Biotechnologie op zichzelf kan niet alle fundamentele problemen van milieu en ontwikkeling oplossen, hetgeen betekent dat hoge verwachtingen plaats moeten maken voor een realistische benadering. Niettemin ziet het ernaar uit dat deze discipline een belangrijke bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van, bijvoorbeeld, een betere gezondheidszorg, een betere en veiliger voedselvoorziening door middel van duurzame landbouw, een betere drinkwatervoorziening, efficiëntere industriële processen voor de verwerking van grondstoffen, ondersteuning van duurzame methoden voor bebossing en herbebossing, en het onschadelijk maken van gevaarlijk afval. Biotechnologie biedt ook nieuwe mogelijkheden voor samenwerking op mondiaal niveau, in het bijzonder tussen landen die rijk zijn aan biologische hulpbronnen (met inbegrip van genetische bronnen), maar die niet kunnen beschikken over de kennis en de investeringen die nodig zijn om dergelijke hulpbronnen met behulp van biotechnologie te kunnen exploiteren, en de landen die de technologische kennis hebben ontwikkeld om biologische hulpbronnen zodanig te veranderen dat zij kunnen dienen ter ondersteuning van duurzame ontwikkeling. Biotechnologie kan een bijdrage leveren aan het behoud van dergelijke hulpbronnen door middel van, bijvoorbeeld,ex situ technieken. In de programmaterreinen die hieronder worden uitgewerkt wordt getracht de toepassing te bevorderen van internationaal aanvaarde principes voor het waarborgen van een milieuverantwoord gebruik van biotechnologie, het stimuleren van vertrouwen en geloof in eigen kunnen bij de bevolking, het bevorderen van de ontwikkeling van duurzame toepassingen van biotechnologie en het creëren van geschikte randvoorwaarden voor de toepassing van biotechnologie, in het bijzonder in ontwikkelingslanden. Hiertoe dienen de volgende activiteiten ondernomen te worden:
(a)Het vergroten van het aanbod van voedsel, veevoer en vernieuwbare grondstoffen;
(b)Het verbeteren van de volksgezondheid;
(c)Het verbeteren van milieubescherming;
(d)Het verbeteren van de veiligheidsvoorzieningen en het ontwikkelen van internationale samenwerkingsverbanden;
(e)Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling en milieuverantwoorde toepassing van biotechnologie.
PROGRAMMATERREINEN
A.Het vergroten van het aanbod van voedsel, veevoer en vernieuwbare grondstoffen
Uitgangspunten
16.2.Om te kunnen voldoen aan de groeiende consumptieve behoeften van de wereldbevolking is het niet alleen noodzakelijk om het aanbod van voedsel te vergroten, maar ook om de distributie van voedsel aanzienlijk te verbeteren en tegelijkertijd systemen voor meer duurzame landbouw te ontwikkelen. Deze verhoging van de produktiviteit moet voor een groot gedeelte tot stand gebracht worden in de ontwikkelingslanden. Hiervoor is het nodig dat biotechnologie in de landbouw, in de milieuzorg en in de gezondheidszorg wordt toegepast op een manier die succes oplevert en veilig is voor het milieu. Het grootste gedeelte van de investeringen in de moderne biotechnologie wordt in de geïndustrialiseerde wereld gedaan. Op het gebied van biotechnologie zijn er belangrijke nieuwe investeringen en vormingsactiviteiten nodig, met name in de ontwikkelingslanden.
Doelstellingen
16.3.De volgende doelstellingen worden voorgesteld, met inachtneming van het feit dat, op basis van programmaterrein D afdoende veiligheidsmaatregelen dienen te worden genomen:
(a)Het opvoeren, tot het hoogst bereikbare niveau, van de opbrengst van de belangrijkste oogstgewassen, van vee en van soorten uit de aquacultuur, door gebruik te maken van combinaties van de mogelijkheden die de moderne biotechnologie en de conventionele technieken voor veredeling van planten, dieren en micro-organismen bieden, met inbegrip van een gevarieerder gebruik van genetische materialen, zowel hybride als originele. De opbrengsten van bosbouw moeten op gelijksoortige wijze worden verhoogd, om de duurzame exploitatie van bossen te waarborgen;
(b)Het verminderen van de behoefte aan uitbreiding van de produktie van voedsel, veevoer en grondstoffen door de voedingswaarde (de samenstelling) van de belangrijkste gewassen, dieren en micro-organismen te verbeteren, en door het verlies van plantaardige en dierlijke produkten na de oogst te verminderen;
(c)Het veelvuldiger toepassen van geïntegreerde technieken voor de bestrijding van plagen en ziekten en voor de bescherming van gewassen om een te grote afhankelijkheid van landbouwchemicalieën tegen te gaan en zodoende duurzame landbouwmethoden aan te moedigen;
(d)Het taxeren van de mogelijkheden van marginale gronden voor de landbouw, in vergelijking met andere manieren waarop die gronden gebruikt kunnen worden, en het ontwikkelen, indien van toepassing, van systemen waarin plaats is voor duurzame verhoging van de produktiviteit;
(e)Het uitbreiden van de toepassingsmogelijkheden van biotechnologie in de bosbouw, zowel voor verhoging van de opbrengsten en voor een efficiëntere benutting van bosprodukten als voor verbetering van de technieken voor bebossing en herbebossing. De inspanningen moeten gericht zijn op soorten en produkten die vooral geteeld worden in en van waarde zijn voor ontwikkelingslanden;
(f)Het tot stand brengen van een efficiëntere binding van stikstof en opname van mineralen via symbiose van hogere planten en micro-organismen;
(g)Het uitbreiden van de mogelijkheden wat betreft fundamentele en toegepaste wetenschappen en wat betreft het leiden van gecompliceerde interdisciplinaire onderzoeksprojecten.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
16.4.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met hulp van internationale en regionale organisaties en ondersteund door niet-gouvernementele organisaties, de particuliere sector en universitaire en wetenschappelijke instellingen: zowel het fokken van dieren als de kweek van planten en micro-organismen verbeteren door toepassing van traditionele en moderne biotechnologie; de opbrengsten van duurzame landbouw verhogen om de voedselvoorziening veilig te stellen, met name in ontwikkelingslanden. Daarbij moet, voorafgaand aan modificatie, op zorgvuldige wijze bepaald worden welke eigenschappen gewenst zijn en moet rekening gehouden worden met de behoeften van boeren, de effecten die modificaties hebben op sociaal-economisch en cultureel gebied en op het milieu en met de noodzaak om duurzame sociale en economische ontwikkeling te bevorderen, met bijzondere aandacht voor de manier waarop de toepassing van biotechnologie van invloed zal zijn op het in stand houden van een ongeschonden milieu.
16.5.In detail wordt hiervan verwacht dat:
(a)De produktiviteit, de voedingswaarde en de houdbaarheid van voedingsmiddelen voor mens en dier wordt verbeterd door bijvoorbeeld het tegengaan van verliezen voor en na de oogst;
(b)Een betere resistentie tegen plagen en ziekten tot stand wordt gebracht;
(c)Plantaardige cultuurrassen worden ontwikkeld die tolerant en/of resistent zijn tegen stress die veroorzaakt wordt door factoren als plagen en ziekten en door abiotische factoren;
(d)Het gebruik bevorderd wordt van te weinig gebruikte gewassen die in de toekomst van belang kunnen zijn voor de voeding van mensen en de levering van grondstoffen aan de industrie;
(e)De efficiëntie van symbiotische processen die bijdragen tot een duurzame landbouwproduktie, wordt verhoogd;
(f)Het behoud en de veilige uitwisseling van plantaardig, dierlijk en microbiologisch genetisch materiaal gemakkelijker wordt gemaakt, door het toepassen van risicoschattingen en beheersprocedures, met inbegrip van betere diagnostische technieken om plagen en ziekten op te sporen met behulp van betere methoden voor snelle vermenigvuldiging;
(g)Betere diagnostische technieken en vaccins worden ontwikkeld om de verspreiding en het optreden van ziekten tegen te gaan en om de aanwezigheid van giftige stoffen of van organismen die besmettingen veroorzaken in voedingsmiddelen voor mens of dier snel vast te kunnen stellen;
(h)Produktievere rassen van snelgroeiende bomen worden geïdentificeerd, met name voor gebruik als stookhout, en methoden voor snelle vermenigvuldiging worden ontwikkeld om zodoende bij te dragen tot een ruimere verspreiding en een ruimere toepassing van deze soorten;
(i)De toepassing van de verschillende biotechnologische technieken voor verhoging van de opbrengst van vis, algensoorten en andere aquatische soorten geëvalueerd wordt;
(j)De opbrengsten van duurzame landbouw worden bevorderd door de capaciteit en het werkterrein van bestaande onderzoekscentra uit te breiden, zodat diede vereiste minimale omvang kunnen bereiken. Dit kan bereikt worden door het aanmoedigen en controleren van onderzoek ten behoeve van de ontwikkeling van biologische produkten en processen die waardevol zijn voor de produktie en het milieu en die economisch en sociaal haalbaar zijn, waarbij rekening gehouden dient te worden met veiligheidsoverwegingen;
(k)De integratie van geschikte en traditionele biotechnologie wordt bevorderd ten behoeve van de kweek van genetisch gemodificeerde planten, de fok van gezonde dieren en de bescherming van het genetisch materiaal in bossen;
(l)Processen worden ontwikkeld om materiaal dat afkomstig is van biotechnologie op ruimere schaal beschikbaar te stellen voor gebruik in de produktie van voedsel, veevoer en vernieuwbare grondstoffen.
(b) Gegevens en informatie
16.6.De volgende activiteiten dienen te worden ondernomen:
(a)Het overwegen van de uitvoering van vergelijkend onderzoek naar de mogelijkheden die de verschillende technologieën voor de voedselproduktie bieden, in combinatie met een systeem voor evaluatie van de mogelijke effecten van biotechnologie op de internationale handel in landbouwprodukten;
(b)Het onderzoeken van de gevolgen van intrekking van subsidies en van eventuele toepassing van andere economische instrumenten die de milieukosten tengevolge van het niet-duurzame gebruik van landbouwchemicalieën weerspiegelen;
(c)Het onderhouden en ontwikkelen van gegevensbestanden voor informatie over de effecten van organismen op milieu en gezondheid, teneinde het inschatten van risico's te vergemakkelijken;
(d)Het versnellen van de aankoop, overdracht en aanpassing van technologie door ontwikkelingslanden ter ondersteuning van nationale activiteiten ter veilig stelling van de voedselvoorziening.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
16.7.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, en in overeenstemming met internationale afspraken of overeenkomsten over biologische diversiteit, indien van toepassing, de volgende activiteiten bevorderen:
(a)Samenwerking op het gebied van vraagstukken in verband met het behoud van, de toegang tot en de uitwisseling van genetisch materiaal; de rechten in verband met intellectueel eigendom en informele innovaties, inclusief de rechten van boeren en veetelers; toegang tot de resultaten van biotechnologie; en biologische veiligheid;
(b)Stimulering, met name in ontwikkelingslanden, van programma's voor samenwerking bij onderzoek ter ondersteuning van de activiteiten die in dit programmaterrein uiteen worden gezet, in het bijzonder waar het gaat om samenwerking met de lokale en inheemse bevolking en hun gemeenschappen op het gebied van behoud van de biologische diversiteit en van duurzaam gebruik van biologische hulpbronnen, en eveneens waar het gaat om ondersteuning, in samenhang met deze activiteiten, van traditionele methoden en traditionele kennis van dergelijke groepen;
(c)Versnelling van de aankoop, overdracht en aanpassing van technologie door ontwikkelingslanden ter ondersteuning van nationale activiteiten ter veilig stelling van de voedselvoorziening, door middel van de ontwikkeling van systemen die een aanzienlijke en duurzame verhoging van de produktiviteit mogelijk maken zonder lokale ecosystemen aan te tasten of in gevaar te brengen;
(d)Ontwikkeling van geschikte procedures om veiligheid te waarborgen, op basis van programmaterrein D en met inachtneming van ethische opvattingen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
16.8Het secretariaat van de UNCED schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $5 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $50 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
Zie de paragrafen 16.6 en 16.7.
(c) Vorming
16.9.De opleiding van vakbekwame beroepskrachten in fundamentele en toegepaste wetenschappen op elk niveau (inclusief wetenschappelijk personeel, technische staffunctionarissen en voorlichters) geldt als een van de belangrijkste onderdelen van welk programma van dit soort dan ook. Het is van het grootste belang dat men beter leert beseffen wat de voordelen en risico's van biotechnologie zijn. Aangezien goed beheer van de financiële middelen voor onderzoek bijzonder belangrijk is voor een succesvolle afronding van grootschalige multidisciplinaire projecten, dienen in de lopende programma's voor formele opleiding van wetenschappers ook managementcursussen opgenomen te worden. Ook dienen er, in het kader van specifieke projecten, scholingsprogramma's opgezet te worden om te kunnen voldoen aan regionale of nationale behoeften aan degelijk opgeleid personeel dat in staat is om geavanceerde technologie toe te passen, om zodoende de "brain drain" van ontwikkelingslanden naar ontwikkelde landen binnen de perken te houden. Het accent moet gelegd worden op aanmoediging van de samenwerking tussen en de opleiding van wetenschappers, voorlichters en gebruikers, om zodoende geïntegreerde systemen tot stand te brengen. In aanvulling daarop dient met name de implementatie in aanmerking genomen te worden van programma's voor opleiding en voor kennisuitwisseling op het gebied van traditionele biotechnologieën en van programma's voor scholing op het gebied van veiligheidsprocedures.
(d) Vergroting van capaciteit
16.10.Teneinde op nationaal niveau technische, leidinggevende, planvormende en bestuurlijke capaciteiten ter ondersteuning van de activiteiten van dit programmaterrein op te bouwen zal het nodig zijn instellingen te moderniseren of andere passende maatregelen te nemen. Deze maatregelen dienen ondersteund te worden door internationale wetenschappelijke, technische en financiële bijstand die toereikend is om technische samenwerking te vergemakkelijken en de capaciteit in de ontwikkelingslanden te verbeteren. Programmaterrein E bevat verdere details.
B.Het verbeteren van de volksgezondheid
Uitgangspunten
16.11.Verbetering van de volksgezondheid is een van de belangrijkste ontwikkelingsdoelstellingen. De achteruitgang van de kwaliteit van het milieu, in het bijzonder door verontreiniging van lucht, water en bodem met giftige chemicaliën, gevaarlijk afval, straling en andere bronnen, baart grote zorgen. Deze milieudegradatie, die het gevolg is van onvoldoende en verkeerde ontwikkeling, heeft een direct negatief effect op de volksgezondheid. Ondervoeding, armoede, slechte huisvesting, gebrek aan drinkwater van goede kwaliteit en gebrekkige sanitaire voorzieningen verergeren de problemen die veroorzaakt worden door besmettelijke en niet-besmettelijke ziekten. Het gevolg is dat de gezondheid en het welzijn van mensen onder toenemende druk komen te staan.
Doelstellingen
16.12.De voornaamste doelstelling van dit programma is, door milieuverantwoorde toepassing van biotechnologie, bij te dragen aan een allesomvattend volksgezondheidsprogramma om zodoende:
(a)De hoogste prioriteit te geven aan het versterken of starten van programma's die moeten helpen bij de bestrijding van de belangrijkste besmettelijke ziekten;
(b)Een goede gezondheid te bevorderen voor mensen van alle leeftijden;
(c)Programma's te ontwikkelen en te verbeteren die bijdragen aan gerichte behandeling van en bescherming tegen de belangrijkste niet-besmettelijke ziekten;
(d)Geschikte veiligheidsprocedures te ontwikkelen en te versterken, op basis van programmaterrein D, en daarbij ethische overwegingen in aanmerking te nemen;
(e)Meer en betere mogelijkheden te creëren voor het uitvoeren van fundamenteel en toegepast onderzoek en het begeleiden van interdisciplinair onderzoek.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
16.13.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met hulp van internationale en regionale organisaties, universitaire en wetenschappelijke instellingen en de farmaceutische industrie, en met inachtneming van overwegingen op het gebied van veiligheid en ethiek:
(a)Nationale en internationale programma's ontwikkelen om te bepalen in welke populaties op de wereld verbetering van de volksgezondheid en van de bescherming tegen ziekten het dringendst noodzakelijk is en het beleid afstemmen op die populaties;
(b)Criteria ontwikkelen voor het evalueren van de effectiviteit en de resultaten en risico's van de voorgestelde activiteiten;
(c)Procedures in werking stellen en versterken voor het testen, het systematische bemonsteren en het beoordelen van medicijnen en medische technologieën, met de bedoeling die medicijnen en technologieën te verbieden die niet veilig zijn voor het uitvoeren van experimenten; waarborgen dat medicijnen en technologieën die worden toegepast in verband met de voortplanting veilig en effectief zijn en voldoen aan ethische normen;
(d)De kwaliteit van drinkwater verbeteren, systematisch onderzoeken en evalueren door passende gerichte maatregelen te introduceren, inclusief diagnose van via het water verspreide ziektekiemen en verontreinigingen;
(e)Nieuwe, betere, veilige en doeltreffende vaccins ontwikkelen die met een minimaal aantal doses bescherming bieden tegen de belangrijkste besmettelijke ziekten, en deze op ruime schaal beschikbaar stellen; daarbij moet het zoeken naar vaccins ter bestrijding van veel voorkomende ziekten bij kinderen geïntensiveerd worden;
(f)Biologisch afbreekbare vaccinatiemiddelen ontwikkelen waardoor de huidige meervoudige doseringen overbodig gemaakt worden, een betere verspreiding van zulke vaccinaties onder de bevolking bevorderd wordt en de kosten van immunisering beperkt worden;
(g)Effectieve biologische bestrijdingsmiddelen ontwikkelen tegen ziekte-overbrengende factoren zoals muskieten en resistente variëteiten, daarbij rekening houdend met overwegingen van milieubescherming;
(h)Met behulp van de instrumenten geleverd door de moderne biotechnologie onder andere betere diagnosetechnieken, nieuwe medicijnen, betere behandelingsmethoden en betere systemen voor de toediening van medicijnen ontwikkelen;
(i)Medicinale planten en andere verwante hulpbronnen verbeteren en effectiever benutten;
(j)Processen ontwikkelen om de beschikbaarheid te vergroten van uit de biotechnologie afkomstige middelen ter verbetering van de volksgezondheid.
(b) Gegevens en informatie
16.14.De volgende activiteiten dienen te worden ondernomen:
(a)Het doen van onderzoek om vast te stellen wat de relatieve kosten en baten op sociaal, financieel en milieugebied zijn van de verschillende technologieën voor basisgezondheidszorg en zwangerschapszorg; hierbij moet worden uitgegaan van volledige veiligheid en van ethische opvattingen;
(b)Het ontwikkelen van onderwijsprogramma's voor beleidsmakers en de bevolking als geheel ter stimulering van bewustwording van en inzicht in de relatieve voordelen en risico's van moderne biotechnologie, in overeenstemming met ethische en culturele opvattingen.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
16.15.Van regeringen op het aangewezen niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Geschikte veiligheidsprocedures ontwikkelen en versterken, op basis van programmaterrein D, en rekening houdend met ethische opvattingen;
(b)De ontwikkeling ondersteunen van nationale programma's, met name in ontwikkelingslanden, voor verbetering van de volksgezondheid, meer in het bijzonder voor verbetering van de bescherming tegen de belangrijkste besmettelijke ziekten, tegen algemeen voorkomende ziekten bij kinderen en tegen factoren die bij de overdracht van ziekten een rol spelen.
Middelen ter implementatie
16.16.Om de bovenstaande doelstellingen te bereiken moeten de activiteiten dringend worden geïmplementeerd, wil er tegen het begin van de volgende eeuw vooruitgang zijn geboekt bij de beheersing van de belangrijkste besmettelijke ziekten. Het feit dat een aantal ziekten over alle regio's van de wereld is verspreid vraagt om maatregelen op wereldschaal. Voor ziekten die meer plaatselijk voorkomen zal regionaal of nationaal beleid meer van toepassing zijn. Het bereiken van doelstellingen vraagt om:
(a)Voortdurende internationale betrokkenheid;
(b)Nationale prioriteiten die binnen een vastgesteld tijdsbestek moeten worden uitgevoerd;
(c)Wetenschappelijke en financiële inspanningen op mondiaal en nationaal niveau.
(a) Financiering en kostenraming
16.17.Het secretariaat van de UNCED schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $14 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $130 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
16.18.Goed gecoördineerde multidisciplinaire inspanningen zullen moeten worden ondernomen, waarbij wetenschappers, financiële instellingen en industrieën met elkaar samenwerken. Op mondiaal niveau zou dit kunnen betekenen dat onderzoeksinstellingen in verschillende landen samenwerken, gefinancierd op intergouvernementeel niveau, en eventueel ondersteund door gelijksoortige samenwerking op nationaal niveau. Ook moet ondersteuning van onderzoek en ontwikkeling, evenals werkwijzen om te voorzien in de overdracht van relevante technologie, worden versterkt.
(c) Vorming
16.19.Op mondiaal niveau is er behoefte aan scholing en aan overdracht van technologie; regio's en landen moeten daarbij toegang hebben tot informatie en deskundigheid en ze moeten kunnen deelnemen aan de uitwisseling daarvan, in het bijzonder waar het gaat om inheemse of traditionele kennis en de daarmee in verband staande biotechnologie. Het is van het grootstebelang om in ontwikkelingslanden op lokaal niveau de mogelijkheden te creëren of uit te breiden die deze landen in staat stellen actief deel te nemen aan de biotechnologische produktieprocessen. De opleiding van personeel zou ter hand genomen kunnen worden op de drie volgende niveaus:
(a)Dat van de wetenschappers die nodig zijn voor fundamenteel en produkt-georiënteerd onderzoek;
(b)Dat van het personeel in de gezondheidszorg (dat getraind moet worden in het veilige gebruik van nieuwe produkten) en van wetenschapsmanagers die nodig zijn bij gecompliceerd multi- en interdisciplinair onderzoek;
(c)Dat van de technici in de derde lijn die nodig zijn voor distributie in het veld.
(d) Vergroting van capaciteit
Zie programmaterrein E.
C.Het verbeteren van milieubescherming
Uitgangspunten
16.20.Milieubescherming is onlosmakelijk verbonden met duurzame ontwikkeling. Alle biotische en abiotische milieucomponenten worden bedreigd: dieren, planten, micro-organismen en de ecosystemen waarin de biologische diversiteit is ingebed; water, bodem en lucht, die de fysische componenten zijn van leefgebieden en ecosystemen; en alle interacties tussen de componenten van biodiversiteit en de leefgebieden en ecosystemen waarin biodiversiteit is ingebed. Tegelijk met de steeds stijgende consumptie door een groeiende wereldbevolking van chemicaliën, van energie en van niet vernieuwbare hulpbronnen zullen ook de milieuproblemen die daarmee samenhangen groter worden. Ondanks toenemende inspanningen om de opeenhoping van afval tegen te gaan en het hergebruik van afval te bevorderen lijkt het erop dat de milieuschade tengevolge van overconsumptie, de hoeveelheden geproduceerd afval en het niet-duurzame gebruik van land alleen nog maar toeneemt.
16.21.Het lijdt geen twijfel dat er, ten behoeve van duurzame ontwikkeling, behoefte is aan voldoende genetische diversiteit van planten, dieren en micro-organismen. Biotechnologie is een van de vele instrumenten die een belangrijke ondersteunende rol kunnen spelen bij de sanering van aangetaste ecosystemen en landschappen. Dit kan eventueel gebeuren door nieuwe technieken te ontwikkelen voor herbebossing en bebossing, behoud van genetisch materiaal, en de teelt van nieuwe plantenvariëteiten. Biotechnologie kan eveneens van nut zijn bij de bestudering van de effecten die in ecosystemen geïntroduceerde organismen hebben op de overige organismen in dat ecosysteem.
Doelstellingen
16.22.De doelstelling van dit programma is: milieudegradatie te voorkomen, tot staan te brengen en in de juiste richting om te buigen door middel van verantwoorde toepassing van biotechnologie, in combinatie met andere technologieën, en tegelijkertijd te zorgen voor veiligheidsprocedures, als integrerend onderdeel van het programma. Tot de specifieke doelstellingen horen het zo spoedig mogelijk starten van specifieke programma's met specifieke doelen, te weten:
(a)Het invoeren van produktieprocessen die optimaal gebruik maken van natuurlijke hulpbronnen door hergebruik van biomassa, terugwinning van energie en minimalisering van de afvalproduktie;
(b)Het bevorderen van de toepassing van biotechnologie, met de nadruk op maatregelen voor biologische sanering van bodem en water, afvalverwerking, bodembescherming, herbebossing, bebossing en herstel van land ;
(c)Het toepassen van biotechnologieën en de produkten ervan voor de bescherming van een ongeschonden milieu, met het oog op het veilig stellen, voor de lange termijn, van het milieu.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
16.23.Van regeringen op het in aanmerking komend niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, de particuliere sector, niet-gouvernementele organisaties en universitaire en wetenschappelijke instellingen:
(a)Milieuverantwoorde alternatieven en verbeteringen ontwikkelen voor produktieprocessen die schadelijk zijn voor het milieu;
(b)Werkwijzen ontwikkelen om de behoefte aan niet duurzame synthetische chemicaliën zo veel mogelijk te verkleinen en de toepassing van milieuverantwoorde produkten, inclusief natuurlijke produkten (zie programmaterrein A) zo veel mogelijk uit te breiden;
(c)Processen ontwikkelen om de produktie van afval te verminderen en het afval te verwerken alvorens het te storten, en biologisch afbreekbare materialen toepassen;
(d)Processen ontwikkelen om energie terug te winnen en om vernieuwbare energiebronnen, diervoedsel en grondstoffen te verkrijgen via het hergebruiken van organisch afval en biomassa;
(e)Daar waar conventionele technieken niet beschikbaar, te duur, inefficiënt of ontoereikend zijn, processen ontwikkelen om verontreinigingen uit het milieu te verwijderen, met inbegrip van onopzettelijk geloosde olie;
(f)Processen ontwikkelen om de beschikbaarheid te vergroten van pootgoed, in het bijzonder van inheemse variëteiten, voor toepassing bij bebossing en herbebossing en voor verbetering van duurzame opbrengsten uit het bos;
(g)Werkwijzen ontwikkelen om de beschikbaarheid te vergroten van stress-bestendig pootgoed voor de sanering van land en bescherming van de bodem;
(h)De geïntegreerde bestrijding van plagen, op basis van ter zake kundig gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen, bevorderen;
(i)Het ter zake kundig gebruik bevorderen van biologische mest in nationale programma's voor bemesting;
(j)De toepassing bevorderen van biotechnologieën die van belang zijn voor het behoud en de wetenschappelijke bestudering van biologische diversiteit en de duurzame exploitatie van biologische hulpbronnen;
(k)Eenvoudig toepasbare technologieën ontwikkelen voor de verwerking van afvalwater en organisch afval;
(l)Nieuwe technologieën ontwikkelen voor een snelle screening van organismen op bruikbare biologische eigenschappen;
(m)Nieuwe biotechnologieën bevorderen voor de winning van mineralen op een manier die duurzaam is voor het milieu.
(b) Gegevens en informatie
16.24.Stappen dienen te worden ondernomen voor verbetering van de toegang tot zowel bestaande informatie over biotechnologie als tot voorzieningen die gebaseerd zijn op mondiale gegevensbestanden.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
16.25.Van regeringen op het aangewezen niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties:
(a)Onderzoeks-, scholings- en ontwikkelingsmogelijkheden versterken, met name in ontwikkelingslanden, ter ondersteuning van de activiteiten die in dit programmaterrein zijn uiteengezet;
(b)Werkwijzen ontwikkelen voor het op grotere schaal toepassen en verspreiden van milieuverantwoorde biotechnologieën die, met name op korte termijn, van groot belang kunnen zijn voor het milieu, zelfs als die biotechnologieën misschien maar beperkte commerciële mogelijkheden hebben;
(c)De samenwerking, met inbegrip van technologie-overdracht, tussen de deelnemende landen uitbreiden ten behoeve van de vergroting van capaciteit;
(d)Passende veiligheidsprocedures ontwikkelen, op basis van programmaterrein D, met inachtneming van ethische opvattingen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
16.26Het secretariaat van de UNCED schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $1 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $10 miljoen ter beschikking zou moeten worden gesteld door de internationale gemeenschap in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, onder andere afhankelijk zijn van de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
Zie de paragrafen 16.23-16.25 hierboven.
(c) Vorming
16.27.Door de activiteiten die in het kader van dit programma ondernomen gaan worden zal de vraag naar goed opgeleid personeel toenemen. Bestaande scholingsprogramma's, bijvoorbeeld op het niveau van universiteit of hogeschool, moeten beter worden ondersteund en tevens moet de uitwisseling van goed opgeleid personeel tussen landen en regio's worden uitgebreid. Ook moeten er nieuwe en aanvullende opleidingsprogramma's worden ontwikkeld voor bijvoorbeeld technisch en ondersteunend personeel. Bovendien moet het inzicht in de principes van de biologie en de implicaties daarvan voor het beleid bij besluitvormers binnen regeringen en financiële en andere instellingen dringend verbeterd worden.
(d) Vergroting van capaciteit
16.28.De relevante instellingen zullen de verantwoordelijkheid moeten dragen en de (politieke, financiële en personele) capaciteiten moeten hebben voor implementatie van de hierboven genoemde activiteiten en ze zullen dynamisch moeten kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen in de biotechnologie (zie programmaterrein E).
D.Het verbeteren van de veiligheidsvoorzieningen en het ontwikkelen van internationale samenwerkingsverbanden
Uitgangspunten
16.29.Voor wat betreft de inschatting van risico's en het beheer van alle aspecten van biotechnologie is er behoefte aan een verdere ontwikkeling van de uitgangspunten waarover op internationaal niveau overeenstemming bestaat; daarbij moet voortgebouwd worden op uitgangspunten die op nationaal niveau zijn ontwikkeld. Slechts wanneer er degelijke en duidelijke procedures voor veiligheid en voor grenscontrole tot stand zijn gekomen zal de gemeenschap in zijn geheel maximaal kunnen profiteren van biotechnologie en veel beter in staat zijn om de mogelijke voordelen en risico's van biotechnologie te aanvaarden. Aan veel van deze veiligheidsprocedures kan een aantal fundamentele principes ten grondslag liggen, zoals: het primair stellen van het organisme, op basis van het principe dat men steeds van het bekende moet uitgaan, en uitgevoerd in een flexibele structuur; daarbij moet aan de ene kant rekening gehouden worden met nationale doelstellingen en erkend worden dat het logisch is om te beginnen met een stap voor stap en van geval tot geval benadering, en aan de andere kant moet erkend worden dat de ervaring heeft geleerd dat in veel gevallen gekozen dient te worden voor een meer omvattende benadering, die is gebaseerd op de ervaringen in de eerste fase, en die onder andere moet leiden tot structurering en categorisering; daarmee samenhangende bestudering van risicoschatting en -beheersing, alsmede classificatie voor wat betreft gebruik binnen besloten ruimten of vrij in het milieu.
Doelstellingen
16.30.De doelstelling van dit programmaterrein is het waarborgen van veiligheid bij de ontwikkeling, de toepassing, de uitwisseling en de overdracht van biotechnologie via internationale afspraken over de uitgangspunten die gehanteerd moeten worden bij inschatting van en omgang met risico's, met name wanneer die de gezondheid van mensen en van het milieu betreffen; daarbij moet de bevolking zoveel mogelijk deelnemen en moet er rekening gehouden worden met ethische opvattingen.
Activiteiten
16.31.De activiteiten die voor dit programmaterrein worden voorgesteld, vragen om nauwe internationale samenwerking. Zij dienen gebaseerd te zijn op geplande of bestaande activiteiten voor de versnelling van milieuverantwoorde toepassing van biotechnologie, met name in ontwikkelingslanden.
(a) Beheersactiviteiten
16.32.Van regeringen op het in aanmerking komende niveau wordt verwacht dat zij, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, de particuliere sector, niet-gouvernementele organisaties en universitaire en andere wetenschappelijke instellingen:
(a)De bestaande veiligheidsprocedures op ruime schaal beschikbaar stellen door bestaande kennis bijeen te brengen en aan te passen aan de specifieke behoeften van verschillende landen en regio's;
(b)Waar nodig de bestaande veiligheidsprocedures verder ontwikkelen om wetenschappelijke ontwikkeling en classificatie te stimuleren op de gebieden van inschatting van en omgang met risico's (behoefte aan informatie; gegevensbestanden; procedures voor het inschatten van risico's en voorwaarden voor vrijgave; creëren van veiligheidsvoorwaarden; controle en inspecties; rekening houden met lopende nationale, regionale en internationale initiatieven, waar mogelijk overlapping vermijden);
(c)Op elkaar afgestemde veiligheidsprocedures samenstellen, bijwerken en verder ontwikkelen in het kader van internationaal overeengekomen uitgangspunten voor richtlijnen die in de biotechnologie toegepast moeten worden, waarbij overwogen moet worden of een internationale overeenkomst noodzakelijk en haalbaar is; uitwisseling van informatie als basis voor verdere ontwikkeling bevorderen, daarbij voortbordurend op het werk dat reeds wordt verricht door internationale organen en andere deskundige organen.
(d)Op nationaal en regionaal niveau programma's implementeren voor opleiding in de toepassing van de voorgestelde technische richtlijnen;
(e)Bijdragen tot de uitwisseling van informatie over de procedures die, met betrekking tot biotechnologische produkten, moeten zorgen voor een veilige behandeling, voor een veilige omgang met de risico's en voor de voorwaarden voor vrijgave ervan, en samenwerken bij het verlenen van onmiddellijke bijstand in noodsituaties die zich kunnen voordoen in samenhang met produkten van biotechnologie.
(b) Gegevens en informatie
Zie de paragrafen 16.32 en 16.33.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
16.33.Regeringen op het in aanmerking komende niveau dienen, met steun van de relevante internationale en regionale organisaties, het maatschappelijk besef van de relatieve voordelen en risico's van biotechnologie te vergroten.
16.34.Verdere activiteiten dienen het volgende in te houden (zie ook paragraaf 16.32):
(a)Het organiseren van een of meer regionale bijeenkomsten van landen met de bedoeling vast te stellen welke verdere praktische stappen er moeten worden ondernomen om de internationale samenwerking op het gebied van veiligheid in verband met biotechnologie te bevorderen;
(b)Het oprichten van een internationaal netwerk van nationale, regionale en mondiale contacten;
(c)Het verlenen van onmiddellijke bijstand op aanvraag via het internationale netwerk, met behulp van informatienetwerken, gegevensbestanden en informatieprocedures;
(d)Bezinning op de vraag of internationaal overeengekomen richtlijnen voor veiligheid bij vrijgave van biotechnologieprodukten noodzakelijk en haalbaar zijn, waarbij inschatting van en omgang met risico's moet zijn inbegrepen, en bezinning op de vraag of er een onderzoek moet komen naar de haalbaarheid van richtlijnen die nationale wetgeving op het gebied van verantwoordelijkheid en schadeloosstelling zouden kunnen vergemakkelijken.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
16.35.Het Secretariaat van de UNCED schat dat voor de implementatie van dit programma de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $2 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
Zie paragraaf 16.32.
(c) Vorming
Zie paragraaf 16.32.
(d) Vergroting van capaciteit
16.36.Er dient voldoende internationale technische en financiële bijstand te worden gegeven en de technische samenwerking met ontwikkelingslanden dient te worden vergemakkelijkt om zodoende technische, leidinggevende, planvormende en bestuurlijke capaciteit op nationaal niveau op te bouwen ter ondersteuning van de activiteiten van dit programmaterrein. Zie ook programmaterrein E.
E.Het creëren van randvoorwaarden voor ontwikkeling en milieuverantwoorde toepassing van biotechnologie
Uitgangspunten
16.37.Een versnelling van de ontwikkeling en toepassing van biotechnologieën vraagt, met name in ontwikkelingslanden, om een grote inspanning om institutionele capaciteiten op nationaal en regionaal niveau op te bouwen. In ontwikkelingslanden zijn randvoorwaarden, zoals opleidingscapaciteit, kennis, voorzieningen en fondsen voor onderzoek en ontwikkeling, industriële bouwcapaciteit, kapitaal (inclusief risicodragend kapitaal), bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, en deskundigheid op gebieden als marketing, research, aspectenonderzoek, en evaluatie van de sociaal economische toestand en van veiligheid vaak ontoereikend. Daarom zullen er inspanningen gedaan moeten worden om op dit en ander gebied capaciteit op te bouwen en zullen dergelijke inspanningen ondersteund moeten worden met voldoende financiële middelen. De eigen capaciteit van de ontwikkelingslanden zal moeten worden versterkt door middel van nieuwe internationale initiatieven voor ondersteuning van onderzoek, om zodoende de ontwikkeling te versnellen van zowel nieuwe als conventionele biotechnologische methoden om tegemoet te komen aan de behoefte aan duurzame ontwikkeling op lokaal, nationaal en regionaal niveau. Nationale mechanismen om rekening te houden met op voldoende informatie gebaseerd commentaar van de bevolking met betrekking tot biotechnologisch onderzoek en toepassingen dienen deel uit te maken van het proces.
16.38.Enkele activiteiten op nationaal, regionaal en mondiaal niveau hebben betrekking op de problemen die uiteengezet zijn in de programmaterreinen A, B, C en D, en eveneens op advisering aan landen afzonderlijk op het gebied van de ontwikkeling van nationale richtlijnen en van systemen om die richtlijnen te implementeren. Over het algemeen zijn deze activiteiten echter niet gecoördineerd en hebben ze betrekking op allerlei organisaties, prioriteiten, groeperingen, tijdschalen, financiële middelen en beperkingen op het gebied van hulpbronnen. Om de beschikbare hulpbronnen zo doeltreffend mogelijk te benutten is een veel samenhangender en beter gecoördineerde aanpak nodig. Zoals bij de meeste nieuwe technologieën het geval is, kunnen ook bij biotechnologisch onderzoek en bij de toepassing van de resultaten daarvan belangrijke positieve en negatieve sociaal-economische en culturele effecten optreden. Deze effecten moeten nauwkeurig worden gesignaleerd in de vroegste fasen van de ontwikkeling van biotechnologie om de gevolgen van de overdracht van biotechnologie goed te kunnen begeleiden.
Doelstellingen
16.39.De doelstellingen zijn de volgende:
(a)Het bevorderen van de ontwikkeling en toepassing van biotechnologie, met name in de ontwikkelingslanden, door:
(i)Bestaande inspanningen op nationaal, regionaal en mondiaal niveau te vergroten;
(ii)De noodzakelijke ondersteuning te verlenen aan biotechnologie, met name aan onderzoek en produktontwikkeling, op nationaal, regionaal en internationaal niveau;
(iii)Het maatschappelijk bewustzijn te vergroten van de relatieve voordelen van en de risico's die samenhangen met biotechnologie, om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling;
(iv)Hulp te bieden bij het scheppen van een gunstig klimaat voor investeringen, voor de opbouw van industriële capaciteit en voor distributie/marketing;
(v)Wetenschappelijke uitwisseling tussen alle landen aan te moedigen en de "brain drain" af te remmen;
(vi)Erkenning en steun te geven aan de traditionele methoden en de kennis van inheemse volkeren en hun gemeenschappen en te waarborgen dat zij kunnen delen in de economische en commerciële voordelen die ontwikkelingen in de biotechnologie opleveren.
(b)Bepalen welke middelen de juiste zijn om de lopende inspanningen te vergroten, waar mogelijk voortbouwend op al bestaande randvoorwaarden, met name op regionaal niveau, teneinde exact vast te stellen welke aanvullende initiatieven nodig zijn, met name waar het de ontwikkelingslanden betreft, en teneinde geschikte responsstrategieën te ontwikkelen, waarbij inbegrepen aanbevelingen voor nieuwe internationale mechanismen;
(c)Passende mechanismen in werking stellen of aanpassen voor de evaluatie van veiligheid en de inschatting van risico's op lokaal, regionaal en internationaal niveau, indien van toepassing.
Activiteiten
(a) Beheersactiviteiten
16.40.Van regeringen op het in aanmerking komend niveau wordt verwacht dat zij, met steun van internationale en regionale organisaties, de particuliere sector, niet-gouvernementele organisaties en universitaire en andere wetenschappelijke instellingen:
(a)Beleid ontwikkelen en aanvullende bronnen mobiliseren om een ruimere toegankelijkheid van de nieuwe biotechnologie te bevorderen, in het bijzonder door ontwikkelingslanden en tussen ontwikkelingslanden onderling;
(b)Programma's implementeren voor vergroting van het maatschappelijk bewustzijn bij de bevolking en bij de belangrijke besluitvormers op het gebied van de potentiële en relatieve voordelen en risico's van de milieuverantwoorde toepassing van biotechnologie;
(c)Een urgente beoordeling uitvoeren van bestaande randvoorwaarden, van programma's en activiteiten op nationaal, regionaal en mondiaal niveau om daarin sterke punten, zwakheden en lacunes vast te stellen en om de voornaamste behoeften van ontwikkelingslanden vast te stellen;
(d)Dringend een nieuw kritisch beoordelingonderzoek uitvoeren om te kunnen vaststellen wat er nodig is om de lokale voorzieningen voor milieuverantwoorde toepassing van biotechnologie te versterken die bestaan binnen en onderling gedeeld worden door ontwikkelingslanden. Hiertoe behoren, als eerste stap, bezinning op manieren waarop bestaande mechanismen verbeterd kunnen worden, met name op regionaal niveau, en als tweede stap, bezinning op de vraag of er nieuwe internationale mechanismen, zoals regionale centra voor biotechnologie, moeten worden geschapen;
(e)Strategische plannen ontwikkelen om vastgestelde knelpunten door middel van geschikt onderzoek, produktontwikkeling en marketing uit de weg te ruimen;
(f)Waar dat nodig is aanvullende kwaliteitsnormen vaststellen voor biotechnologische toepassingen en produkten.
(b) Gegevens en informatie
16.41.De volgende activiteiten dienen te worden ondernomen: het vergemakkelijken van toegang tot bestaande systemen voor de verspreiding van informatie, in het bijzonder tussen ontwikkelingslanden onderling; waar dat van toepassing is het verbeteren van de toegang tot dergelijke systemen; en het overwegen van de ontwikkeling van een informatiebestand.
(c) Internationale en regionale samenwerking en coördinatie
16.42.Regeringen op het in aanmerking komend niveau dienen, met hulp van internationale en regionale organisaties, passende nieuwe initiatieven te ontwikkelen om vast te stellen welke gebieden het eerst in aanmerking komen voor onderzoek naar aanleiding van specifieke problemen en de toegang tot nieuwe biotechnologieën te vergemakkelijken, met name door en in ontwikkelingslanden en onder relevante ondernemingen binnen die landen, teneinde de eigen capaciteit te versterken en de opbouw van onderzoekscapaciteit en institutionele capaciteiten in die landen te ondersteunen.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
16.43.Het secretariaat van de UNCED schat dat voor de implementatie van dit programma de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $5 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten en ze zijn niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van onder andere de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Wetenschappelijke en technologische middelen
16.44.Workshops, symposia, seminars en andere fora voor gedachtenwisseling tussen wetenschappers zullen georganiseerd moeten worden op regionaal en mondiaal niveau, met betrekking tot onderwerpen die prioriteit moeten hebben. Daarbij moet volledig gebruik worden gemaakt van de wetenschappelijke en technologische mankracht die in elk land beschikbaar is om dergelijke gedachtenwisselingen tot stand te brengen.
(c) Vorming
16.45.Er zal vastgesteld moeten worden hoe de behoefte aan personeel zich gaat ontwikkelen en er zullen aanvullende opleidingsprogramma's moeten worden ontwikkeld op nationaal, regionaal en mondiaal niveau, met name in ontwikkelingslanden. Dit dient ondersteund te worden door meer scholing op alle niveaus, te weten predoctoraal, doctoraal en postdoctoraal, en tevens door de opleiding van technici en ondersteunend personeel, vooral ten behoeve van de vorming van geschoold personeel bij adviesbureaus, bij het opzetten van onderzoek en bij technisch en marketingonderzoek. Er moeten ook opleidingsprogramma's ontwikkeld worden voor docenten die wetenschappers en technici opleiden in instellingen voor geavanceerd onderzoek in verschillende landen over de hele wereld, en er moeten systemen worden opgezet voor passendebeloningen, prikkels en erkenning voor wetenschappers en technici (zie par. 16.44). De arbeidsvoorwaarden in ontwikkelingslanden moeten eveneens op nationaal niveau verbeterd worden om opgeleid personeel aan te moedigen en te ondersteunen, met de bedoeling dat personeel ter plaatse vast te houden. De samenleving moet voorgelicht worden over de sociale en culturele effecten die de ontwikkeling en de toepassing van biotechnologie kunnen hebben.
(d) Vergroting van capaciteit
16.46.Onderzoek en ontwikkeling van biotechnologie vindt in veel landen plaats zowel in een hoog-technologische omgeving als op praktisch niveau. Er zullen inspanningen moeten worden gedaan om ervoor te zorgen dat de noodzakelijke infrastructurele voorzieningen voor activiteiten op het gebied van onderzoek, voorlichting en technologie op gedecentraliseerd niveau tot stand komen. De mondiale en regionale samenwerking ten behoeve van fundamenteel en toegepast onderzoek en ontwikkeling zal eveneens verder uitgebreid moeten worden en alles zal in het werk gesteld moeten worden om ervoor te zorgen dat bestaande nationale en regionale voorzieningen volledig benut worden. Instellingen die zich hiermee bezighouden, bestaan reeds in een aantal landen, en het zou mogelijk moeten zijn daarvan gebruik te maken voor opleiding en gezamenlijke onderzoeksprojecten. Universiteiten, technische scholen en lokale onderzoeksinstellingen voor de ontwikkeling van biotechnologie, alsmede opleidingscentra voor de toepassing ervan zullen versterkt moeten worden, met name in de ontwikkelingslanden.