HOOFDSTUK 5 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN EN DUURZAAMHEID
5.1.Dit hoofdstuk beschrijft de volgende programmaterreinen:
(a)Het ontwikkelen en verspreiden van kennis over de relatie tussen demografische ontwikkelingen en factoren enerzijds, en duurzame ontwikkeling anderzijds;
(b)Het opstellen van een geïntegreerd nationaal milieu- en ontwikkelingsbeleid, met inachtneming van demografische ontwikkelingen en factoren;
(c)Het implementeren van geïntegreerde milieu- en ontwikkelingsprogramma's op lokaal niveau, met inachtneming van demografische ontwikkelingen en factoren.
PROGRAMMATERREINEN
A.Het ontwikkelen en verspreiden van kennis over de relatie tussen demografische ontwikkelingen en factoren enerzijds, en duurzame ontwikkeling anderzijds
Uitgangspunten
5.2.Er bestaat een wederzijdse invloed tussen demografische ontwikkelingen en factoren enerzijds, en duurzame ontwikkeling anderzijds.
5.3.De groei van de wereldbevolking en de wereldproduktie zorgen in combinatie met niet-duurzame consumptiepatronen voor een steeds groter wordende druk op het vermogen van onze planeet om het leven in stand te houden. Deze op elkaar inwerkende processen zijn van invloed op het gebruik van land, water, lucht, energie en andere hulpbronnen. Als snel groeiende steden niet goed bestuurd worden, krijgen ze te maken met omvangrijke milieuproblemen. De toename van zowel het aantal steden als hun omvang vraagt om meer aandacht voor bestuurszaken op lokaal en gemeentelijk niveau. De positie van de mens is één van de belangrijkste factoren die in het ingewikkelde stelsel van onderlinge verbanden in beschouwing genomen dient te worden, en waarmee in voldoende mate rekening gehouden dient te worden binnen een geïntegreerd beleid dat zich richt op duurzame ontwikkeling. Dergelijk beleid zou betrekking moeten hebben op de verbanden tussen demografische ontwikkelingen en factoren, het gebruik van hulpbronnen, de verspreiding van passende technologieën, en economische ontwikkeling. Tevens zou in het bevolkingsbeleid rekening gehouden moeten worden met de rol van de mens in problemen op het gebied van milieu en ontwikkeling. Beleidsmakers op alle niveaus moeten zich meer bewust worden van deze problematiek en er moet enerzijds betere informatie worden verstrekt waarop een nationaal en internationaal beleid en beleidskader kunnen worden gestoeld, en anderzijds een kader worden geschapen voor de interpretatie van deze informatie.
5.4.Het is nodig dat strategieën ontwikkeld worden om de nadelige effecten van het menselijk handelen op het milieu te verminderen, alsmede de nadelige effecten van veranderingen in het milieu op de menselijke bevolking. De verwachting is dat de wereldbevolking tegen het jaar 2020 de acht miljard zal passeren. Zestig procent van de wereldbevolking is nu al woonachtig in kustgebieden, terwijl 65 procent van de steden in de wereld met een inwonertal boven de 2,5 miljoen aan de kust ligt; een aantal van deze steden ligt al op of onder het huidige zeeniveau.
Doelstellingen
5.5.De volgende doelstellingen dienen zo snel mogelijk gerealiseerd te worden:
(a)Het integreren van demografische ontwikkelingen en factoren in de mondiaale analyse van milieu- en ontwikkelingskwesties;
(b)Het ontwikkelen van meer begrip omtrent verbanden tussen demografische ontwikkelingen, technologie, culturele gedragspatronen, natuurlijke hulpbronnen en voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het in stand houden van het leven;
(c)Het onderzoeken van de kwetsbaarheid van mensen in ecologisch kwetsbare gebieden en bevolkingscentra teneinde op alle niveaus te kunnen vaststellen welke stappen voorrang verdienen, met volledige inachtneming van de behoeften van afzonderlijke gemeenschappen.
Activiteiten
Onderzoek naar de wisselwerking tussen demografische ontwikkelingen en factoren enerzijds, en duurzame ontwikkeling anderzijds
5.6.De relevante internationale, regionale en nationale instanties zouden moeten overwegen de volgende activiteiten te ondernemen:
(a)Het identificeren van de wisselwerkingen tussen demografische ontwikkelingen, natuurlijke hulpbronnen en de systemen die het leven in stand houden, waarbij indachtig de verschillen regionaal en subregionaal niveau, die voortvloeien uit onder andere verschillende niveaus van economische ontwikkeling;
(b)Het integreren van demografische ontwikkelingen en factoren binnen het lopende onderzoek naar veranderingen in het milieu, met gebruikmaking van de deskundigheid van zowel internationale, regionale en nationale onderzoeksnetwerken als van lokale gemeenschappen, allereerst om het menselijke aandeel in veranderingen van het milieu te bestuderen, en daarnaast om kwetsbare gebieden in kaart te brengen;
(c)Het identificeren van terreinen waarop actie het meest urgent is, en het ontwikkelen van strategieën en programma's om de negatieve gevolgen van veranderingen in het milieu op de menselijke bevolking te verminderen, en vice versa.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
5.7.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van dit programma de internationale gemeenschap per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $10 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Het versterken van onderzoeksprogramma's waarin bevolking, milieu en ontwikkeling worden geïntegreerd
5.8.Om demografische analyses te kunnen integreren binnen een breder sociaal-wetenschappelijk kader op het gebied van milieu en ontwikkeling, dient interdisciplinair onderzoek te worden gestimuleerd. Internationale instellingen en netwerken van deskundigen dienen hun onderzoekscapaciteit te vergroten, met volledige inachtneming van de ervaring en kennis op gemeenschapsniveau, en zij dienen te zorgen voor verspreiding van de ervaring die is opgedaan met multidisciplinaire benaderingen en met het koppelen van de theorie aan de praktijk.
5.9.De mogelijkheden tot het opstellen van simulatiemodellen dienen verder ontwikkeld te worden, om het scala aan mogelijke gevolgen van gangbaar menselijk handelen in kaart te kunnen brengen, in het bijzonder de gezamenlijke invloed van demografische ontwikkelingen en factoren, het verbruik van hulpbronnen per hoofd van de bevolking en de verdeling van de rijkdom, alsmede de invloed van de belangrijkste migratiestromen die te verwachten zijn als zich steeds ingrijpender klimaatveranderingen en veranderingen in het leefmilieu gaan voordoen, waardoor de plaatselijke leefomgeving van mensen kan worden verwoest.
(c) Het genereren van informatie en bewustmaking van de bevolking
5.10.Sociaal-demografische informatie dient te worden verzameld in een vorm die het leggen van verbanden met fysische, biologische en sociaal-economische gegevens mogelijk maakt. Op elkaar afgestemde ruimte- en tijdsschalen, vergelijkingen tussen landen of tijdvakken, en mondiaale gedragsindicatoren dienen te worden ontwikkeld, onder meer op basis van de zienswijzen en de houding van lokale gemeenschappen.
5.11.Op alle niveaus dient men zich meer bewust te worden van de noodzaak om hulpbronnen zo duurzaam mogelijk te gebruiken door middel van een doelmatig beheer ervan, met inachtneming van de ontwikkelingsbehoeften van de bevolking van de ontwikkelingslanden.
5.12.Het besef dient te worden versterkt dat er een fundamenteel verband bestaat tussen het verbeteren van de positie van de vrouw en demografische ontwikkelingen, in het bijzondervia de verbeterde toegang van vrouwen tot onderwijs, programma's van eerstelijns- en gynaecologische gezondheidszorg, via economische onafhankelijkheid, en via hun daadwerkelijke, gelijkwaardige deelname op alle besluitvormingsniveaus.
5.13.De resultaten van onderzoek op het gebied van duurzame ontwikkeling dienen te worden verspreid door middel van technische rapporten, wetenschappelijke tijdschriften, de media, workshops, fora of via andere kanalen, zodat de gegevens kunnen worden gebruikt door beleidmakers op alle niveaus, en het milieubewustzijn van de bevolking kan worden vergroot.
(d) Het ontwikkelen en/of versterken van institutionele capaciteit en het bevorderen van de onderlinge samenwerking
5.14.Voor zover mogelijk dient een grotere samenwerking en uitwisseling van informatie plaats te vinden tussen onderzoeksinstituten en internationale, regionale en nationale instellingen en alle andere sectoren (waaronder ook de private sector, lokale gemeenschappen, niet-gouvernementele organisaties en wetenschappelijke instituten) zowel in geïndustrialiseerde landen als in ontwikkelingslanden.
5.15.Er dienen intensievere inspanningen te worden verricht om in ontwikkelingslanden de capaciteiten van nationale en lokale overheden, de private sector en niet-gouvernementele organisaties te vergroten, zodat zij tegemoet kunnen komen aan de groeiende behoefte aan een beter bestuur van snel groeiende stedelijke gebieden.
B.Het opstellen van een geïntegreerd nationaal milieu- en ontwikkelingsbeleid, met inachtneming van demografische ontwikkelingen en factoren
Uitgangspunten
5.16.In het algemeen houden bestaande plannen voor duurzame ontwikkeling rekening met de belangrijke invloed van demografische ontwikkelingen en factoren op consumptiepatronen, produktie, levensstijlen en duurzaamheid op de lange termijn. Toch moet in de toekomst aan deze onderwerpen meer aandacht worden geschonken bij het formuleren van algemene beleidslijnen en bij het opstellen van ontwikkelingsplannen. Hiertoe zullen alle landen moeten zorgen voor een verbetering van hun eigen capaciteiten tot het onderzoeken van de gevolgen van demografische ontwikkelingen en factoren op milieu en ontwikkeling. Voor zover noodzakelijk zullen zij tevens beleidslijnen en actieprogramma's moeten opstellen en implementeren. Er dienen beleidslijnen geformuleerd te worden die de gevolgen aanpakken van de op grond van het huidige groeitempo te verwachten bevolkingsgroei, terwijl ze tegelijkertijd maatregelen moeten bevatten die de demografische ontwikkeling beïnvloeden. Ze moeten milieu- en bevolkingsproblematiek koppelen aan een holistische zienswijze op ontwikkeling, waarvan de voornaamste doelstellingen bestaan uit het bestrijden van armoede, het garanderen van voldoende middelen van bestaan, een goede gezondheid, een goede kwaliteit van het bestaan, een verbetering van de positie en het inkomen van vrouwen alsmede hun opleidings- en beroepsmogelijkheden en de mogelijkheid tot het vervullen van hun persoonlijke ambities, en het vergroten van de invloed van individuele personen en gemeenschappen. Vanuit het inzicht dat volgens elk reëel bevolkingsscenario de ontwikkelingslanden geconfronteerd zullen worden met een grote toename van het aantal steden en hun omvang, dient nu al meer aandacht geschonken te worden aan hun vermogen om tegemoet te komen aan de behoeften, in het bijzonder van de zijde van vrouwen en kinderen, aan een beter gemeentelijk en lokaal bestuur.
Doelstelling
5.17.De volledige integratie van bevolkingsvraagstukken in het proces van planning en beleids- en besluitvorming dient te worden voortgezet. Bij het beoordelen van bevolkingsbeleid en -programma's dienen de rechten van vrouwen volledig te worden gerespecteerd.
Activiteiten
5.18.Regeringen en andere relevante betrokkenen zouden, met de nodige steun van hulporganisaties, onder meer de volgende activiteiten kunnen ondernemen, en verslag kunnen uitbrengen van de stand van zaken bij de implementatie ervan op de in 1994 te houden International Conference on Population and Development, met name binnen de commissie bevolking en milieu van deze conferentie.
(a) Onderzoek naar de gevolgen van nationale demografische ontwikkelingen en factoren
5.19.De verbanden tussen demografische ontwikkelingen en factoren en veranderingen in het milieu, en die tussen een achteruitgang van het milieu en de verschillende facetten van demografische verandering, dienen te worden geanalyseerd.
5.20.Er dient onderzoek verricht te worden naar de wijze waarop milieufactoren en sociaal-economische factoren elkaar wederzijds beïnvloeden bij het veroorzaken van migratie.
5.21.Kwetsbare bevolkingsgroepen (waaronder landloze landwerknemers, etnische minderheden, vluchtelingen, migranten, ontheemden en vrouwelijke kostwinners) bij wie veranderingen in de demografische structuur directe gevolgen kunnen hebben voor duurzame ontwikkeling, dienen als zodanig in kaart te worden gebracht.
5.22.Er dient onderzoek te worden gedaan naar de gevolgen van de leeftijdsopbouw van de bevolking voor de behoefte aan hulpbronnen en de afhankelijkheid van externe voorzieningen - variërend van onderwijsuitgaven ten behoeve van de jeugd tot gezondheidszorg en ondersteuning van ouderen - en de wijze waarop huishoudens hun inkomsten verwerven.
5.23.Tevens dient onderzoek gedaan te worden naar het aantal mensen dat een land kan onderhouden, uitgaande van duurzame ontwikkeling en de noodzaak om te voorzien in de menselijke basisbehoeften. Hierbij dient bijzondere aandacht te worden geschonken aan de meest fundamentele hulpbronnen zoals water en grond, en aan milieufactoren zoals de kwaliteit van ecosystemen en de biologische diversiteit.
5.24.Er dient onderzoek te worden verricht naar de invloed van nationale demografische ontwikkelingen en factoren op de traditionele bestaansmiddelen van inheemse bevolkingsgroepen en plaatselijke gemeenschappen, met inbegrip van veranderingen in het gebruik van de grond die worden veroorzaakt door de interne bevolkingsdruk.
(b) Het opzetten en versterken van een nationaal gegevensbestand
5.25.Nationale gegevensbestanden met betrekking tot demografische ontwikkelingen en factoren en het milieu dienen te worden opgezet en/of te worden versterkt, waarbij de gegevens ingedeeld worden naar ecologische regio (ecosysteem-benadering). Voor elke regio dienen korte beschrijvingen van bevolkings- en milieukarakteristieken te worden opgesteld.
5.26.Er dienen methoden en instrumenten ontwikkeld te worden om gebieden in kaart te kunnen brengen waar de duurzaamheid daadwerkelijk of mogelijk in gevaar wordt gebracht door de effecten op het milieu van demografische ontwikkelingen en factoren. Hierbij dienen zowel reeds verzamelde als nog te verzamelen demografische gegevens die in verband staan met natuurlijke milieu-processen, in beschouwing te worden genomen.
5.27.Er dienen case-studies verricht te worden naar de reacties van verschillende lokale bevolkingsgroepen op demografische ontwikkelingen, met name in gebieden waar sprake is van druk op het milieu, en in verpauperende stedelijke centra.
5.28.Bevolkingsgegevens dienen opgesplitst te worden naar onder meer geslacht en leeftijd, om rekening te kunnen houden met de gevolgen van de verdeling van werk tussen man en vrouw voor het gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen.
(c) Het integreren van demografische aspecten in beleid en planning
5.29.Bij het formuleren van een huisvestingsbeleid dient rekening gehouden te worden met de behoefte aan hulpbronnen, de afvalproduktie en de kwaliteit van ecosystemen.
5.30.Voor zover van toepassing dienen de primaire en secundaire effecten van demografische veranderingen op milieu- en ontwikkelingsprogramma's daarin te worden geïntegreerd. Daarnaast dient de uitwerking van deze programma's op de demografische situatie onderzocht te worden.
5.31.Binnen het nationale bevolkingsbeleid dienen doelstellingen en programma's te worden ontwikkeld en geïmplementeerd die in overeenstemming zijn met nationale milieu- en ontwikkelingsprojecten ten behoeve van de duurzaamheid, en die recht doen aan de vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden van het individu.
5.32.Gerichte sociaal-economische beleidsprogramma's dienen ontwikkeld te worden voor de jeugd en voor ouderen, gebaseerd op ondersteuning zowel vanuit de familie als door de staat.
5.33.Beleidslijnen en programma's dienen ontwikkeld te worden om in te kunnen spelen op de verschillende soorten migratie die veroorzaakt worden door, dan wel leiden tot, verstoringen van het milieu. Hierbij dient speciale aandacht te worden geschonken aan vrouwen en kwetsbare bevolkingsgroepen.
5.34.Demografische kwesties, waaronder tevens valt de zorg voor milieuvluchtelingen en ontheemden, dienen te worden verwerkt in de programma's voor duurzame ontwikkeling van de relevante internationale en regionale organisaties.
5.35.Er dienen nationale onderzoeken dienen te worden verricht, en er dient op nationaal niveau te worden toegezien op de integratie van bevolkingsbeleid in nationale ontwikkelings- en milieustrategieën.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
5.36.Het secretariaat van de Conferentie schat dat de internationale gemeenschap voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $90 miljoen ter beschikking zou moeten stellen, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Het vergroten van het besef van de wisselwerking tussen demografischefactoren en milieufactoren
5.37.In alle sectoren van de maatschappij dient het inzicht in de wisselwerking tussen demografische ontwikkelingen en factoren en duurzame ontwikkeling te worden vergroot. De nadruk dient te liggen op actie op lokaal en nationaal niveau. Onderwijs en voorlichting op het gebied van de demografie en op het gebied van duurzame ontwikkeling dient zowel in de formele als de informele sector te worden gecoördineerd en geïntegreerd. Bijzondere aandacht dient te worden geschonken aan programma's ter bestrijding van analfabetisme onder de bevolking, meer in het bijzonder onder vrouwen. Speciale nadruk dient te worden gelegd op het koppelen van deze programma's aan de grondbeginselen van milieuzorg en het verschaffen van eerstelijns gezondheidszorg.
(c) Het versterken van instellingen
5.38.De capaciteit van nationale, regionale en lokale organisaties om problemen aan te pakken die te maken hebben met demografische ontwikkelingen en factoren en duurzame ontwikkeling, dient te worden vergroot. Dit betekent onder meer dat de relevante instanties die de verantwoording dragen in bevolkingskwesties zullen moeten worden versterkt om hen in staat te stellen beleidslijnen uit te werken die in overeenstemming zijn met de nationale vooruitzichten op het gebied van duurzame ontwikkeling. De samenwerking tussen regeringen, nationale onderzoeksinstituten, niet-gouvernementele organisaties en lokale gemeenschappen met als doel problemen te onderzoeken en het beleid te evalueren, dient eveneens geïntensiveerd te worden.
5.39.De capaciteiten van de relevante organen, organisaties en instanties van de Verenigde Naties, van internationale en regionale intergouvernementele instanties, niet-gouvernementele organisaties en lokale gemeenschappen dienen, voor zover noodzakelijk, te worden vergroot, om landen op hun verzoek te kunnen helpen bij het ontwikkelen van een duurzaam ontwikkelingsbeleid en de nodige hulp te kunnen bieden aan ontheemden en aan milieuvluchtelingen.
5.40.Onderlinge steun van bij duurzaam ontwikkelingsbeleid en -programma's betrokken instellingen dient te worden verbeterd door middel van een betere coördinatie van de activiteiten op het gebied van bevolkingsbeleid en milieu.
(d) Het bevorderen van vorming
5.41.De internationale en regionale wetenschappelijke instituten dienen overheden op hun verzoek te helpen om in de opleiding van demografen en bevolkings- en milieudeskundigen aandacht te besteden aan overwegingen met betrekking tot de wisselwerkingen tussen bevolking en milieu, zowel op mondiale schaal alsook binnen ecosystemen en op micro-niveau. In deze opleidingen dient ook onderzoek te worden opgenomen naar dergelijke wisselwerkingen en naar manieren om geïntegreerde strategieën te ontwikkelen.
C. Het implementeren van geïntegreerde milieu- en ontwikkelingsprogramma's op lokaal niveau, met inachtneming van demografische ontwikkelingen en factoren
Uitgangspunten
5.42.Bevolkingsprogramma's zijn doeltreffender wanneer ze geïmplementeerd worden in combinatie met een erop afgestemd beleid dat verschillende sectoren bestrijkt. Om tot duurzaamheid te komen op lokaal niveau is een nieuw beleidskader nodig dat niet alleen demografische ontwikkelingen en factoren omvat, maar ook factoren als de kwaliteit van ecosystemen of technologie en huisvesting, alsmede sociaal-economische structuren en de toegang tot hulpbronnen. Bevolkingsprogramma's dienen in overeenstemming te zijn met sociaal-economische planning en milieuprogramma's. Geïntegreerde programma's ten behoeve van duurzame ontwikkeling dienen maatregelen met betrekking tot demografische ontwikkelingen en factoren op één lijn te brengen met activiteiten op het gebied van het beheer van hulpbronnen en met ontwikkelingsdoeleinden die tegemoetkomen aan de behoeften van de betrokkenen.
Doelstelling
5.43.Bevolkingsprogramma's dienen te worden geïmplementeerd in samenhang met lokale programma's op het gebied van het beheer van natuurlijke hulpbronnen en ontwikkeling die garant staan voor een duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en de kwaliteit van het menselijk bestaan en die van het milieu verbeteren.
Activiteiten
5.44. Regeringen en lokale gemeenschappen, waaronder lokale vrouwenorganisaties en nationale niet-gouvernementele organisaties, zouden, voor zover van toepassing en in overeenstemming met nationale plannen, doelstellingen, strategieën en prioriteiten, onder meer de onderstaande activiteiten kunnen ondernemen met hulp van en in samenwerking met internationale organisaties. Regeringen kunnen hun ervaringen met het implementeren van Agenda 21 uitwisselen op de in 1994 te houden International Conference on Population and Development, met name binnen de commissie bevolking en milieu.
(a) Het ontwikkelen van een kader voor actie
5.45.Samen met de relevante maatschappelijke groeperingen dient een effectief proces van overleg in gang te worden gezet en geïmplementeerd, waarbij voor alle programmaonderdelen de formulering en besluitvorming wordt gebaseerd op een landelijk proces van overleg dat gestalte krijgt, voor zover van toepassing, in plaatselijke bijeenkomsten, regionale workshopsen nationale congressen. Dit proces moet garanderen dat standpunten van zowel vrouwen als mannen over behoeften, mogelijkheden en beperkingen in evenredige mate terug te vinden zijn in de opzet van programma's, en dat oplossingen gebaseerd zijn op concrete ervaringen. Binnen dit proces dient speciale aandacht uit te gaan naar het arme en sociaal zwakkere deel van de bevolking.
5.46.Op nationaal niveau vastgestelde beleidslijnen voor geïntegreerde en veelzijdige programma's dienen te worden geïmplementeerd, met speciale aandacht voor vrouwen, voor het armste deel van de bevolking dat leeft in de meest bedreigde gebieden en voor andere kwetsbare groeperingen, waarbij ervoor dient te worden gezorgd dat bevolkingsgroepen die met name in staat zijn tot actieve deelname aan het proces van verandering en duurzame ontwikkeling, hierbij betrokken worden. Speciale nadruk dient te liggen op programma's die tegelijkertijd meerdere doelstellingen verwezenlijken door niet alleen duurzame economische ontwikkeling te bevorderen, maar ook de nadelige effecten van demografische ontwikkelingen en factoren teniet te doen en milieuschade op de lange termijn te vermijden. Voor zover van toepassing dienen de programma's, naast andere factoren, aandacht te besteden aan het veiligstellen van de voedselvoorziening, aan de beschikbaarheid van een beschermd pachtstelsel, aan de eerste behoeften op het gebied van de huisvesting, en aan de daarvoor noodzakelijke infrastructuur, onderwijs, sociale gezinszorg, zwangerschapszorg, speciale kredietvoorzieningen voor gezinnen, herbebossingsprogramma's, basismilieuzorg, en werkgelegenheid voor vrouwen.
5.47.Een analytisch kader dient te worden ontwikkeld om zicht te krijgen op elkaar aanvullende en ondersteunende elementen van duurzaam ontwikkelingsbeleid. Daarnaast dienen op nationaal niveau controle- en evaluatiemechanismen te worden ontwikkeld om het effect van deze elementen op de bevolkingsontwikkeling te kunnen controleren.
5.48.Speciale aandacht dient geschonken te worden aan de fundamentele rol van vrouwen in bevolkings-/milieuprogramma's en bij het tot stand brengen van duurzame ontwikkeling. Projecten dienen gebruik te maken van mogelijkheden om verworvenheden op sociaal, economisch en milieugebied met elkaar in verband te brengen in het belang van vrouwen en hun gezinnen. Een grotere invloed van vrouwen is van fundamenteel belang en dient bereikt te worden door middel van onderwijs, voorlichting en beleidsmaatregelen die de erkenning en verbetering bewerkstelligen van de rechten van de vrouw en haar toegang tot bezit, mensen- en burgerrechten, arbeidsbesparende maatregelen, werkgelegenheid en deelname in het besluitvormingsproces. Bevolkings-/milieuprogramma's dienen vrouwen in staat te stellen zich in te zetten voor een verlichting van hun lasten en een verbetering van hun mogelijkheden om te profiteren van sociaal-economische ontwikkelingen. Speciale maatregelen dienen te worden genomen om de kloof te overbruggen tussen de percentages analfabeten onder vrouwen en mannen.
(b) Het ondersteunen van programma's die leiden tot duurzaamheid door het bevorderen van veranderingen in demografische ontwikkelingen en factoren
5.49.Gezondheidszorgprogramma's met betrekking tot de voortplanting dienen, voor zover noodzakelijk, te worden opgezet en verbeterd, om de sterfte onder moeders en kinderen, ongeacht de oorzaken, terug te dringen en vrouwen en mannen in staat te stellen hun persoonlijke wensen te vervullen op het gebied van de gezinsgrootte, op een manier die in overeenstemming is met hun vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden.
5.50.Regeringen dienen actief stappen te ondernemen om, zo snel mogelijk, voor zover noodzakelijk en in overeenstemming met de per land verschillende omstandigheden en wettelijke stelsels, maatregelen te implementeren die garanderen dat vrouwen en mannen dezelfde rechten hebben om in vrijheid en op verantwoorde wijze te beslissen over het aantal kinderen en het tijdstip van kinderen krijgen, en om zich toegang te verschaffen tot informatie, onderwijs en voorzieningen, zodat ze in staat zijn dit recht uit te oefenen in overeenstemming met hun vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden, met inachtneming van ethische en culturele overwegingen.
5.51.Regeringen dienen actief stappen te ondernemen tot het implementeren van programma's die dienen om preventieve en curatieve gezondheidsvoorzieningen in te stellen en te versterken die een op vrouwen gerichte en door vrouwen beheerde veilige en effectieve zwangerschapszorg omvatten, evenals, voor zover van toepassing, betaalbare en toegankelijke voorzieningen voor een verantwoorde gezinsplanning, in overeenstemming met de beginselen van vrijheid, waardigheid en persoonlijke waarden, met inachtneming van ethische en culturele overwegingen. De programma's dienen gericht te zijn op het bieden van een uitgebreide gezondheidszorg, inclusief prenatale zorg, onderwijs en voorlichting over gezondheid en verantwoord ouderschap, en dienen alle vrouwen in staat te stellen volledig borstvoeding te geven, in ieder geval tijdens de eerste vier maanden na de bevalling. De programma's dienen de rol en het welzijn van de vrouw in produktie en voortplanting volledig te ondersteunen, met speciale aandacht voor de noodzaak, te voorzien in een gelijkwaardige en verbeterde gezondheidszorg voor alle kinderen, en de noodzaak, de kans op sterfte en ziekte bij moeders en kinderen terug te dringen.
5.52.In overeenstemming met nationaal geldende prioriteiten dienen op de verschillende culturen afgestemde voorlichtings- en onderwijsprogramma's ontwikkeld te worden die mannen en vrouwen toegankelijke informatie verschaffen op het gebied van de zwangerschapszorg.
(c) Het scheppen van passende institutionele voorzieningen
5.53.Voor zover noodzakelijk dienen bestuurlijke eenheden en institutionele voorzieningen ten behoeve van de implementatie van maatregelen op het gebied van de demografie te worden bevorderd. Dit vereist de steun en betrokkenheid van politieke, inheemse, religieuze en traditionele gezagsdragers, alsmede van de private sector en de nationale wetenschapskringen. Landen dienen de bestaande vrouwenorganisaties nauw bij het ontwikkelen van deze benodigde institutionele voorzieningen te betrekken.
5.54.Hulp aan de bevolking dient in overleg met de bilaterale en multilaterale donorlanden te worden gecoördineerd om te kunnen garanderen dat wordt voorzien in de behoeften en vereisten van het bevolkingsbeleid van alle ontwikkelingslanden, waarbij de eindverantwoordelijkheid voor de coördinatie, de keuzes en strategieën van de ontvangende landen volledig worden gerespecteerd.
5.55.Op lokaal en internationaal niveau dient de coördinatie te worden verbeterd. Gangbare werkmethoden dienen te worden verbeterd om hulpbronnen optimaal te kunnen benutten, gebruik te kunnen maken van collectieve ervaringen en de implementatie van programma's te kunnen verbeteren. Het UNFPA en andere relevante instellingen dienen de coördinatie van internationale samenwerkingsactiviteiten van ontvangende en donorlanden te versterken om te kunnen garanderen dat voldoende fondsen ter beschikking staan om tegemoet te kunnen komen aan de groeiende behoeften.
5.56.Er dienen voorstellen ontwikkeld te worden voor lokale, nationale en internationale bevolkings-/milieuprogramma's die verenigbaar zijn met de specifieke behoeften voor het bereiken van duurzaamheid. Waar nodig dienen institutionele veranderingen te worden geïmplementeerd zodat mensen voor hun oude-dagvoorziening niet alleen afhankelijk zijn van familieleden.
Middelen ter implementatie
(a) Financiering en kostenraming
5.57.Het secretariaat van de Conferentie schat dat voor de implementatie van de activiteiten van dit programma per jaar (1993-2000) een gemiddeld bedrag van circa $7 miljard nodig zou zijn, waarvan circa $3,5 miljard afkomstig zou moeten zijn van de internationale gemeenschap, in de vorm van schenkingen of concessionele middelen. Deze ramingen zijn slechts indicaties voor de orde van grootte van de kosten, en zijn nog niet door de regeringen beoordeeld. De werkelijke kosten en financieringsvoorwaarden zullen, ook wanneer deze eventueel niet de vorm van zachte leningen aannemen, afhankelijk zijn van, onder andere, de specifieke strategieën en programma's die de regeringen zullen gaan implementeren.
(b) Onderzoek
5.58.Er dient onderzoek te worden verricht met als doel het ontwikkelen van concrete actieprogramma's; hierbij zal het nodig zijn prioriteiten te stellen voor de voorgestelde onderzoeksterreinen.
5.59.Er dient sociaal-demografisch onderzoek te worden verricht naar de manier waarop bevolkingsgroepen reageren op een veranderend milieu.
5.60.Er dient meer inzicht te komen in de sociaal-culturele en politieke factoren die een positieve bijdrage kunnen leveren aan de acceptatie van de instrumenten van het bevolkingsbeleid.
5.61.Er dienen overzichten opgesteld te worden van veranderingen die optreden in de behoefte aan speciale dienstverlening ten behoeve van een verantwoorde planning van de gezinsgrootte, waarbij gelet wordt op variaties binnen verschillende sociaal-economische bevolkingsgroepen of binnen verschillende geografische regio's.
(c) Vorming en vergroting van capaciteit
5.62.Het terrein van de vorming en de vergroting van capaciteit, met speciale aandacht voor voorlichting en onderwijs aan vrouwen, is van fundamenteel belang en dient hoge prioriteit te krijgen bij de implementatie van bevolkingsprogramma's.
5.63.Er dienen workshops georganiseerd te worden om programma- en projectleiders te helpen bij het koppelen van bevolkingsprogramma's aan andere doelstellingen met betrekking tot milieu en ontwikkeling.
5.64.Er dient voorlichtingsmateriaal ontwikkeld te worden, met inbegrip van instructie- en werkboeken voor degenen die zich bezighouden met planning of besluitvorming en voor anderen die actief betrokken zijn bij bevolkings-/milieu-/ontwikkelingsprogramma's.
5.65.Samenwerking dient tot stand te worden gebracht tussen overheden, wetenschappelijke instellingen en niet-gouvernementele organisaties binnen regio's, en met soortgelijke instellingen buiten de regio. Samenwerking met plaatselijke organisaties dient te worden aangemoedigd om hun bekendheid met deze problematiek te vergroten en hen in staat te stellen deel te nemen aan demonstratieprojecten en verslag te doen over de opgedane ervaringen.
5.66.De in dit hoofdstuk gedane aanbevelingen zijn niet bedoeld om op welke wijze dan ook vooraf invloed uit te oefenen op de discussies die gevoerd zullen worden op de International Conference on Population and Development in 1994, het meest geschikte forum om de bevolkings- en ontwikkelingsvraagstukken te behandelen, gezien de aanbevelingen van de in 1984 te Mexico Stad gehouden International Conference on Population, en met de Forward-looking Strategies for the Advancement of Women zoals aangenomen op de World Conference to Review andAppraise the Achievements of the United Nations Decade for Women: Equality, Development and Peace, gehouden te Nairobi in 1985.